VRIJDAG 13 OCTOBER 1933 Donkere herfstmiddag aan de kast. (De haven van Southend, Engeland) kleeren, en een deftige levensbeuheid. Overdag genoot Freule van Martin's geestdrift; 's avonds ergerde zij zich aan Ronnie's onverholen afkeuring voor haar jongste onderneming. Het gordijn ging op, den avond van de eerste voorstelling, en Freule kreeg een jubelend applaus niet omdat zij Freule Hammond was, maar omdat zij een knap slank meisje bleek te zijn met een massa goudblond haar en een blijden warmen mond, een meisje dat spelen kon en zich bewoog met het gemak en de sierlijkheid van een vlam. Zij, die van den room dronken, waren er, en ook de menschen, die zich tevreden stelden met de afgeroomde melk. Freule-stond met Martin Shell achter de coulissen, en hij zei „Freule, Freule 't Is prachtig geweest Ze straalde van geluk. „Ga je een stukje met me eten straks vroeg hij. De glans week uit haar oogen. „Ik kan niet, Martin. Ik had al afgesproken." „O," zei hij. „Ja natuurlijk. Ze gaan je zeker fuiven." „Zal wel," zei Freule. Ze ging weg, maar kwam terug. Ze legde haar hand op zijn arm. „ik ging lièver met jou mee," fluisterde ze. Toen liet ze hem alleen. Martin Shell sliep dien nacht met dat zinnetje in zijn geest. „Ik ging veel liever met jou ik ging veel liever met jou." Het was hem zoet in de ooren. Freule ging naar haar fuifje, en, vreemd zij moest maar aldoor blijven denken, hoe prettig 't geweest zou zijn, als ze nu tegenover Martin Shell had gezeten en die haar had verteld, hoe heerlijk het leven was. Freule had niet geweten, dat er nog meer menschen waren, die het leven zoo'n heerlijk wonder vonden, vóór zij Martin leerde kennen. Den volgenden dag kwam Ronnie bij de repetitie binnenloopen. Martin en Freule zaten samen op één pakkist. Ronnie stond naar hen te^ijken, achter hun rug. „Je hebt zeker nog nooit van je leven iets hoeven doen," zei Martin pein zend, „waar je geen zin in had „Ik geloof 't niet," zei Freule. „Hoezoo?" Hij zat met zijn hielen tegen de kist te schoppen. „Ik heb als jongen met waschzakken loopen sjouwen," zei hij opeens. „O, leuk -riep Freule. „Ik heb nog nooit een zoon van een waschvrouw gekend." „Dan ken je er nu een," zei Martin. „Freule 1" zei toen de stem van Ronnie, en hij kwam vóór hen staan. „O, hallo Ronald!" zei het meisje. „Ik ben blij, dat je komt. Heb je sigaretten bij je Wij zijn rut." Ronny gaf haar zijn koker van geslagen zilver, met monogram Freule haalde er de helft van de sigaretten uit, en gaf toen den koker terug. „Merci," zei ze. „Is er iets?" „Niets bijzonders," zei Ronnie. „Ik kom alleen maar even kijken." „Als de heeren even kennis willen maken," zei Freule. „Op den voorgrond Ronald Cuyle links Martin Shell." De twee mannen gaven elkaar de hand. „Ik zei net tegen Freule, dat ze 't groote succes van 't seizoen is," begon Martin een beetje onhandig. „Toen ik binnenkwam," zei Ronnie, „vertelde u, dat u in uw jeugd voor uw moeder de wasch bezorgd had." „O, ja," zei Martin. „Da's minder belangrijk, 't Schoot me toevallig te binnen." Maar Ronnie keek, alsof hij 't wel belangrijk vond, en hij deed dit zoo hevig, dat Martin maar wegging. „Wees toch niet zoo onhebbelijk 1" zei Freule. „Je stond Martin aan te kijken, of jeof je „Of ik dacht, dat hij waschgoed besteld had, toen hij een kind was," zei Ronnie. „En 't verwondert me, dat jij 'm óók niet zoo aan hebt gekeken. Die guit is verliefd op je." „Verliefd op me vroeg Freule ongeloovig. „Doe niet zoo achterlijk, Ronald. En ik zie óók niet in, wat 't voor verschil maakt, dat hij waschgoed bezorgd heeft." „Freule, je moest maar liever naar huis gaan. 't Loopt mis." „Hoe bedoel je, mis „Nou, ze brengen hier je hoofd op hol en de heele boel loopt in de soep 1 Als je vijftig bent, zit je in een goedkoop pensionnetje te verteilen Ja, ik heb betere dagen gekend maar mijn man heeft zoo'n slecht seizoen gehad van 't jaar „Je bent belachelijk 1" riep Freule, en zij sprong van haar kist af. „Als je hier gekomen bent, om den parvenu uit te hangen, moet je maar gauw weer maken, dat je weg komt." „Daar kom ik niét voor," zei Ronnie. „Ik kom je uitnoodigen, om mee te gaan soupeeren vandaag. Met Don en Mary." „Ik kan niet," loog Freule. „Ik heb al 'n afspraak." Gezien de omstandigheden van het oogenblik had zij snel het besluit genomen, zichzelf uit te noodigen voor een soupertje met Martin. „Heb je er bezwaar tegen, me te vertellen, wat dat voor een afsptaak is vroeg Ronnie op een gedwongen-onverschilligen toon. „Ja, dat heb ik," antwoordde Freule. „Ga nu maar naar huis, Ronnie. Je verveelt me." Ronnie ging dus naar huis, en vertelde aan den vader van Freule, wat hij vermoedde. „Ik geloof," zei hij, „dat die zoon van een waschvrouw verliefd op haar is. En ik geloof, dat ze vanavond met hem gaat soupeeren. 't Wordt tijd, dat er iets aan gedaan wordt." Edward Hammond stond op en liep naar het raam. „Je weet, hoe Freule is," zei hij. „Ik kan net zoo goed een huwelijks

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 29