Sen geoaatlifk wapen
No. 28
VRIJDAG 8 DECEMBER 1933
883
Uit een doos in de safe zocht meneer Kim uit
hun voorraad valsche diamanten er een, die de
grootte en de kleur had van den diamant van den
vreemdeling. Bovendien koos hij nog een gelen
steen van dezelfde grootte. Een lucifersdoosje werd
geledigd, de gele steen er in gedaan. Den anderen
hield meneer Kim in zijn rechterhand. En nu be
gon een vreemd spel, waarin Abe, aan de eene zijde
van de tafel gezeten, het doosje naar zijn broer
aan den anderen kant schoof. Meneer Kim, op
zijn beurt, schoof het prompt terug, lederen keer
dat Abe dan het doosje opende, als hij het weer
ontvangen had, vond hij er niet den steen in, dien
hij zoo juist zijn broer toegeschoven had, maar
den anderen.
,,'t ls goed, Kim," verklaarde hij tenslotte, te
vreden met het resultaat. „Nu de generale repe
titie. Ik ga dan een paar tafeltjes verder zitten,
en maak alarm op het oogenblik dat jij het doosje
aanraakt."
Voor de laatste maal borg hij den valschen dia
mant in het doosje. „Let op," zei hij, toen Kim
gereed was. „Hier is de steen." Meneer Kim stak
zijn hand uit, maar nauwelijks hadden zijn vingers
het doosje geraakt, of hij trok zijn hand plotseling
terug.
„Neem het terug," fluisterde hij in de grootste
opwinding. „Ik word bespionneerd. Neem vlug
terug. Ik zal u ergens anders spreken."
Met iets als teleurstelling in de oogen nam Abe
het doosje op. „Je hebt gefaald, Kim...." begon
hij, maar brak af, om in een kreet van bewondering
over te gaan, toen hij, het doosje openend, niet
den witten steen vond dien hij er zooeven ingedaan
had, maar den gelen. „Prachtig! Magnifiek! Wat
een vlugheidriep hij enthousiast, terwijl de
glimlachende meneer Kim zijn hand opende om
den witten steen te toonen.
„Ik geloof dat we veilig staan," ging Abe door.
„Zoo gauw het woord „politie" wordt gefluisterd,
pikt hij natuurlijk direct het doosje terug om het
in zijn zak te verbergen. Als jaren van zijn vrij
heid op het spel staan, zal hij geen tijd verliezen
om in het doosje te kijken. Doet hij het wel, dan
kan hij toch in die seconde geen verschil zien. Als
je zoo vlug bent als nu, zal hij bovendien niet den
minsten argwaan tegen je krijgen. Wij krijgen zoo
den diamant, en hij heeft geen cheque."
Kim stak zijn chequeboek bij zich en ging op
weg naar den Plumbar. In zijn zak had hij verder
den valschen diamant, een zoo goed duplicaat
van den echten van den blonden vreemdeling,
dat het eenige minuten kostte alvorens een expert
het verschil zou kunnen constateeren. Vijf mi
nuten later volgde Abe, met dezelfde bestemming.
Het was druk in den Plumbar, toen meneer
Kim daar op slag van twee uur binnenkwam. Hij
vond den blonden vreemdeling bij een hoek
tafeltje. Meneer Kim ging tegenover hem zitten.
„Je chequeboek meegebracht informe :rde
de blonde, die meteen weer begon te grinniken.
Kim knikte. Met een blik door het barlokaal
haalde hij zijn chequeboek uit zijn zak.
„Vierduizend," herinnerde de vreemdeling.
„In orde," ging meneer Kim accoord, het
bedrag zorgvuldig invullend op de cheque. „Een
groote som."
„Je krijgt er een grooten diamant voor," zei de
vreemdeling, elke schrijfbeweging van den hande
laar volgend.
Meneer Kim had zijn handteekening geplaatst.
Een blik terzijde overtuigde hem, dat Abe al
wachtte.
„Waar is de steen?" vroeg hij.
De blondharige voelde in zijn vestzak.
„Wacht eens even," zei hij langzaam. „Wat is
dat Hij tipte tegen de cheque. „Jou gemeene
zwendelaarbarstte hij toen los. Meneer Kim
keek hem verbijsterd aan. „Hé, wat stamelde
hij. „Wat bedoel je
De blonde vreemdeling keek diep verontwaar
digd. „Wat ik bedoel Dat ik geen sufferd ben,
dien je er zoo eens even kunt tusschen nemen."
Hij sloeg tegen de cheque, die meneer Kim nog
tusschen zijn vingers had. „Hier dat! Ik weet
dat je een rekening hebt bij de Standaardbank, en
je wil me een cheque geven op de Nationale Bank
Meneer Kim snakte letterlijk naar adem. „Gek
riep hij. „Ik heb rekeningen op allebei de banken.
Ik kan betalen over welke ik wil."
„Maar niet aan mij," kwam de prompte weige
ring. „Niet aan mij, meneer Kim Mecklitz. Ik
ken je streken te goed. Met die cheque kun je voor
mijn part de kachel aanmaken."
Meneer Kim kon zijn eigen ooren nauwelijks
gelooven. Hij duwde den ander het chequeboek
onder den neus.
„Je bent zelf een zwendelaar schold hij woe
dend. „Hier Kijk dan naar de contrólestrooken
Langzaam trok de vreemdeling het boek naar
zich toe, keek, schooLhet weer terug.
„Nee," zei hij toen. „Ik geloof je niet. Ik weet
in elk geval zeker dat je geld hebt bij de Standaard-
bank." Meteen trok hij de cheque uit Kim's
vingers, scheurde haar in kleine stukjes. De
snippers liet hij naar den vloer dwarrelen. „Stan
daard, of nietsbesloot hij.
Meneer Kim zat als een steenen beeld. Nu de
cheque verscheurd was, kon hij zijn goochel
toer niet uitvoeren.
„Ik heb geen chequeboek van de Standaardbank
bij me," kermde hij schorrig. „Dat is thuis. Maar
die cheque was goed. Ga mee naar de bank des
noods," begon hij bijna te huilen „dan zal ik je
bewijzen dat ik...."
„Kan me geen laars schelen," onderbrak de
ander koeltjes. „Ik ben een voorzichtig man, vooral
tegen een geslepen schurk als meneer Kim Mecklitz.
Ik heb de moeite genomen om na te gaan dat je
een behoorlijke som bij de Standaard hebt. Doe
je het niet, dan is de heele zaak van de baan."
Hij liet zich in zijn stoel terugvallen en grinnikte.
Meneer Kim voelde zich hulpeloos. Tenslotte,
daar hem geen andere weg openstond, accepteerde
hij het onvermijdelijke.
„Goed," zei hij. „Ik zal mijn andere chequeboek
halen." Hij keek op de klok boven het buffet.
„Ik ben om vier uur terug."
„Best," zei de blonde en wuifde hem ten afscheid
grinnikend toe.
Toen meneer Kim vijf minuten later op straat
werd ingehaald door een verbouwereerden Abe,
vertelde meneer Kim hem alles.
„Zou hij iets vermoed hebben veronder
stelde Abe.
„Welnee," gromde de woedende Kim „hij
denkt alleen maar dat hij knap is. Nou, hij zal zijn
Standaardcheque hebben," grimlachte hij. „We
zuilen hem betalen over de Standaard
Maar toen meneer Kim om vier uur weer in den
Plumbar verscheen, was de blonde vreemdeling
er niet. Hij wachtte een uur; vergeefs. Toen
voegde Abe zich bij hem.
„Die komt niet meer," zei hij. „Er moet iets
gebeurd zijn."
Meneer Kim keek ongerust rond. „Maar wat
Wat kan er gebeurd zijn
Op dat oogenblik trad een buffetbediende op
hen toe. „Is u mijnheer Mecklitz?"
„Ja."
„Dan heb ik dezen brief voor u."
Meneer Kim scheurde de enveloppe open.
„Ontvangen van gebr. Mecklitz de
som van 40UO gulden.
Met dank en groeten.
De ongeloovige vreemdeling."
„Ontvangen.... gaapte meneer Kim. „Ont
vangen Wat
Abe rukte den brief uit zijn handen, en las
„Die.... die verscheurde cheque," stamelde
hij. Ze zochten op den gronder was geen snipper
van te ontdekken. Een openbaring flitste door
Abe's brein.
„Hij heeft de stukken aan elkaar gelijmd,"
fluisterde hij. Meneer Kim sprong overeind.
„Zoo'n cheque mag de bank niet betalen. Als
ze het toch gedaan heeft, is ze aansprakelijk.
Kom
De gebroeders Mecklitz gaven zich niet uit
voor sprintersmaar na hun loopprestatie van
den Plumbar naar de Nationale Bank hadden ze
zich ongetwijfeld zoo mogen noemen. Het was een
record voor Zuid-Afrika.
„Cheque x 047563 aan toonder hijgde meneer
Kim voor het loket van den kassier. „Stop beta
ling
„Naam vroeg de kassier, opziende van zijn
boeken.
„Kim Mecklitz schreeuwde meneer Kim.
„Een gescheurde en weer geplakte cheque."
„Kim Mecklitz, zegt u? Dan spijt 't me u te
moeten vertellen, mijnheer Mecklitz, dat ik een
uur geleden de cheque zelf heb uitbetaald."
„Een gescheurde cheque uitbetaald brulde
meneer Kim.
„De cheque, die ik uitbetaalde, heeren," zei de
kassier, „was volkomen in orde. Hier is ze." En
hij liet de cheque zien, welke meneer Kim een paar
uren vroeger had uitgeschreven. Geheel intact.
„Maar hij had de cheque toch verscheurd," zei
meneer Kim verbijsterd.
De scherpzinnige Abe begreep nu wat er was
gebeurd. „Hij heeft de cheque heelemaal niet ver
scheurd schreeuwde hij schor. „Hij moffelde
onze cheque weg en verscheurde iets anders. Die
vent is ook goochelaar We zijn er in geloopen.
Als je hem een cheque op de Standaard gegeven
had, zou hij er een op de Nationale gevraagd
hebben. Hij wist natuurlijk dat je bij beide banken
rekeningen hebt."
„Abe Het klonk als een gehuil. „Vier vier
duizend gulden
En in een plotselinge opwelling van deugd
vloekte hij: „De gemeene zwendelaar!"
(de snavel van 'n monniksgier)