No 20 VRIJDAG 13 OCTOBER 1933 613 Middagdutje in Las Palmas. typen. Ze bedelen, bidden let terlijk om 'n aalmoes, handen wringend en smeekend.'n Kleine, donkerbruine stumper van 'n paar jaren steekt z'n handjes uit en weet nti al, hoe hij z n hoofdje draaien moet om er meewarig uit te zien. Twee meisjes, met een prachtig zigeunertype, dansen, de armen hoog öp-kron- kelend, elegant, een Murillo-jongen speelt op zijn luitbij den donkeren ingang van een rots spleet staat een Éoude vrouw, zoo bruin als e.n witte haren van het voorhoofd, klapt in 'r rim pelige handen en danst mee, improviseerend 'n liedje op wie weet wat voor romantisch mo tief. De kermis wagen - roman tiek, die men in Holland ont- „bepaalde orde" •"S/ÏLL— onzer land- De kapitein van de „Flandria". SchaPPen.iS Wer gesublimeerd. De theatrale armoede dezer zigeuners van Atalaya is mooier dan de rijkst gemonteerde opera-opvoering vermag te geven. En hoe komt het toch, dat alles, wat deze menschen dragen, smaakvol is, dat ze hun huisraad altijd kunstzinnig neerzetten' en van hun armoede getuigen in stillevens, die kant en klaar zijn voor een schilderij .Zelfs de wasch, die ze te drogen hangen, lijkt met zorg voor kleur en plaats bestudeerd te zijn. Het schrijnende der tegenstelling armoede en bloemen weelde wordt weggenomen door de schoonheid der levensuiting en het medelijden der toeristen wordt getemperd, omdat ze aan een schitterende comedie denken en de werkelijkheid niet zien achter de natuurlijke coulissen. Zóó is 't bedeldorp Atalaya bekoorlijk armoe dig, een wonder van kleuren. Gran Canaria is groot en 't is onmogelijk om al zijn schoonheid te genieten. Een enkele rit nog door de hoofdstad, een blik op het leven bij het Parque de San Telmo, een kijkje omhoog naar een venster, waarachter een oude Spaansche tusschen twee dwerg-cypressen zit te luisteren naar den zang van haar kanaries, een enkel ezeltje nog onder 'n palm en 'n tomaten-etend kereltje vóór 'n bazar en dan met een snellen auto naar de haven, waar voor ons, landrotten, de weldadige rust van het zeeleven weer begint. De „Flandria" neemt ons gastvrij op en, langs de Indiërs, die op 't dek hun bazar hebben leeg gestort en de kooplieden, die tot iederen prijs ons een levend souvenir in den vorm van 'n zielig Palmashondje of 'n kanarie pietje willen afstaan, verdwijnen we naar de hut om het Cana- rische stof af te kloppen. Nu begint weer het luie leventje in de dekstoelen, het zonbesche nen, bruin7kleurend leventje van dutten, smullen, praten en bridgenNu gaan we weer drijven op het kleine stukje Holland, dat in de Amster- damsche ha ven van het lieve vader land werd af gerukt. We zijn weer Neder landers, zetten de mutsen af, die we in Ma deira kochten, trekken de zeemlederen laarzen uit en zien er weer net uit als straks in de Leidschestraat of op 't Be- zuidenhout, 'n beetje verkleurd en opgemonterd, maar overigens keurige Hol landers met lange sigarenpijpen, onberispelijke boorden, 'n pochetje, 'n beetje chauvinistisch Duitsch, Spaansch, Engelsch en Hol- landsch brabbelen we door elkaar en de schoone Mexi- caansche, die weer van de partij is, vermaakt ons op onnavolgbare wijze met Spaansche lied- De dokter der „Flandria". Dit De administrateur der „Flandria." jes en Hollandsche gemeen plaatsen, die muzikaal klin ken als zij er een exotisch tintje aangeeft. En de lofspraken op de K.N.S.M. en de K.N.L. zijn niet van de lucht. Bij de reeling ontdekken we de torens van IJmuiden. een gebeurtenis. Een leerares in 't Nederlandsch reciteert oogen- blikkelijk op luiden toon „doe open de poort" en een rustige heer, die van Funchal af gezwegen heeft, zegt plotseling Ik voel me Nederlander". De zilte traan zijner oogen stort in het zilte nat. Ook dit is een moment. Ping-pong, dektennis en zeeziekte zijn op slag vergeten, nu het vaderland wenkt. Slechts de ex-majoor der infanterie, de eenige daadwerke lijke verdediger van de plek onzer wieg, ping-pongt op z'n eentje door, zich zelf overtreffend in behen digheid, die over hem gekomen is in de jeugd- brengende landen Madeira, Tenerife en Gran Ca naria. Iedere Hollander, die voet aan wal zet, heeft 't gevoel, alsof dat oogenblik beslissend is' voor de wereldgeschiedenis. Hij stapt en treedt opeens weer midden in de groep van vijftig par tijen waarin de lage landen verdeeld zijn nog eens stapt hij en zit bij het theelichtje, dat ie met Verkade-bons gewonnen heeft. En nóg eens en bij den derden stap is ie op z'n kantoor. Hij kijkt omhoog en ziet een klein grijs driehoekje. Dat is de hemel, die in Madeira sprookjesachtig blauw was, in Tenerife naar smaragd zweemde en in Gran Canaria zacht rose was getint. Boven het grijze driehoekje. Beneden op de correspondentie een welkomst groet der directe belastingen. HERMAN MOERKERK. als we van wal zijn en zeer cri- tisch, als we weer de duinen zien. We gaan Lissabonsche kreeft eten, die de maitre d'hotel etaleert om onzen eetlust op te wekken we gaan kaartspelen in de lounge, dan sen, musiceeren, zwemmen in 't bassin en als we Marokko pas- seeren, kijken we naar de talkie" van Mariene Dietrich. In den warmen middag door flitsen we pijlsnel Lissabon, Waren langs Caes-Caes verder, Corina >en de Spaansche badplaatsen bewon derend, richten onzen kijker op Finisterre en Wight, laten ons uit leggen wat 'n Latijnsch zeil is en verdiepen ons in de geheimen der zeemanskunst. De kapitein zorgt weer en waakt met zijn officieren, de stewards 'waken en zorgen mee. Alles smaakt ons goed, omdat 't vacantie is en omdat de hofmeester zulke culinaire talenten bezit. We praten veel over alles wat we gezien hebben met de gerustheid, waarmee we in onze eigen huiskamer zitten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 5