tm dool Jtedeüani. No. 28 VRIJDAG 8 DECEMBER 1933 893 Wie stoort me nu weer in m'n lectuur een golf overboord en sloeg op zij. Lady Margaret gleed door de geheele breedte van de kajuit en viel tegen den wand. „Ik ben ziek," zei zij. Ik kan die teerlucht niet verdragen." Toen het tijd was voor het middagmaal, zei ik den hofmeester om haar een bord erwtensoep te brengen. Hij kwam dadelijk terug en vertelde, dat zij had gezegd „Loop naar den duivel Ja, het was geen katje om zonder hand schoenen aan te pakken." „Maar wij hebben haar netjes getemd," zei de stuurman. De zeelieden dronken hun glas leeg en de kellner zette volle voor hen neer. „Hoe heeft u dat gedaan gekregen vroeg de jongeman. „Wacht maar," zei de kapitein, „u zult het wel hooren. Het duurde twee dagen eer zij weer op dek verscheen." „Met den rok aan „Ja, met den rok aan. Zij had van den zeilmaker naald en garen gevraagd en den rok vermaakt." „Meent u dat, kapitein „Of ik het meen, kapitein Zij zei, dat elke vrouw, die in staat is een vlieg machine met een motor van tweehonderd vijftig paardekrachten te besturen, een groote auto te chauffeeren, of een raceboot door de golven te halen, ook wel een naald kon gebruiken. En zij had er werkelijk iets goeds van gemaakt." „Zij kwam aan dek," ging de stuurman met het verhaal voort, „haar kapsel keurig in orde, in haar blauw flanellen hemd en den grijswollen rok een beetje over de knieën, met daaronder de hooge, dicht geregen laarzen en zij zag eruit.als een engel 1" „Dichterlijk, hè zei de kapitein. „Och ja, stuurlui zijn dat gewoonlijk. Zij hebben aan boord zoo weinig te doen, nietwaar?" „Dus zag lady Margaret er lief uit zei de jongeman. „Lief?.... Och zij wachtte haar kans af. Zij zei tot mij „Kapitein, u heeft mij schandelijk behandeld, ik waarschuw u, dat u er voor te boeten zult hebben." Dan heel kalm, maar toch met woede in de oogen: „En u heeft geen enkele van mijn radiotelegrammen doorgezonden." „Nee," zei ik, „ik heb het den marconist verboden. Het eenige bericht, dat ik uitgezonden heb, is, dat u aan boord bent, gezond en veilig. Ik heb order gegeven om de draadlooze niet voor uw particuliere boodschappen te gebruiken. U wordt hier alleen maar geduld, mevrouwtje, en hoe gauwer wij u kwijt zijn, des te liever is het ons." Zij lachte en antwoordde „Dit is de eerste keer, dat een man mij in mijn gezicht zegt, dat ik niet welkom ben." „Dan ben ik de eerste man, die energie genoeg heeft om u te weerstaan," zei ik en liet haar staan. Ik ging naar het kaartenhuis en toen.de kapitein onderbrak zijn verhaal en zei tot den stuurman „Vertel verder." Deze leunde over de tafel en ging voort „Ik was bij de commandobrug aan den kant van de machinekamer, toen ik Sparks, den marconist, uit zijn cabine zag komen met een bericht. En toen zag ik de jonge dame als een kat zoo vlug aansluipen. Ik verborg mij, zoodat ik kon zien, wat zij ging uitvoeren, zonder zelf gezien te worden. Zij klom de ladder op, die loodrecht langs de machinekamer hing en ik vroeg mij af, wat zij van plan was. Ik klom haar zacht jes achterna en zag, dat zij in de cabine ging en weet u, wat zij daar deed „Wat dan?" „Zij was bezig een bericht uit te zenden. Zij scheen alles te kennen wat radio en code betreft. En het bericht was.Raad eens „Wat dan?" „Drie kort, drie lang, drie kort en dan de naam van het schip. Dan weer drie kort, drie lang, drie kort. In andere woorden S. O. S. Zoo ver kwam zij. Ik trok haar weg uit de cabine en zij sloeg mij in het gezicht zoo hard zij kon. Maar ik hield haar vast en bracht haar voor den kapitein en vertelde hem, wat zij gedaan had." „Nu," ging de kapitein verder, „nu was ik echt nijdig. Ik zei „Weet je Het hart van Arnhem (Velperplein). wel, kind, dat elk schip, dat dit teeken van ons opvangt, op verdere berichten wacht wat betreft onze positie om ons te hulp te komen Als je mijn dochter was, zou ik je naar je moeder sturen om een pak voor je broek te krijgen, maar nu je hier aan boord bent, schrijf ik je in op de monsterrol en zul je je kost moe ren verdienen als werkvrouw. Je bent een dom, hatelijk schepsel, dat zich ver beeldt, dat de heele wereld geschapen is om het jou naar den zin te maken. Waarom wilde je seinen, dat ons schip in gevaar is „Dat wilde ik niet," zei zij een beetje verbluft. „Dat heb je toch gedaan," schreeuwde ik. „Je weet toch wel, wat S. O. S. beteekent Nu huilde zij bijna en zei „Het spijt mij. Ik heb zoover niet nagedacht. Het was mij te doen om met een of ander schip in aanraking te komen om rapport te maken over de manier, waarop ik hier behandeld word. Ik wilde de aandacht trekken, dat is alles." „Dat komt er allemaal niet op aan. Nu zul je moeten werken." En ik gaf den hofmeester bevel om haar allerlei karweitjes te laten opknappen. Mijnheer, het deed een zeerob goed te zien, hoe die jonge dame op haar knieën den vloer van de kajuit aan het boenen was, of de kast in de provisiekamer schoonmaakte hetgeen heel erg noodig was. Of de messen stond te slijpen, de vorken en lepels te poetsen. Ik geloof, dat zij bang was, dat ik haar door de politie zou laten inrekenen, als wij in de haven aankwamen. Daarna hebben wij geen last meer met haar gehad. Zij moest haar maal tijden gebruiken met den derden stuurman en een paar scheepsmaatjes. Zij scheen wel een beetje bang voor mij, maar ik was het niet voor haar en als ik een vork of lepel zag, die naar mijn idee niet goed genoeg gepoetst was, riep ik haar en liet het haar over doen. En zij deed het ook 1 Zoo is het gegaan," zei de kapitein, grinnikend bij de herinnering. „U heeft er geen idee van, mijnheer, wat zoo'n zee-tucht vermag. Toen wij in Kaapstad aankwamen, was zij een aardige vrouw geworden, een gewoon mettschelijk wezen." „Hoe is het mogelijk „Ja, mijnheer, zoo was het. Toen zij naar wal zou gaan, zei zij „Kapitein Hall, u is de eerste man, die mij heeft gedwongen om te doen, wat ik niet wilde." Drie maanden later, toen wij in de haven waren met een lading copra, ontving ik een brief van haar met deze twee foto's." Kapitein Hall haalde uit zijn leeren portefeuille twee foto's van lady Margaret Kendall de eerste genomen in rijbroek met hooge laarzen, de andere in een flanellen hemd met een rok uit een deken geknipt, bloote beenen en veel te groote sloffen. „Die sloffen," zei de kapitein, „waren van den marconist. Zij had ze van hem willen koopen, maar hij gaf ze haar cadeau, want iedereen aan boord, ik alleen uitgezonderd, was doodelijk verliefd op haar. Op de eerste foto staatErvoor, op de andere Daarna. Wel aardig, nietwaar? Ik zal ze in een lijstje laten zetten en in de kajuit ophangen. Zij zei, dat als wij weer in Engeland waren, zij mij graag nog eens zou zien, maar dat doe ik nietzij is in staat mij te doen arresteeren." „Nee," zei de jongeman levendig. „Zij meent het. Zij zou u dolgraag weerzien en u ook, mr. Margatroyd. Er werd mij verteld, dat De Meeuw in de haven lag en waar ik u waarschijnlijk kon vinden. Zij is zeer verbeterd, dat moet ik u zeggen. Ik ben u zeer dankbaar voor al de moeite, die u met haar gehad hebt." „Dankbaar? Waarom?" vroeg de kapitein. ,Wie bent u?" „Ik ben de man van lady Kendall," zei de jongeman. Er kwam een stilte toen zei de stuurman „U is wel gelukkig, mijnheer." „Ja," zei kapitein Hall. „U heeft een mooie en uit stekende vrouw." Hij voegde er bedachtzaam aan toe „Ten minste: Nu."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 31