De Man, die 't laatst lachte door A. VAN GULICK 762 VRIJDAG 10 NOVEMBER 1933 No. 24 „Pardon," zei hij. „Is u een vjm deN bedienden vroeg Carston. „Jawel, mijnheer. De huisknecht, mijn heer." Ik ben een vriend van mijnheer Weller; ik wacht hier al een tijdje op hem," zei Carston. „Ik ben de piano stemmer," zei de man. „Ik kan niet zeggen, wanneer mijnheer Wei- Ier thuis komt." „Ik zal maar niet langer wachten," zei Carston, zijn horloge uithalend. „Ik telefo neer straks nog wel." „Heel goed, mijn heer." De pianostemmer borg zijn gereedschap in zijn tasch. „Klaar," kondigde hij aan. „Wilt u hier even teekenen Dank u." Carston en de piano stemmer gingen de trap af, de straat op. „Goeden dag, mijn heer," zei de piano stemmer beleefd, maar Carston wandelde,zon-* der een woord te zeg gen, een andere rich ting uit. Brugje over de Bevkel te Borculo. Carston's vingers klemden zich vaster om het antiek marmeren beeldje. Scherp rinkelde de deurbel. Carston fronste de wenkbrauwen. Hij zette het zware beeld terug op zijn plaats weer snerpte de bel. De deurknop bewoog, langzaam draaide de deur open. Een man stond op den drem pel, een slordig gekleed man met een smal, beweeg lijk gezicht, een zwarte tasch in de hand. „Is u mijnheer Weller?" vroeg de man. „Neen. Ik ben een vriend van mijnheer Weller. Mijnheer Weller zelf is uit. Wat wil je „Ik ben de pianostemmer van Haan Co. Eens per kwartaal wordt de piano gestemd. Hier is het contract." Hij stak een papier vooruit. Carston maakte een afwerende beweging. „Is het je gewoonte bij de cliënten binnen te komen, zonder te wachten tot iemand de deur voor je opent vroeg Carston scherp. „O neen, mijnheer," zei de man eenigszins ver legen, „maar de deur was niet dicht en mijn col lega die hier anders komt hij is nu ziek zei dat hij wel meer zoo naar binnen gaat, want hij zei, ziet u, dat mijnheer Weller...." „Kom morgen maar terug." „Dat kan niet, mijnheer, 't Contract zegt van daag. Morgen heb ik anderen op mijn lijstje 't is druk, mijnheer." „Hoe lang duurt het?" „Niet lang. Eem Ijalf uur HHsschiem" „Ga je gang dan maar." r Carston greep een boek van een tafel, liet zich in een hoek van de kamer in een armstoel vallen en trachtte te lezen. De man sloeg de eerste accoor- den aan van Yes I have no bananas", ping, ping, ping, op de hooge toetsen. Carston keek op en blikte geërgerd naar den rug van den man. „Mooi huis, hier," merkte de man op. „Vind je zei Carston kort. „Rijk man geloof ik, die mijnheer Weller." „Heel rijk. Maar laat de gedachte daaraan je niet van je werk afhouden." „O, ik kan praten en werken tegelijkertijd," zei de man. Ping, ping, ping Yes, I have no bananas. Ping „Weet u," begon hij te filoso feeren, „pianostemmen is soms een ellendig werk. Massa's menschen mogen ons niet...." „Hoe is 't mogelijk?" zei Carston. Ping, ping, ping I Carston stak een sigaret op en wandelde een van de slaapkamers binnen. Eenige minuten later kwam hij weer in het vertrek terug. „Hoe staat het er mee informeerde hij. „Best," antwoordde de stemmer. „Schiet al aardig op." Ping, ping, ping! „Ik wed, dat die beeldjes daar heel wat waard zijn," ging hij door. Ping, ping, ping I „Ongeveer veertig duizend gulden," zei Carston. „Menschenlief 1" uitte de man zijn verbazing. Ping, ping, ping 1 Hij prutste aan snaren en gebruikte gereed schappen. „Sjonge, sjonge veertigduizend gulden Carston ijsbeerde door de museumachtige kamer. „Wanneer is dat irriteerende getingel eindelijk eens afgeloopen vroeg hij. „Zal niet lang meer duren, mijnheer," zei de man. Yes, I have no bananas. Ping, ping! „Daar is iemand aan de deur," zei de stemmer. „Misschien mijnheer Weller, die...." Carston keerde zich haastig om. De deur werd geopend; op den drempel stond een gladharig man, met het discrete gezicht en de donkere klee- ren van een huisknecht. „Schenk me een bor rel in, Willy. Een groot glas. Wat een pech I Maandenlang had ik plannen gemaakt voor dit zaakje. Moest van daag gebeuren. De beeldjes gaan morgen naar een museum. Mijn uitkijker waarschuwde me, dat de bedienden uit waren. Ik kwam binnen met een looper, en trof den ouden Weller alleen, 't Was een kleinigheid om hem op zijn bed te binden en hem een prop in den mond te stoppen. Ik wou juist beginnen, toen zoo'n proleet van een pianostemmer binnen kwam. Ellendig, wat Ik dacht, dat hij wel gauw zou weggaan, daarom gaf ik hem geen knock-out. Maar de kerel bleef maar prutsen aan die piano, en juist toen hij klaar was met zijn geping, kwam een van de bedienden binnen, zoodat ik maar gauw uitkneep. Is dat even pech, Willy Schenk me er nog „Luister, Ben, ik heb mijn best gedaan. Ik kwam zonder moeite in het huis, toegerust als piano stemmer, voor geval dat noodig mocht blijken en 't was noodig. Een van Weller's vrienden was er, zag er te sterk uit om hem neer te slaan en hij wou niet uitrukken. Ik legde het er op toe, om langer te blijven dan hij. Die piano heb ik, geloof ik, voor altijd bedorven. Toen kwam de huisknecht thuis,en moest ik wel weg Veertig duizend gulden Sjonge, sjonge I Geef me die flesch daar eens aan." „Is dat even boffen, hè? Ik drong het huis binnen, en daar waren 'n heer en 'n pianostemmer bezig. Zij hielden mij voor een van de bedienden, en ik gaf hun te verstaan dat ik niet wist wanneer Weller zou thuis komen. Zij smeerden 'm direct, en ik sleepte zonder eenige moeite de spullen bij elkaar en de deur uit. Wat ik alleen niet snap: wie heeft Weller op zijn bed gebonderr? Enfin, 't komt er ook niet op aan. We hebben den buit; ik schat dat die beeldjes ons in Parijs of Berlijn een dertig of veertig duizend pop op brengen. Pak dat fleschje eens van het buffet daar, Tom, en schenk me een glas in."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 26