DE ZWENDELAARS door RICHARD CROCKER (9p uis doot Jted&Uand. IJselhaventje te Zutphen. In Johannesburg handel drijven in niet aange geven diamanten is 'n gevaarlijk beroep, en toen de blonde vreemdeling meneer Kim een diamant aanbood, die minstens 10.000 gulden waard was, werd zelfs de roofgierige handelaar voorzichtig. „Ik doe niet in onwettige diamanten," zei hij. „Nooit gedaan." De vreemdeling lachte. Kim had hem volgens afspraak ontmoetzij zaten aan 'n tafeltje in den vrijwel verlaten Plumbar. „Je bent een voorzichtige oude duivel," zei de blonde man. „Wat dacht je, dat mijn briefje te beteekenen had Dat ik een tweedehandsche broek te koop had „Ik doe niet in onwettige diamanten," herhaalde de handelaar. „Zoo?" De ander haalde een papier uit zijn zak, schreef er iets op en schoof het zijn overbuur man toe. „Lees dat eens even." Toen de handelaar het gedaan had, beefde zijn stem een beetje. „Wat e wat is dat stamelde hij bijna. „Dat is een klein overzicht van uw onwettige diamant-transacties over de laatste drie maanden," grinnikte de blonde man. „Waarschijnlijk zijn er nog wel meer, maar van deze weet ik het zeker," De handelaar zat stil. Op dat stukje papier stonden genoeg inlichtingen om hem voor jaren achter de tralies te brengen. De vreemdeling schoof hem nonchalant het lucifersdoosje toe, waarin de kostbare steen lag. „Laten we tot zaken komen," zei hij, „nu we weten wat we aan elkaar hebben. Voor dien steen moet ik 4000 gulden hebben. Je kunt zelf zien, dat hij driemaal zooveel waard is. Betaling per cheque. Begrijp je wel, ik wil geen valsche banknoten van je hebben. Ik weet dat je daar specialiteit in bent. Heb je eens een kennis van mij mee bedrogen. Kijk maar niet zoo verbou wereerd." Meneer Kim, die expert was in duistere zaakjes, keek inderdaad verbouwereerd. Om te beginnen was hij verrast door de nonchalante wijze waarop de vreemdeling zoo'n kostbaren diamant over de tafel schoof. Zoo koopt of verkoopt men geen onwettige diamanten in Johannesburg. Dan, de man bleek goed op de hoogte van Kim's zaakjes. Gevaarlijk. Kim wilde den steen graag, heel graag koopen, maar zijn instinct waarschuwde hem voorzichtig te zijn. Bovendien een chequeHet motto was altijd baar geld. „Betaling per cheque vroeg meneer Kim, bijna verbijsterd. „Per cheque „Per cheque, precies," bevestigde de ander. „Op de eerste plaats neem ik aan dat je den steen koopen wil. Niet waar? Juist." Zijn eeuwige grijns verscheen weer op zijn gezicht. „Denk nou niet, ouwe bedrieger, dat je mij met een cheque kunt oplichten. Mij nietAls je mijn steen koopt, en de cheque wordt niet verzilverd aan de bank, heeft binnen een uur de politie die cheque in handen. Met een brief er bij, hoe ze in mijn bezit kwam. 't Zal lastig voor je zijn, gezien je slechte reputatie, om de politie te verklaren, waarvoor jij een cheque aan een vreemdeling gaf en toen de betaling liet stoppen. Denk je ook niet Meneer Kim was nog te verbijsterd om veel te zeggen. Onder de beschutting van zijn linkerhand bekeek hij den steen door een loupe. Hij was expert en zag dat de diamant ongemeen zuiver was. „Geen loven of bieden," zei de blonde vreemde ling, toen hij den steen weer terug had „4000 gulden of niets. Betaling per cheque." „Hoe bent u er aan gekomen vroeg de ander. „Hij viel uit den hemel," grinnikte de blonde, „en ik stond er precies onder. Dus, koopen Een seconde nog aarzelde de ander, en trachtte den vreemdeling te doorgronden. Toen: „Goed; ik zal den koop riskeeren. Kom vanmiddag om twee uur in mijn winkel, en ik zal u de cheque geven." „In je winkel? Nee, meneer Kim. Dat hol is me te donker voor m'n veiligheid. Wel, 't is hier een aardige bar, en hij lijkt me veiliger. Kunnen we het niet meteen in orde maken „Neen," zei meneer Kim, „ik heb mijn cheque boek niet bij me." „Je bedoelt, dat je nog niet weet, hoe je me bedriegen zult. Eerlijke kerel ben je, meneer Kim." Kim stond op. „Goed, ik ben hier om twee uur." En den ander vol in het gezicht ziende „Je denkt zeker dat je een handige kerel bent, hè spotte hij. „Handig? Welnee, meneer Kim," zei de vreemde ling bescheiden. „Maar ik ken je. Tot twee uur dus." Hijgend stoof meneer Kim zijn halfdonkeren winkel binnen, op welks raam stond „Gebroeders Mecklitz, handelaars in gedragen kleeding." Zijn broer Abe stond op van achter de toonbank. „Wel, wat was het Geluk gehad Meneer Kim had een flikkering van onrust in de oogen zijn handen trilden. „Abe," zei hij fluisterend, „die kerel weet meer van ons dan goed voor ons is." „Wat De rat-achtige Abe schoot overeind. „Wat bedoel je, Kim Dok zijn gezicht onderging een verandering, nadat zijn broer het geheele onderhoud had verteld, niet vergetend een beschrij ving van den prachtigen diamant. „Vreemd," mompelde hij „en je kende hem niet „Nooit gezien," antwoordde meneer Kim. „Maar ons kende hij zooveel te beter." „Zoo, zoo," dacht Abe hardop. „Dus 4000 gul den per cheque. En hij bewaart dien steen in een lucifersdoosje, zei je?" Hij zweeg een tijd, terwijl meneer Kim met afgrijzen terugdacht aan den permanenten grinnik van den blonden vreemdeling. „In een lucifersdoosje, hè?" herhaalde Abe na een heelen tijd. „In een lucifersdoosje." En nog even later „Kim, ik geloof dat ik er iets op weet." Twee boevensntiiten schoven dicht bij elkaar Abe vertelde, Kim luisterde. „Dat is schitterend, Abe. Meteen probeeren of ik het nog kan." „Ach, natuurlijk. Je was altijd een goed gooche laar. Je bent zoo vingervlug, dat je het doosje maar met de vingertoppen behoeft aan te raken om den echten steen eruit te halen en dun valschen ér voor in de plaats te doen."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 20