No. 28 VRIJDAG 8 DECEMBER 1933 879
Evangeline keek peinzend 't raam uit.
Regen, maar steeds regen.... Géén veran
dering. Zelfs geen hoop op verandering
voor haar.Drup, drup vielen de koude
droppen van 't hek daarginds
Op Bringwyn veranderde er nooit iets,
behalve dan de meisjes. Dit was 't familie
motto „We hebben geen geld om hier van
daan te gaan." Begrepen vader en moeder
dan niet, dat er geen kapitaal noodig was,
om te reizen Hadden zij dan nooit gehoord
van ondernemende menschen, die met een
paar zilverstukjes in een punt van hun zak
doek 'n wereldreis begonnen Klaarblijkelijk
niet. „En daarom zit ik hier," stormde het
in Evangeline's hart, „want Pantavon wordt
net zoo saai als Bringwynerger zelfs 1
Over een jaar of zoo kom ik hier vast te
zittenDoor een wilsbeschikking van
wijlen den heer Hamble, die zijn zoon had
willen beschermen tegen het gevaar van een
te vroeg en onberaden huwelijk, kreeg Cedric
zijn erfdeel pas, als hij zesentwintig was.
Dus Juli over een jaar zouden zij trouwen.
In dat zestiende-eeuwsche kerkje, dat al
vele geslachten den doop, het huwelijk en
de begrafenis van alle leden harer familie had
gezien, zou Evangeline mevrouw Hamble
worden. Er werd aan Hambles Vleeschwaren
nog steeds geld verdiend, maar geen massa's
geld. Een flat in de stad zouden zij zich wel
kunnen veroorloven, maar 't grootste deel
van 't jaar zouden zij hier zitten, want de
Hambles gedroegen zich graag als de adel
der streek. Haar neerslachtige blik ging de
kamer vol pratende „buren" rond zij kon
zich niet herinneren, dat gezelschap ooit
anders gezien te hebben. Misschien werden
ze ieder jaar een beetje dikker, of knokiger,
en kregen ze wat meer of wat minder last
vari hun rheumatiek. Maar daar bleef 't bij.
Zoo kwijnde hun leven weg, zoo zaten zij
in grijsheid vastgeroest, en kleur of leven
was er nooit.
Of er moest 'n Minnie Morris opdagen
op theevisite in den huize Pantavon!
Na zes December; dak-conferentie over de dank
baarheid en erkentelijkheid, welke Sinterklaas van
1933 heeft ondervonden.
zwegen de anderen. „Dat moesten we op school twintigmaal schrijven „Een
goed hart is meer waard dan een kroontje" en als je 't ééne niet heb, mot
je 't andere zien te krijgen, is 't niet zoo
De doorborende blik van mevrouw Hamble scheen te vragen „Dat nest
bedoelt toch zeker niet, dat wij geen van beide hebben? Och nee't Is
zoo'n dom wichtWat een zonde, al dat geld, weggegooid aan haar!"
Zij sprak „Mijn zoon bedoelt, dat 't erg vriendelijk van u is, om ons de gele
genheid te geven, uit de eerste hand te hooren, hoe 'n gevoel het is, als je den
hoofdprijs in de Sweepstake wint."
„Ik voel me lekker!" antwoordde juffrouw Morris luid. „Maar nou mot
u me' ook es wat vertellen hoe 'n gevoel is 't, as je inbrekers in je huis krijgt?
Daar had u/t over, toen we binnenkwammen over inbrekers en over mijn."
Eindelijk een ander onderwerp. Snel werd de noodige uitleg gegeven aan
de Owens, die nog niets gehoord hadden van het tweede groote nieuwtje van
die week.
Zaterdagavond juist den avond van de race waren er inbrekers
door het keukenraam huize Pantavon binnengedrongen. Zij hadden nogal wat
zilverwerk meegenomen.
„Ze hadden mijn parels wel kunnen stelen," zei mevrouw Hamble, haar
snoer betastend. „Maar ik vind 't al heel erg, als we ons mooie zilver niet terug
krijgen
„Maar mevrouw Hamble die inbrekers moeten toch een medeplichtige
hier in de buurt gehad hebben
„Dat spreekt vanzelf," zei Rosamund
Pritchard. „Zulke dieven zoeken altijd een
hpis uit, waar wat te halen is, en dan laten
ze een medeplichtige als chauffeur of huis
knecht in dienst treden. Die kan hun dan
'n plattegrond van 't huis en zoo sturen
„Kom, kom," zei Cedric. „U hebt te
veel detective-romans gelezen."
,,'t Is absoluut waar zoo gebeurt 't
zei juffrouw Pritchard. De arme ziel was al
gelukkig, dat zij dit kruimpje gesprek met
den bewonderenswaardigen jongen man
mocht genieten. Als Rosamund Pritchard
met één der twee jonge meisjes in deze
kamer had mogen ruilen, dan had zij niet
de winnares van dertigduizend pond gekozen,
maar de aanstaande bruid van Cedric.
Daar zat de eqregastdoor de tegenstelling met haar uiterlijk leken de
plattelands-dames chic. Blijkens de belangstelling op haar kleine gezichtje
vond Minnie deze uoodelijk-vervelende thee-partij erg interessant.
„Vreemd kind," peinsde Evangeline. „In plaats dat ze het stof van dit
oord van haar piepende schoenen schudt, en naar Londen trekt om 't vlugste
particuliere vliegtuig te huren, met den voortvarendsten piloot, om haar naa -
't verste hoekje def aarde te brengen" want zóó zou Evangeline gehandeld
hebben „blijft zé kalm hier.Net als die opgezette otter van vader onder
die glazen stolp. Hoe kón ze 'tWat bezielt haar
De vragende, peinzende blik van Evangeline trof, door het pratende ge
zelschap heen, den blik van Minnie Morris.
Toen gebeurde er iets.
Het was een kleinigheidje maar het peinzende meisje was voor iedere
kleine verandering van sfeer gevoelighet was alleen dit Minnie gaf Evan
geline een kameraadschappelijk lachje, waar warmte, echtheid in zat. Maar
vlak daarop presenteerde Cedric aanlokkelijke gebakjes aan de eeregast
(„ik hoop maar, dat ze er mee overweg kan", schoot het door Evangeline's
geest) en toen zei Minnie, zonder schijn van lach, maar met een lichte, eenigs-
zins minachtende hoofdbeweging „Nee, niets meer. Ik bedank."
Het voorkomen, de voornaamheid, de gekunstelde vlotheid van den jongen
man maakten niet den minsten indruk op Minnie. VreemdCedric's ver
loofde keek naar Cedric's volmaakte trekken. (Wordt vervolgd)