660
VRIJDAG 20 OCTOBER 1933
No. 21
Aan de beurs gaat hardnekkig gerucht, dat
prospectors in het toendragebied, vijftig mijlen
benoorden de boomgrens, wolfram en diamant
hebben gevonden. Stel onmiddellijk onderzoek in.
Zorg voor primeur. Directie N. Y. H."
Philipp Curtis grinnikte, toen hij het codetele
gram van zijn directie ontcijferd had.Zoo'n opdracht
kon alleen uitgebroed worden in het gehaaste brein
van den ouden Huntley. Drie dagen geleden had de
„New York Herald" hem naar St. Louis uitge
zonden, om het Congres van de Democraten te
verslaan. En nu stuurde men hem op stel en sprong
van St. Louis naar de „Barren Lands", in noorde
lijk Canada. En dan nog met het bevel erbij, voor
een primeur te zorgen.
Curtis had den naam voor geen opdracht terug
te deinzen. Om negen uur 's morgens ontving hij
het telegram. En vijf minuten later hing hij aan de
telefoon.
Een vliegtuig naar Canada Neen, dat ging
niet vanuit St. Louis. Hij kon wel onmiddellijk
mee tot St. Paul. En vandaar uit kon hij den vol
genden morgen wel met een kist biggen mee naar
de mijnkampen in de Barren Lands.
Curtis zegende zijn goede gesternte de opdracht
van den ouden Huntley kwam hem al niet meer zoo
heel dwaas voor. Voorzien vari de hoogst noodige
bagage begaf hij zich naar het vliegveld een half
uur later was hij op weg naar het Noorden.
In St. Paul bleek de bestuurder van de kist met
biggen een oude bekende te zijn. Fred Batcombe
en hij hadden in den oorlog aan het
Westelijk front in denzelfden sector
gevochten. En hoewel zij elkaar in
geen jaren hadden ontmoet, hadden
zij de beste herinneringen aan den
vroegeren kameraadschappelijken om
gang behouden.
Fred betreurde het dat hij geen deel
kon nemen aan het uitstapje. „Ik zal
je even voorbij de boomgrens aan je
lot moeten overlaten, Philipp. Mijn
machine kan niet van drijvers of van
ski's worden voorzien. Maar ik zal
je een vertrouwd adres geven, waar
je aan een gids en aan een slede kunt
komen. Als je gereed bent met je
onderzoek, kan je in Edmond-City op
me wachten."
Philipp stemde met het voorstel
in, en den volgenden morgen zette
de U.S.P. X koers naar het hooge
Noorden. In Edmond-City, het laatste
station voor de boomgrens, voorzag
hij zich van een slede. En vergezeld
door een ouden Indiaan trok hij nog
denzelfden dag verder, de verspreide
kampen en de eenzame posten tege
moet.
Philipp raakte er de eerstvolgende
dagen stellig van overtuigd, dat de
oude Huntley het slachtoffer moest
zijn geworden van een valsch beurs-
gerucht. Noch de mannen in de kampen
langs de boomgrens, noch de zwer
vende jagers hadden iets vernomen
van opzienbarende vondsten.
Alleen een oude Indiaan wist hem
iets nieuws te vertellen. Hij deed het
met een schorre fluisterstem, alsof hij
aan een angstwekkend geheim raakte.
„Ja, er zijn nog wei verborgen schat
ten in het Noorden, sir," verzekerde
de oude man. „Devils Canyon aan de
Liard River is een van die plaatsen.
Er waaien geruchten van over, fantas
tische geruchten, die honderden man
nen en vrouwen deden besluiten er
hun geluk te beproeven. Maar niemand
vond er ooit anders dan den dood.
De schopstelen op de graven zeggen
het „gestorven van honger" en „ge
storven van gebrek". En toch be
waart het Noorden de overlevering,
DOOR WILLIAM SHEERES
dat de bodem onuitputtelijke schatten inhoudt."
„Devils Canyon, is dat niet de zoogenaamde tro
pische vallei informeerde Philipp geïnteresseerd.
De Indiaan knikte. „Ja, het is de eenige plaats
waar nog planten groeien, sir. Dat is mogelijk,
omdat er veel heete bronnen zijn. De druiven
groeien er in de schaduw van de ijsbergen. Het is
een gevloekt oord nergens anders op aarde zou
zooiets mogelijk zijn.
Philipp dacht aan de teleurstelling van den
ouden Huntley, als hij zonder copie uit het Noorden
terugkeerde. Zijn ervaringen langs de boomgrens
leverden nog geen twee kolom behoorlijk nieuws
op. En al twijfelde hij eraan of hij de New York
Herald uit deze streek ooit een primeur zou kunnen
leveren, die dien naam verdiende, toch was het niet
zoo onmogelijk, dat hij dieper het Noorden in
genoeg stof vond, om Huntley tevreden te stellen.
Hij zond zijn krant den volgenden morgen een
telegram, dat hij hoogerop trok, en een uur later
gleed hij op zijn ski's, aan den kop van de honden
spannen, door de sneeuw. Beroepszwerver als hij
was, had Philipp zich in zijn leven aan veel ont
beringen gewend. Maar een ellende als hij de
volgende tien dagen meemaakte, was hem onbe
kend gebleven. Zijn lichaam was niet gewend aan
het klimaat en de ongewone inspanning verslapte
zijn krachten. Toch gaf hij het niet op. Het idee
had zich bij hem vastgezet, dat de tocht de moeite
zou loonen. Wat hij in Devils Canyon hoopte te
vinden, kon hij zich niet voorstellen, maar hij
kreeg langzamerhand een voorgevoel, dat hem ginds
een sensatie wachtte.
Mallory, de lndiaansche gids, hield zich dapper.
Maar ook hij slaakte een zucht van verlichting,
toen zich na een tocht van veertien dagen een
groene heuvelrug aan de kim vertoonde.
„Dat is Devils Canyon, sir," wees hij Philipp.
De journalist knikte verheugd, het einde van
den tocht was nabij. Diep in den middag naderden
zij de tropische vallei. De zon was reeds lang
ondergegaan. Geen gerucht deed zich vernemen,
en op het blaffen en hijgen van de vermoeide
honden vertoonde zich nergens in den omtrek
een lichtje.
„Devils Canyon schijnt uitgestorven," merkte
Philipp op.
„Zeer waarschijnlijk, sir," antwoordde Mallory.
„Zoo nu en dan strijken er eens wat gelukzoekers
neer, maar zij verdwijnen weer spoedig. Voor
zooveel zij ten minste niet gedwongen zijn, er voor
eeuwig te blijven," besloot hij op onverschilligentoon
Uit. de duisternis dook de ruïne van een inge
storte hut op. „Garrett's paleis," sprak de Indiaan.
„Een1 kwartier verder ligt de hut van Mc. Guire.
Óf hij er zelf nog woont, weet ik niet, vijf weken
geleden nog wel."
„En zou hij de eenige bewoner zijn van de
vallei?" informeerde Philipp nieuwsgierig.
„Ja, vijf weken geleden was hij hier alleen.
Maar ik zou er niet vreemd van opzien, als hij weer
vertrokken was. Hij heeft het hier al een half jaar
uitgehouden, lang genoeg voor 'n eenzaam mensch."
De verlatenheid van deze vreemde plaats riep
in Philipp een adembeklemmende spanning op.
In de barre vlakte, waar de horizon door niets
werd begrensd dan door sneeuw en nog eens
sneeuw, viel die doodsche verlatenheid lang niet