No. 28 VRIJDAG 8 DECEMBER 1933 893 Zaltbommel in het licht ter eere van de vol tooide Waalbrug, de nieuwe verbinding tus- schen Moord en Zuid van Nederland. De licht installatie en de hosten van 1000 uur licht per jaar (voorloopig gedurende 3 jaar) zijn door dr A. Philips aan zijn geboorteplaats aangeboden. „Onze bestemming is Dakar en Kaapstad," zei ik. „Dat is erg vervelend," antwoordde zij mij. „Luister, kapitein, u .uit het roer moeten omgooien om een schip te zoeken, dat naar New-York vaart. Ik ben niet van plan naar Kaapstad te gaan." Ik zou het niet geloofd hebben, als ik het niet met mijn eigen ooren gehoord had. Kalm zei ik „Lady Kendall, u heeft te gaan, waarheen ik u meeneem en u moet u goed in het geheugen prenten, dat ik hier baas ben en u niet." i „U heeft niets over mij te zeggen," beweerde zij." „Zei zij dat vroeg de jongeman. „Ja, dat zei zij," antwoordde de kapitein. „Zij zeiGeen man ter wereld is mij de baas kunnen worden en dat zal ook nooit gebeuren. Ik heb heel mijn leven mijn eigen zin gedaan en nu zal ik dat ook doen." „Dat is mogelijk," antwoordde ik. „Maar nu bent u op mijn schip, waar u heeft te doen, wat u gezegd wordt. U zult mijn bevelen van nu af aan ge hoorzamen, zooals trouwens iedereen hier aan boord." „Voor den drommel, dat zul je eens zien 1" zei zij. „Wij houden niet van zulke woorden in den mond van een vrouw. Als u zoo voortgaat, kunt u last met ons krijgen." „Och, oude gekzei zij. „Goed, vrouwtje," zei ik. „Nog één zoo'n woord en u krijgt arrest voor de heele reis." Zij keek mij aan en fluisterde „Sapperloot, ik geloof, dat hij het meent Ik verliet haar en ging naar de kajuit, waar de marconist mij opwachtte en zei, dat hij geen raad wist. Al de kra iten van Engeland en Amerika en al de persbureaux zonden boodschappen uit naar lady Kendall. Wat moest hij doen Den geheelen nacht opblijven Ik antwoordde hem „Sparks, doe je gewonen dienst. Dat is alles. Als er particuliere telegrammen voor de lady komen, kun je die aannemen, maar al die kranten hebben niets te doen met mij en mijn schip." Wel, dien nacht kwam de storm en. „Nou, wij kregen ons deel," viel de stuurman in. „Tegen den morgen kregen wij golf na golf overboord. Ik vroeg den hofmeester of hij ook wist, hoe lady Kendall geslapen had, maar hij wist het niet. En toen kwam zij in de kajuit, gekleed in een leeren rij broek en hooge laarzen, die zij onder haar overall gedragen had, met 'n blauw flanellen hemd met lossen boord en das. Ik ben een ouderwetsche man en ik schaam mij daar over niet, maar geen jonge vrouw heeft ooit aan boord van mijn schip een rijbroek ge dragen en dat kon ik ook nu niet dulden. Zij zei goedenmorgen, zoo'n beetje uit de hoogte, ging aan tafel zitten en keek naar wat daar stond. „Wat is dat vroeg zij. „Havermout," zei ik. „Laat dat wegnemen. Ik wil ham en gebakken eieren," zei zij. De hofmeester viel bijna flauw. „Maar, mevrouw," zei hij, „het is vandaag geen ZondagU kunt niet eiken dag ham en eieren krijgen. Er is ook gebakken visch, koud vleesch met uien." „En eet u dat „U zou geen betere tafel kunnen vinden op welke vrachtboot ook," zei ik. „Men is nooit te oud om te leeren," zei zij. Zij at een beetje geroosterd brood en dronk een kop thee, daarna zei zij, dat zij naar het dek ging om wat frissche lucht te happen. „Het waait erg," zei ik. „O, daar ben ik niet bang voor," antwoordde zij. „U moest iets warms aandoen," zei ik. Een der matrozen viel bijna over zijn eigen voeten om haar zijn blauwenjekker met twee rijen koperen knoopen te brengen. Toen zij weg was, zei ik tot den hof meester „Neem die nieuwe, grijze wollen deken van mij en maak daaruit een rok voor haar." Hij zei, dat hij dat niet kon. Dan was er de zeilmaker, die wel met de naald kon omgaandie wilde het wel doen, maar hij zei, dat hij haar de maat moest nemen. Ik vroeg hem waarom en hij ant woordde, dat hij toch moest weten hoe wijd de gordel moest zijn. Ik zei hem, dat hij er maar een paar gespen aan moest zetten, zooals aan onze broeken, dan kon zij de rok zoo dicht trekken als zij zelf wilde. Toen ging ik naar de brug en weet u, wat ik daar vond „Nee, dat weet ik niet," antwoordde de jongeman. ],Wel, ik vond daar de lady, brutaal als de galg, babbelend met den stuur man. Ik zei„Lady Kendall, niemand mag zonder mijn permissie op de com mandobrug komen.. Ga direct naar beneden." „Wat bent u lomp, kapitein," zei zij. Toen werd ik nijdig en schreeuwde „Naar beneden zeg ik je en probeer niet uit de kajuit te komen, tot ik daar ben geweest om met ie te spreken." Het leek, dat zij verbijsterd was, en zij ging." „Ging ?ij vroeg de jongeman. „Ja, zij ging. En intusschen maakte de zeilmaker een rok uit de deken. Zoo gauw die klaar was, zei ik den hofmeester het ding aan haar te geven en te zeggen, dat zij den rok moest aandoen. Hij kwam terug, kokend van woede, en zei, dat zij hem had verteld, dat hij het eenige oude wijf aan boord was en dat hij den rok zelf maar moest aandoen. Toen ging ik naar de kajuit. „Lady Kendall," zei ik, „wat beteekent dat „Het beteekent, dat ik zoo iets afschuwelijks niet zal dragen." Zij zat op den divan en zag er mistroostig uit. „U zult dien rok dragen, anders krijgt u geen eten." „Dat kan mij niet schelen, het eten is niet te genieten." „Best," zei ik. „Dan blijft u voor de rest van de reis in uw kooi. Dat is de tweede maal, dat ik u dit moet zeggen, maar ik meen het. En als u niet vrijwillig gaat, dan zal ik den hofmeester en den zeilmaker roepen en zij zullen u erheen dragen, al spartelt u nog zoo tegen." „Ik spartel niet tegen, ik zal gaan," zei zij. Bijna had ik spijt, want zij zag er zoo ellendig uit. En toen kreeg het schip

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 29