■mm No. 24 VRIJDAG 10 NOVEMBER 1933 757 a één-veertig Dat vocht zal n goeddoen als u ten minste niet aan zulk tuig gewend bent." „Je hebt van die menschen, ik zeg mènschen," antwoordde juffrouw Prackman, terstond, „die een oppassenden winkelier durven beleedigen, door zijn waar zwart te maken. En ik drink niet. Meneer Roderick, mag ik een pond hondenbrood van u hebben „Mager diner voor den Zondag," zei meneer Retro bij zichzelf, maar toch hoorbaar. „Help juf frouw Prackman eerst maar even aan den kost, Roderick." Ik ging het hondenbrood halen, en zij stonden elkaar venijnig aan te kijken. Ik zag schuins, dat Wim Hastings weer binnenkwam, maar nu ging hij naar de toonbank van mijn vrouw. „Wat wou je hebben zei de arme ziel, en ze probeerde nog te lachen met haar zeere kies. „Pakje sigaretten," mompelde Wim Hastings, en hij keek zenuwachtig rond, en hij wierp wan hopige blikken op Nan, die net iets aan 't verkoo- pen was aan mevrouw Chaud, die tweehonderd vijftig pond weegt, als 't geen driehonderd is. Ik zei wanhopige blikken, maar ik had wel mogen zeggen koortsachtige blikken, wierp Wim Has tings op Nan. Toen ik weer achter de toonbank kwam, stond juffrouw Prackman achterdochtig te snuiven. „Er hangt een sterke dranklucht hier in den win kel," zei ze, en ze keek mij strak aan. „U bent toch niet aan 't drinken geslagen, meneer Roderick „Ik geef hem nog een maand te leven," zei meneer Retro, „als hij aan dien port van één-veertig begonnen is." „U weet best, dat ik geheelonthouder ben, juf frouw," zei ik verwijtend, terwijl ik haar 't honden brood gaf. „U zult 't u verbeelden." Maar dat deed ze absoluut niet. Het was die stak ker van een Wim Hastings die had een glaasje gedronken om moed te vatten, om Nan te vragen en hij was practisch ook geheelonthouder. Maar ik zag hem niet meer in den winkel. Mevrouw Chaud zag ik wel, die nam zoowat de heele ruimte in, en toen Nan haar haar pakje gegeven had en haar geld had aangenomen, keerde zij zich om, en toen keek ze naar juffrouw Prackman, en ik voelde, dat er onweer kwam. „U had 't zooeven over drank, juffrouw," zei ze, erg heesch en erg plechtig en erg trots. „Hebt u daar mij soms mee bedoeld „Nee, mevrouw," antwoordde juffrouw Prack man, ijzig beleefd. „Dezen keer niet. Maar over andere keeren houd ik mijn mond." Ik beefde. Daar had je om zoo te zeggen al 't materiaal voor een veldslag in mijn winkel, en ik wist van de drukte toch al geen raad Maar geluk kig kwam net de burgemeester binnen, en hij kwam naar mijn toonbank. Nu is de burgemeester maar een klein mannetje, maar toch dorsten de twee dames niet te vechten, waar hij bij was. Hij keek ze eens aan door zijn bril, en toen waren z<. koest. Maar meneer Retro niet. „Daar heb je den burgemeester," zei hij fluis terend, maar best hoorbaar. „Wat zou die moeten hebben? Ik hoop den port. Maar hondenbrood kan ook, als je 'm in den gemeenteraad hoort blaffen." De burgemeester deed net, of meneer Retro niet bestond. „Zoo, meneer Roderick," zei hij beleefd, „slecht weer hè? Hebt u nog hoest-tabletjes?" „Jawel, burgemeester," zei ik, „nog wel twee pond. Hoeveel wou u hebben „Geef me maar alles wat u in huis hebt," zei de burgemeester, heel lief voor zijn doen, en hij haalde zijn portemonnaie te voorschijn. Meneer Retro keek op en de twee dames ook. „U schijnt 't leelijk te pakken te hebben," zei meneer Retro. „Twee pond hoest-tabletten 1" „Ik koop meneer Roderick zijn heelen voorraad af," antwoordde de burgemeester, en zijn oogen begonnen te fonkelen, „met een speciaal doel." „Wat voor doel dan zei Retro. „Voor den bloempjesdag morgen," zei de burge meester. „Dan kunnen gierigaards geen hoest- tabletjes in de bussen stoppen, in plaats van geld, zooals verleden jaar gebeurd is." Die slag was hèm, want meneer Retro was nogal erg op den penning, 't Was te hopen, dat ze in de Kamer allemaal zoo bij de hand waren als de burgemeester. Toen kwam er een dun stemmetje voor de toon bank vandaan. „Een half ons hokie-pokie astublieft," zei 't stemmetje. Dat was Annie Blad, oud acht jaar, met haar broertje van vier. Andere Zaterdag avonden zou ik 't land gehad hebben, als er een klant kwam om een half ons snoep, maar nu had ik 't kind wel om d'r hals kunnen vallen om zoo te zeggen. Ik keerde me om, om de flesch met hokie-pokie te pakken, en toen ik me weer om keerde, wareri ze allemaal aan 't lachen tegen Annie Rlad. „Ik zal wel voor d'r betalen, Roderick," zei Retro, in zijn vestzakje grijpend, ,,'t is maar ééns in de week Zondag." Toen trok de burgemeester bij en hij presen teerde meneer Retro een hoest-tabletje. Juffrouw Prackman zei tegen mevrouw Chaud, dat 't weer wel weer op zou knappen. Mevrouw Chaud ver telde aan juffrouw Prackman, wat ze daarnet van Nan gekocht had. En onderwijl ging Annie Blad naar de toonbank, waar Nan aan verkoopt, en ze ging er zelfs achter, want ze zag Nan niet. En toen kwam ze heel verwonderd terug, en ze kwam bij mij, achter mijn toonbank. „Ik wil u wat in uw oor fluisteren!" zei ze. Je geeft zoo'n kind natuurlijk haar zin, dus ik bukte me. „Er zit een jongen achter de toonbank van Nan," fluisterde ze. „Hij ligt op z'n knieën, en hij zegt maar aldoor wil je de mijne zijn, wil je de mijne zijn, tegen Nan." „En wat zegt Nan fluisterde ik terug. Het was natuurlijk Wim Hastings, die achter de toon bank den kogel door de kerk joeg om zoo te zeggen. „Ze zegt," antwoordde Annie Blad, „sta op, idioot, natuurlijk wil ik!" Dus nou heb je 't. Ik ben Nan zoo goed als kwijt, want ze gaat trouwen. Maar zoo is nou eenmaal 't leven, dus ik trok me er niet veel van aan. En toen de klanten hoorden, dat 't rozengeur en mane schijn in mijn winkel was, waren ze allemaal in d'r humeur. Meneer Retro deed de deur open voor juffrouw Prackman en wenschte haar een pleizierigen Zon dag en mevrouw Chaud ging den winkel uit met den burgemeester, en ze nam nog een hoest- tabletje. Dus toen werd 't toch nog een knusse avond, en geen mensch is zoo gelukkig als de aanstaande heer en mevrouw Hastings. Ik zal een paar adreskaartjes achterlaten, dus als een van de heeren en dames eens in m'n winkel wil komen kijken port, goed en goedkoop, hoest-tabletjes, hondenbrood, spek, asperine, klom pen, prentenboeken en zijden kousen, en alles om zoo te zeggen, dan zijn ze van harte welkom. Oft ids dooi Jlidaüand. -Soeren aan den Oostrand van de Velu we.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 21