EEN ENGEL ONDER OORLOGIWRAKKEH door NORMA PATTERSON
Ze zei vanuit het raam
„Er is wijn in de lucht, Windy, en muziek. De heuvels zingen,
geloof ik. Kun je 't hooren
„Da's die knaap onder het raam met zijn guitaar. Een rond
trekkende troubadour bleef staan onder mijn venster. Wie is die man, met
zijn glashelderen bariton Wat zingt hij 'n zonderlinge oude zangen! Ah
Een tokkeling van guitaar-snaren.
„Ik geef je wat ik geven kan,
vraag mij niet meer, o zoete,
hart van mijn hart want had ik meer,
het lag al voor je voeten.
Een liefde, die je leven steunt,
een lied, dat óp leert zweven
meer moet je mij niet vragen, lief,
meer kan ik je niet geven."
Een liefde, die je leven steunt
De woorden van het liedje drongen in de ontzaglijke, verschrikte stilte
van de kamer, en hieven een sluier op maakte er iets levend, dat klopte
en sloeg, en deel uitmaakte van hun beider hart. Door de bevende lucht
ontmoetten hun oogen elkaar.... om in elkander te verdrinken.
De tijd bleef stilstaan. De maan en de sterren en de zon bleven vast
gevroren in het harde marmer van de ruimte. En één opgevangen klank
trilde nog en bleef.
Het was Jenny, die het eerste sprak. Al het
licht van den dag scheen zich te hebben saam
getrokken in haar gezicht in die eigenaardige,
sprekende oogen. Oogen van vurigheid en teeder-
heid en kracht.
,,'t Is niet te vëel gevraagd, Windy is 't
wel Liefde, die het leven steunen zou 1
Hij boog zich plotseling voorover, geheel ge
broken, het gezicht verbergend.
„Jenny, ik heb er tegen gevochten. Ik heb ge
probeerd, om het tusschen ons vandaan te houden.
Eiken keer als we samen waren, vocht ik om de
dingen weg te duwen, die ik niet zeggen mocht. Ik
zeg ze nu nóg nietVolgende week, als ik weet, hoe
ik er door kom. Niet eerder. Geen woord. Dóarom
heb ik zoo op die crisis aangestuurd, Jenny. Eén
van tweeën moet er komen een nieuw begin
of een einde."
„Windy
Dat liedje.... Hield hij dan nooit op?
„Ik heb wel liefde, maar niets meer
méér kan 'k niet geven, zoete....
laat zweven gaan, wie vleugels heeft
mijn hart ligt aan je voeten."
„Jenny, help me, om sterk te zijn. Je hebt
me al door zoovéél heen geholpen. Help me nu
ook. Liefde, die je leven steunt.maar dat wéét
je toch Daardoor ben ik nog hier. Dat zachte
zuchtje leven is van jou Maar je bent jong,
Jenny en je bent zoo'n wonder. Iedereen heeft
je noodig, en iedereen houdt van je. Je hebt alle
blije, onbelemmerde kansen. Ik zou 't niet anders
willen hebben. Nee nee 1 Ik zou je alleen maar
kwaad doen."
Zij probeerde te spreken, en haar oogen smeek
ten hem, maar hij dwong haar tot zwijgen.
„O, ik ken dat kleine teere hartje zoo goed
Beter dan wie ook. Je bent zelfs in staat om te
denken maar, Jenny, het leven is, op z'n zachtst
gezegd, lang, erg lang. Als je vastzit in 'n hospitaal,
hoe lang zijn dan de dagen, denk je De nachten?"
KORTE INHOUD VAN HET VOORAF
GAANDE. Het weesje Jenny Guest woedt buiten
door haar tante opgevoed. Deze komt bij een
brand om het leven en het jonge meisje trekt
alleen naar de stad. Daar wordt zij ontroerd door
het zien van een oorlogsinvalide en zij herinnert
zich 'n droom uit vroeger jaren, waarin duizenden
verminkte soldaten voorbijschreden. Zij slaagt er
in haar opleiding tot verpleegster te voltooien en
wordt aangesteld in het veteranenhospitaal, waar
Dr. Huffy directeur is. Jenny maakt kennis met
hem, met de hoofdverpleegster, met Amos, den
hospitaalsoldaat, en met haar zaal 17. Zij gaat
spoedig geheel in haar moeilijke taak op. De ver
minkten bewonderen en vereeren haar. Jenny
maakt plannen om de Kerstdagen voor de soldaten
zoo aangenaam mogelijk te doen zijn. De vrouw
van een der verpleegden, Windy. die naar hem toe
zou komen, verongelukte, terwijl zij, in strijd met
haar belofte, op weg was naar een feest. Jenny
weet de redactie van een der groote kranten over
te halen het bericht niet op te nemen, zoodat
Windy gelooft, dat zijn vrouw is verongelukt op
weg naar 't hospitaal. Kort daarop vraagt een der
verminkten haar ten huwelijk. Het wordt Jenny te
machtigzij vraagt verlof. Maar zij keert spoedig
terug naar haar werk. De invalide huwelijkscandi-
daat sterft. Dan wijdt Jenny haar zorgen aan
een gewonden vliegenier. Deze, Michael Port,
krijgt door Jenny's hulp gedaan, dat hij, hoewel
zwaar verminkt, wederom kan gaan vliegen.
Jenny zelf stijgt met hem op. Dr Huffy en de
hoofdverpleegster zijn woedend op haar, maar
als Michael alléén een vlucht maakt boven het
hospitaal, bewonderen zij 't jonge verpleegstertje
des te meer. Jenny's genegenheid voor Windy
groeit intusschen. Van het Kerstfeest en den
Oudejaarsavond weet zij opnieuw iets bijzonders
te maken. Tijdens een hevigen sneeuwstorm, als
Jenny alleen in een hut bij'n stervenden soldaat
moet blijven, beseft zij, dat zij Windy liefheeft.
Wanneer zij een invalide, die voor den oorlog
kunstschilder was, wil helpen, geraakt zij in
conflict met de hoofdverpleegsterTen slotte komt
Windy's groote operatie en het goede einde.
Hij had zoo nog nooit gesproken. Hij probeerde 't haar No. 16
zoo donker mogelijk te laten zien.
„Ik kan mezelf wel redden. Ik heb mijn boeken en mijn gedachten, ik
heb mijn zaken te regelen, ik heb mijn kleinen jongen om over te denken
en om aan te schrijven en om plannen voor te maken. Maar als ik in een
oogenblik van zwakheid jou bij me liet komen binnen die gevangenis als
ik die donkere muren om je heen zette dan was 't pas echt met me ge
daan. Dan kwam de laatste bittere droesem boven, die me tot nu toe be
spaard is."
„O, Windy.
,,'t Is nu beter dat je gaat, Jenny. Ik voel me uitstekend. Maar kom
niet terug, vóór we 't weten. En vergeet dat van vanmiddag, 't Is niet ge
beurd."
Altijd dat gevoel van onvermijdelijkheid, van mislukking. Ze zag hem
in een heldere kamer, haar buitensluitend. Als Windy eens wist Zij stond
op, ging naar de deur, en bleef staan, met haar gezicht van hem afgewend.
Het was haar laatste kans op geluk. Zooals Jenny voor andere dingen ge
vochten had, zoo had zij ook hiervoor willen vechten. Zij wist niet, of zij
goed of verkeerd deed. Het oude, oude probleem. Kon een mensch dan nooit
wéten
Onvergoten tranen waren in haar stem.
„Die ontzettende nacht van dien storm, toen ik alleen was in dat huisje
op den heuvel, mettoen hij gestorven was.
Windy, dien had ik alleen nooit door kunnen
komen. Ik heb 't geprobeerd, en ik heb 't opgegeven.
Ik was niets dan een klein meisje, alleen in een
kamer met den dood, en een heelen nacht waken
vóór me. De.... de lamp ging uit. Er was geen
petroleum meer. Ik was doodsbang. Ik voelde, dat
ik 't niet uithield, 't Was zoo donker in die kamer.
Ik dacht ik ga naar buiten dan sterf ik nog
liever in den storm alles is beter, dan hier
blijven. Toen heb ik mijn mantel aangetrokken en
mijn hoed opgezet, ik lichtte de klink op en ik
wou naar buiten gaan. Toen stond jij voor de deur,
en je hield me tegen. Je sprak tegen me, je raakte
mijn hand aan. Je oogen keken in mijn oogen.
Je hebt me teruggestuurd, je bent naast me komen
zitten, je hebt je arm om me heen geslagen. Toen
voelde ik me veilig Al mijn angst en schrik waren
weg. Er kon me niets gebeuren, want jij was er.
Windy, als liefde zóó is, hebben we dan het recht,
om er onze oogen voor dicht te doen
De stilte leek zwaar, en drukte op haar hart
en op haar adem met ondraaglijke kracht.
Toen hij sprak, was zijn stem niet te herkennen.
„En ons heele leven jouw leven en mijn
leven jaar op jaar hier aan vast geketend
een hospitaal.... Wou je dót?"
„Nee.... nee! Dót niet!"
„Wat dan
„Jou - hier vandaan Precies zooals je bent 1"
Zij hield in een snik haar adem in, kiemde zich vast
aan de helderheid van de kamer. „O, Windy we
zouden morgen kunnen trouwen." Dan kon zij
blijven. Dan konden ze haar niet bij hem vandaan
sturen.
„Jenny, je denkt niet om jezelf. Je denkt
alleen om mij."
„Da's niét waar! Ik vecht voor'mijn geluk. Als
ik bij jou vandaan ben, is alles.... donker."
„Mijn God
Schemering was tusschen hen geslopen, terwijl
zij praatten, voor den tijd verloren.