Hen baby van een i
maand kijkt met gespannen
belangstelling naar een kluwen gekleurde wol.
In elkaar
passen van holle
blokken, een bezigheid
waar ze uren mee zoek kunnen brengen.
In de eerste levensmaand is de „opstandige"
baby reeds te bedaren door een licht gedruisch
in zijn nabijheid te maken, in de tweede moet hij
of zij toegesprokend worden met kalmeerende
woordjes. In de vierde maand reageert de kleine,
wanneer men een „onderhoud" met hem plotseling
afbreekt. In de zevende levensmaand zoekt het
kind naar contact met zijn omgeving. In de zesde
maand grijpt het naar een voorwerp, maar pas
in de achtste hanteert het twee dingen tegelijk.
Zulke en soortgelijke ervaringen konden na tal-
looze „proeven" en met veel en geduldig gadeslaan
worden verkregen.
Ook leidde Charlotte Bühler uit haar waar
nemingen af, dat bepaalde eigenschappen bij
alle normale kinderen tegelijkertijd optreden,
andere daarentegen waren afhankelijk van
het milieu, waarin het kind verkeerde. In
het begin van het tweede levensjaar leert
het kind gewoonlijk de begrippen „groot"
en „klein". Dr. Bühler consta
teerde dit, doordat op genoemd
tijdstip de door haar geobserveerde
kinderen er gewoonlijk in slaag
den twee holle buizen in elkander
te steken. Lang voordat het kind
dus „groot" en „klein" kan zeg
gen, kent het de begrippen reeds.
Het vermogen te spreken hangt
niet alleen van den ouderdom,
maar ook van de omgeving waarin
het kind leeft af. Met het be
grip van kleuren is het evenzoo.
De „opgave" om papieren bloe
men van verschillende kleuren bij
een te leggen naar de zelfde kleur
behoort tot de moeilijkste, die de
baby (onbewust) moet „oplossen".
Van de 100 babies van twee jaar
„slaagden" er voor dit gekleurde-
bloemenexamen maar tien; van de
100 driejarigen slaagden er zestig;
en van de 100 vierjarigen negen
tig. Ook hier gaat het kleur-
begrip aan de spraakaanduiding
vooraf.
Vooral wanneer een kind Iaat
is met praten, zij men voorzichtig
met het een minder groote intelli
gentie toe te kennen. Het eenigst
kind van een vrouw, die geregeld uit
werken moest en zich weinig met haar
kleintje kon bemoeien, sprak op vier
jarigen leeftijd nog slechts enkele woor
den gebrekkig. Later bleek het verstandelijk
veel begaafder dan leeftijdgenooten. Dr. Bühler
meent, dat het groote gevaar, waaraan de
„moderne baby" blootstaat, is nervositeit. Het
kind uit de groote stad loopt het meeste gevaar
neurasthenisch te worden. Maar ook hier kan
een zorgvuldig gadeslaan van het kind en een
Hé!
Wie
is dat
De Weensche psychologe
prof. dr. Charlotte Bühler.
Grijpt nog niet naar
twee dingen tegelijk.
rustige, doelbewuste opvoeding zeer veel bereiken.
Tenslotte een opmerking voor de vaders en
moeders onder onze lezers als uw kind niet „klopt"
met de bovenstaande uitkomsten, maak u dan
vooral niet ongerust. Nergens immers zijn zooveel
variaties mogelijk als bij
normale kind.