s ytif bobben: fietfot ®y.i om haar dikke lippen, en zette het fleschje weer in het buffetje. Toen ging zij op den leunstoel zitten, schreef op een vel papier „Parijs", en sloot het in een envelop. Met helder stralende oogen repte ze zich terug naar den heer Tarring. „Er is niemand binnen. Ik heb het sleutelwoord gevonden 1" riep ze opge wonden, met de envelop naar hem wuivend. „Kom maar mee." De heer Tarring sprong uit het wagentje en volgde haar door het poortje in den muur. Opnieuw ging er een golf van razende jaloezie door Angela Manners heen. Ze stond omstreeks twintig seconden besluiteloos, toen liep ze vlug de straat langs. Tot haar verwondering zag ze het glinsteren van een sleutel in het slot van het tuinpoortje. De slordige Slavonische geest van de prinses had er in de opwinding niet aan gedacht, hem mee te nemen. Angela deed de deur een eindje open en keek naar het donkere huis. Toen, begeerig om 't complete bewijs te hebben van zijn trouweloosheid, om hem die des te beter te kunnen verwijten, stapte ze den tuin in en deed het poortje dicht. De motorrijder kwam vlug naar den ingang van 't plein, steeg af en begon te claxonneeren een lange stoot en twee korte. In die stille buurt moest het geluid een halve mijl ver hoorbaar zijn. De politie-agenten op de hoeken wezen den grooten auto den weg, hoek voor hoek. Op den hoek van den Grove-end-weg stond echter geen agent, dus reed de wagen daar voorbij. De volgende hoekwachter had geen auto met een dame en daarachter een motorrijder gezien. De groote wagen keerde en reed langzaam terug. Toen de bestuurder, vóór zich links, een motorhoorn hoorde, telkens één langen stoot en twee korte, ging hij den eersten hoek links om dat was de Grove-end-weg spoedig was hij bij den motorrijder. De drie detectives en de dokter stapten uit, en de motorrijder vertelde hun vlug van de prinses en den heer Tarring, en ook van de tweede dame, die hen gevolgd was. „Hoeveel tijd kunnen we hun geven vroeg inspecteur Monkrieffaan den dokter. „Zoowat een kwartier," zei de dokter, en hij keek op zijn horloge. „Dat geeft de prinses tijd, om weg te komen," zei inspecteur Monkrieff. „Zet den wagen dwars over den weg, dat er niets uit kan, Hayes," zei hij tot den bestuurder, ,,'t Spaart een hoop last, als we haar hier kunnen knippen." De prinses liet den heer Tarring in de kamer met de oude eiken, meubels en liet hem plaatsnemen in den leunstoel. Ze scheurde de envelop open, keek op het blad papier, en zei opgewonden „Het woord is „Parijs" „Mooi," zei Robert Tarring vroolijk, en uit zijn binnenzak nam hij het document met het vierkantje er op en begon den tekst te ontcijferen. Hij werkte er een minuut of vier aan. Aan het eind van de tweede minuut trok hij de wenkbrauwen samen. De frons werd dieper. Toen keek hij op en zei „Een knol. Ik ben heusch niet heelemóól kindsch. Kom op met 't goeie woord, Popsy-lief." „Maar 't is 't goeie woord 1 Je zit me te plagen riep de prinses. „Zeg nou op 1" riep hij ongeduldig. De prinses tierde en protesteerde een dikke twee minuten. De heer Tarring, onbewogen, handhaafde zijn vriende lijke houding. De prinses knarsetandde. Toen werd ze opeens kalm. „Je bent me te slim af, Robbie," zei ze, met een vreemd lachje, dat haar tanden een beetje ontblootte. „Maar je belooft, dat je het papier zult teekenen, wat er ook gebeurt „Dat heb ik al beloofd," zei Tarring, weer ongeduldig. „Het woord is „Popsy"," zei ze. „Natuurlijk. Moest wel," zei Robert Tarring en hij greep de pen' en begon weer te werken. De prinses kwam achter den stoel staan en boog zich over hem heen, om te kijken. Hij kon niet zien hoe kwaadaardig ze keek, dat ze snel ademde en haar oogen wijd stonden. De middelvinger van haar rechterhand rustte, heel luchtig, op het knopje, dat de veer beheerschte. Toen er twee minuten voorbij waren gleed er een tevreden glimlach over het gezicht van Robert Tarring. Aan het eind van de derde minuut zei hij, triomfantelijk „Dezen keer heb je gelijk. En nu het loon derondeugd." Hij nam de betalingsorder uit zijn zak en teekende die. Toen zijn pen van de voltooide g afkwam, drukte de prinses den knop in. De naald drong in zijn dij. Hij sprong op met een scherpen kreet. De prinses greep het geteekende papier en sneed als een mes de kamer door, de deur uit. Ze trok die toe, draaide den sleutel om, rende het huis uit en den tuin door naar haar auto. Ze sprong er in, startte, keerde, en kwam aan het straateinde, waar ze een lompen chauffeur met een grooten wagen zag worstelen, die half ingeklemd dwars over den weg stond. Hij scheen er niet uit te kunnen komen. Ze schreeuwde hem toe, dat hij uit den weg ging, en liet haar wagentje stoppen drie meter van den zijnen af. Toen, vóór ze begreep, wat er gebeurde, had inspecteur Monkrieff allebei haar polsen in een greep als een bankschroef en trok hij haar uit het wagentje. Toen de deur toesloeg, vloekte Robert Tarring. Toen sprong hij er op af. Het huis mocht dan oud zijn, het slot op die deur was in ieder geval nieuw. Hij sprong naar het raam en trok het gordijn op. Er zaten zware luiken voor, met knippen of zoo aan den buitenkant. Hij bonsde er op en gilde. Misschien zou iemand in de aangrenzende huizen hem hooren. Hij bleef een minuut stilstaan om te luisteren, toen bonsde en gilde hij weer. Angela hoorde hem bonzen en gillen. Daardoor steeg haar verwondering, ontstaan door de onbegrijpelijke vlucht van de prinses. Ze bemerkte heel goed, hoe zijn kretén drongen maar ze had geen zin, hem "te heipen. Als hij door zijn onwaardige trouweloosheid in lasten kwam, moest hij er zichzelf maar uit zien te tobben. In ieder geval zou ze hem niet zoo dadelijk helpen. Zij was aan den kant van het huis, tegenovergesteld aan dien, waar gebonsd en ge hamerd werd. Ze liep om en ontdekte, dat de slordige prinses de deur op een kier had gelaten. Zij stond te aarzelen, wat ze doen zou. Plotseling hield het tumult van Robert Tarring op. Hij had plotseling een gevoel van onpasselijkheid waargenomen. Het tegengif had niet gewerkt Hij kwam bij het raam vandaan, trok een stoel van den muur bij de tafel, ging er op zitten, en staarde voor zich uit met den doffen blik van iemand, die het uiterste onder de oogen ziet en een onvermijdelijk uiterste. Hij had geen kans, om op tijd naar een ziekenhuis te komen. Die duivels hadden maar een gevangenis voor een paar minuten noodig gehad dan hield het gif hem verder wel vast. De gedachte, dat hij sterven moest, een pijnlijken dood, binnen het half uur, gaf hem een gevoel van inzinking, dat de onpasselijkheid verergerde. Hij had vroeger den dood vaak genoeg onder de oogen gezien. Maar dit was heel iets anders. Dóar was er, in 't ergste geval óók, altijd nog een kansje geweest. Dit was hopeloos. Hij staarde naar den muur vóór hem zonder dien te zien. Hij zag honderd dingen, honderd tafereelen. De danszaal van de 88-club, die hij pas verlaten had, en de volle schouwburgzaal, waar hij dien middag geweest was, kwamen eerst, toen volgde het eene tooneel op het andere. In alle bijna was de hoofdfiguur Angela Angela blij, Angela droevig, Angela boos, Angela in de balzaal, op het tooneel, in restaurants, aan het strand, in 't vrije veld. Hij was Angela kwijt. Hij had niet echt geloofd, dat hij haar kwijt was, toen ze hem afzei. Nü wós hij haar kwijt. Alles was hij kwijt. Het gleed niet eers weg het was verloren, absoluut verloren. Hij snikte bijna. Toen vermande hij zich en beet op zijn tanden. Een razend verlangen om het tuig te straffen, dat hem beroofd had van Angela en de blijde wereld, drong

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 29