Ze zitten alleen of ze zitten met beien, ze zitten in groepjes, ze zitten in rijen, maar nu het weer koud wordt, zit iedere dame, hetzij dan alleen of met anderen samen, te breien! Nu ploeteren kleuters en ploeteren oudjes aan voorpand en rugpand en kraagjes en mouwtjes, en zusje houdt vlijtig de streng op voor ma, en als zij naar bed is. dan doet het papa maar lauwtjes! Dan leiden de vingers en pennen de draden haast blindelings langs onnaspeurbare paden: zoo krijgen de kronkels en knoopen fatsoen, en komt zelfs het werk, dat zij averechts doen. te stade! Zij zitten geduldig de kluw af te pellen; al pratende letten zij trouw op hun tellen; ontelbare steken in 't hoofd dragen zij. opdat van den winter geen vorst-averij ze kwelle Zoo weet gij. o vrouw, ook in 't mannelijk leven met nijvere handen de warmte te geven, waarbuiten het hart wel een poollandschap leek; en zie. door uw minnende zorg valt geen steek er neven!

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 10