No. 24 VRIJDAG lü NOVHMBI-K 1933 7ö7 Tot zoover ging alles op rolletjes voor Newton. De inspecteur had naar het gesprek geluisterd en nu en dan wijs met het hoofd geknikt. „Meneer Atwell," begon hij, toen die heer van plan scheen, te vertrekken, „u kunt natuurlijk dat verhaaltje over dien hoed gelooven, en ik geef toe, dat die jonge man het heel aardig heeft opgediend. Ik zou hem haast zelf ge looven, maar als u wist, wie die guit is...." O'Donnell kwam er tusschen met een foto en een papier, waarop hij ziin informatie uit Chicago had neergescnreven. „Dat klopt heel aardig, zou ik zoo zeggen," zei hij, Newton opnieuw be kijkend. Toen las hij het signalement verder. „Wat krijgen we nu 1" Er stond teleurstelling over zijn heele gezicht. „Er schijnt tóch een vergissing te zijn je zult die premie niet opstrijken, Leahy. Die man is Parel-Jack niet. De gezichten lijken op elkaar als twee druppels water, maar deze man is grooter en Jack heeft blauwe oogen meneer z'n oogen zijn bruin." ,,Ik kan mijn identiteit bewijzen," zei Newton, „als meneer Leahy de moeite wil nemen, een'paar papieren door te zien, die ik in 't hotel heb als 't ten minste al niet genoeg is, wat ik bij me heb. U kunt over me telefoneeren naar Buffalo. Ik ben hier om een positie als accountant...." Dan kan ik u misschien helpen," zei Atwell, „want u bent door mijn hoed in al die moeilijkheden gekomen." „Dank u zeer, meneer Atwell, maar ik het me niet duidelijk genoeg uit gedrukt; ik hèb al een positie. Ik was alleen de stad een paar dagen aan 't be kijken, Voor ik aan 't werk ging." Toen Atwëll vertrok, kwam miss Milliard naderbij. „Ik'ben zoo blij, dat 't in orde is," zei ze. „Ik heb wel geweten, dat 't een vergissing was. Als u niet eerlijk was geweest, had u mij m'n beursje niet te ruggegeven." Leahy hoorde dit, en stond smalend iets te knorren en iets te mompelen over vrouwelijke intuïtie. „Ik geloof niet, dat ik nog in 't hotel aankom, meneer Leahy." „Wat blieft u En u begint uw loopbaan als detective pas 1" „Zij is me al lang genoeg geweest." Ze keek zoo verlegen naar Newton, dat die zich voornam, aanstonds bij Leahy naar haar adres te informeeren. De inspecteur vertelde Newton, dat er geen reden was om hem nog langer op te houden het was beter, als hij Leahy zoo gauw mogelijk de andere identiteits-bewijzen liet zien, waarover hij gesproken had. Dit was een kort proces. Vijf minuten, nadat ze in het hotel kwamen, had Leahy over dat onderwerp niet den minsten twijfel meer. En toen die kwestie een- en voorgoed beslecht was, kwam Newton met zijn eigen verras sing te voorschijn. „En wat zou u nu zeggen, als ik u den ergsten schurk van allemaal in handen kon spelen vroeg Newton aan den inspecteur en Leahy. De twee begonnen te lachen. „Het is geen grap ik spreek in vollen ernst. En als er een fcelooning op staat, ben ik van plan die te innen, en dan kan meneer Leahy er een portie van krijgen om hem schadeloos te stellen voor zijn teleurstelling met Parel-Jack. „Ik kan u dan vertellen, dat ik om half zeven een afspraak heb om te dineeren met „het groote bendehoofd", waar u met z'n allen naar zoekt. Maar u hebt geen flauw idee, hoe hij er uitziet, of waar hij zit. U weet alleen, dat 't een „hoofd" is. Maar ik kan u dingen vertellen, waar uw ooren van zullen tuiten." En hij verhaalde zijn ervaringen met Rayner. Het was een zeer interessant oogenblik, toen Rayner, staande voor de revolver in de handen van L.eahy, begreep, dat hij zijn diner in de gevangenis zou moeten gebruiken, en niet in een knus restaurant met een gelijkgezinden kameraad, die de heele wereld tot werkterrein zou krijgen. „Het bliikt, dat zelfs ik me vergissen kan," zei hij. „Als die vervloekte roman er niet geweest was. „Over dien roman gesproken," zei Newton, „nu begin ik te gelooven, dat u uw roeping gemist hebt. U zou beter gedaan hebben, als u uw ideeën in detective-verhalen had uitgewerkt, in plaats van ze in het werkelijke leven te willen uitvoeren." EINDE Het land van weide en molens gezien door een molenwiek.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 31