No. 21
VRIJDAG 20 OCTOBER 1933
661
.zoo cp als hier, waar de grillige natuur een toover-
tuin temidden van het ijs geschapen had. De
tropische vallei scheen een uitverkoren plek voor
duizenden, en toch hield hier niemand het lang
uit. Dat kwam Philipp als een raadsel voor, maar
Mallory scheen het heel natuurlijk te vinden.
„Devils Canyon is vervloekt," zei hij eenvoudig,
en daarmee scheen hij het geheim voldoende te
hebben verklaard.
De hut van Mc. Quire bleek verlaten te zijn.
Zij bestond uit twee vertrekken; als er niet zoo'n
afschuwelijke stank had geheerscht, had men
kunnen aannemen, dat zij nog maar eenige minu
ten geleden door den bewoner verlaten was.
Op de tafel stond een lamp en het bed scheen pas
te zijn opgemaakt. Boven het gedoofde houtvuur
hing een pot met boonen en spek, maar de inhoud
was reeds beschimmeld. En in een hoek hing een
halster met een geladen revolver.
Mallory floot even. ,,Een vreemde vondst.
Mc. Quire schijnt nogal zorgeloos geweest te zijn.
Hij heeft blijkbaar de hut verlaten met het voor
nemen, er later weer in terug te keeren. Maar dat
hij dan zijn revolver achterlaat, is vreemd."
Philipp gaf er geen antwoord op. De vraag
waarom de bewoner zijn wapen had laten hangen,
interesseerde hem thans niet. Hij was doodmoe
en verlangde naar rust. Terwijl Mallory de honden
verzorgde, ontstak hij het vuur. En nadat zij samen
hun soberen maaltijd hadden genuttigd, begaven
zij zich onmiddellijk ter ruste, Mallory in zijn slaap
zak op den vloer en Philipp in het bed.
De honden wekten hen den volgenden morgen.
Philipp voelde zich geheel verkwikt, nu hij weer
eens op een fatsoenlijke matras geslapen had.
Hij zag de omgeving thans ook met een heel ander
oog aan dan gisteravond. Boven de weelderige
vegetatie van de tropische vallei hing een dichte
waterdamp, die door de natuurlijke geysers door
het dal gedreven werd.
„De kennismaking valt nog mee, Mallory,"
zei Philipp opgewekt.
„Dat schoon is bedrieglijk, sir," waarschuwde
de Indiaan. „Als u in den omtrek rondkijkt, zult
u dat moeten toegeven."
Philipp begaf zich nieuwsgierig naar buiten.
Links en rechts verhieven zich half ingevallen
hutten. Overal lagen verroeste spaden en houwee-
len en een groot aantal boonenblikken. Voor een
der hutten stond, uitnoodigend, een met trijp
bekleede stoel
Philipp slenterde verder. Aan den voet van den
canyon, temidden van een ruige vegetatie, lag
het kleine kerkhof. Honderden kleine grafheuvel
tjes, sommige voorzien van een kruis, maar de
meeste van een eenvoudigen spadesteel.
„Bill Spurgeon. Omgekomen van ontbering.
1932..."
„Joseph Matlein. Gestorven na'n ziekte. 1929..."
De primitieve grafteekens vermeldden zoo
ongeveer alle een dezer doodsoorzaken. Philipp
wendde zich met een huivering af. De legendarische
schatten van Devils Canyon hadden al ontelbare
menschenlevens opgeëischt. Zóóveel, dat 't dwaas
heid was om nog de hoop te koesteren, dat anderen
meer succes zouden hebben. De tropische vallei
scheen in waarheid een gevloekt oord, waarin het
vele schoons, dat de milde natuur bood, den spot
dreef met den barren nood en de nooit vermoede
ellende der menschen.
Philipp beklom een lagen heuvelrug. De grond
voelde hier rotsachtig aan en was donkerbruin
van kleur. Het viel hem als iets bijzonders op, dat
alle plantengroei er ontbrak. Plotseling bleef hij
verrast stilstaan. Langzaam groeide er iets als
verbijstering in zijn blik.
Hij bukte zich en raapte een ertsachtige steen-
brok op. Als gefascineerd bleef zijn blik er op rusten.
De grondsoort die hij in handen hield, was uraan-
oxyde en bevatte donkerbruine pechblende. En
pechblende was rijk, zeer rijk aan het uitermate
kostbare radium.
Philipp schrok van zijn toevallige ontdekking.
Er viel geen oogenblik aan te twijfelen, de heuvel
rug bestond geheel uit pechblende. Hier, aan zijn
voeten, lag de legendarische schat van Devils
Canyon; de onbekendheid van de goudzoekers
met radiumhoudende ertsen had hen deze fabel
achtige rijkdommen achteloos voorbij doen gaan.
Een rauwe kreet deed Philipp omzien. Mallory
stond voor de hut. Hij wenkte hem met zenuw
achtige gebaren nader te komen. En zoodra Philipp
den heuvelrug verliet, begon de indiaan haastig
de hónden in te spannen. Zoo haastig, dat Philip
een oogenblik dacht dat hij gek geworden was.
Hij rende den heuvel af. Hij dacht aan de
primeur, waarop Huntley wachtte. Ën tevens aan
het geweldige fortuin, dat hem zoo onverwachts
ten deel gevallen was. Zijn blijdschap liet zich niet
beheerschen; wild als een schooljongen wierp
hij zijn pelsmuts in de hoogte.
„Wat doe je, Mallory, wou je weg?" schreeuwde
hij opgewonden. Eerst nu viel het hem op, hoe
schuw de Indiaan deed. Hij blikte wild in het rond
en zijn handen sidderden. „Maar, kerel, wat is er
hernam Philipp, hoogst verbaasd nadertredend.
Mallory wenkte hem mee te gaan. Maar hij bleef
hem vijf, zes passen uit den weg. Achter de hut
bleef hij staan.
„Mc. Guire," zei hij toonloos, op een gestalte
wijzend. „Ik vond hem zooeven hij is al minstens
acht dagen dood. En hij stierf aan de pokken
De laatste woorden klonken fluisterend. Philipp
keek hem ontzet aan toch begreep hij de vreese-
lijke beteekenis nog niet van die
mededeeling.
„Wel, 't is erg, Mallory, we zullen hem
begraven," sprak hij op medelijdenden
toon.
Mallory keek hem aan of hij dacht
met een krankzinnige te doen te heb
ben. „We zullen hem laten liggen en
de hut in brand steken," zei hij heesch
en met nadruk. „En voorts zullen we
goed doen, niet te vergeten, dat ook
het bed besmet was, waarop u geslapen
hebt.
Eerst nu begreep Philipp hem.
„Groote hemel," fluisterde hij met
bevende lippen. En toen nogmaals,
met een wilden blik van angst„Groote
hemel, de pokkende pokken
Tien minuten later joeg er met ra
zende snelheid een slede door de barre
vlakte. Philipp had den kopzijn
schouders waren ingezakt als van een
man, die naar het schavot wordt geleid.
Mallory liep achter de slede, zoover
mogelijk van Philipp vandaan. Het
was mogelijk dat die voorzorgsmaat
regel nutteloos was, maar hij mocht
in deze omstandigheden toch niet
verzuimd worden
Zestien dagen later kwam de hoofd
redacteur van de New York Herald
met een bleek gelaat bij zijn directeur
binnen. In zijn hand hield hij een
telegram. „Eindelijk tijding van
Philipp Curtis." begon hij toonloos.
Mr. Huntley sprong op. „Einde
lijk... en wat telegrafeert hij vroeg
hij haastig.
De ander keek somber op. „Hij heeft
in Devils Canyon een radiumhoudende
ertsmijn ontdekt," vervolgde hij. „Een
Indiaansche gids heeft het bericht
gisteren in Edmond-City aangebracht,
't Is Curtis' laatste primeur, hij is
onderweg overleden aan de pokken."
De noodzaak in dezen crisistijd om op een
of andere manier in zijn onderhond te voor
zien. heeft geleid tot het beoefenen van aller
lei uitzonderlijke beroepen, o.a. dat van straat-
schilder. In Londen b.v. kan men deze artisten
bij gunstig meer iederen dag bezig zien.