'Jïfi *v Toen bracht Minnie haar nieuws heel kalm te voorschijn. „Ik heb wat anders in me hoofd. Ik blijf hier zelf ook niet." „Wat Alle vier de Owens keken haar aan. „Wou je hier weg?" „Nou, en of. Die visite laast bij mevrouw Hamble was mijn te bar. Ik geloof nooit, dat ik 't uithou met al dat geklets en die bemoeierij. 't Wachten is alleen maar, tot ik dat geld in me handen heb en dat gebeurt gauw genog, as u dat telegram voor me wegstuurt, meneer Ronnie en dan trek ik maar weer na Londen dan gaan ik es lekker winkelen, en na de comedie en na de opera. Ik wil ook wel es voelen, hoe 't is, as je 't sezoen in Londen doet, zooas ze 't noemen En bij die vermetele woorden voelde mevrouw Owen haar hart zwaar worden en Evangeline ook. „Dat meen je toch niet, Minnie? Wou je echt naar Londen zoo gauw al ons in den steek laten „Ik wil na Londen. Maar u in de steek laten? Daar denk ik niet over. Ik geloof echt," grijnsde Minnie, „dat u me niet graag kwijt wil. Maak u maar niet benauwd dat hoeft niet. Zoo bedoelde ik 't niet. Er is toch niks niets bedoel ik tegen, dat u allemaal meegaat na Londen ELFDE HOOFDSTUK MANNENRAAD. schijnbaar Den volgenden middag kwam mevrouw Hamble op visite om het bezoek der Owens te beantwoorden. Mevrouw Hamble begon met overgroote vriendelijkheid zij deed zelf het voorstel, met mevrouw Owen buiten te gaan zitten, op de veranda 'twas zoo warm, nu 't niet meer regende! 'tWas zoo heerlijk in t zonnetje I Glimlachend zat zij te kijken naar de vermolmde stijlen van de veranda. Zij sprak luchtig over de verbroken verloving zij beklaagde Cedric niet, maar noemde Evangeline „dat arme lieve kind", dat er mettertijd wel overheen zou komen, 't Was altijd beter, dat de menschen hun vergissing vóór 't huwelijk inzagen. „Veel beter t" vond ook mevrouw Owen, Het stond niet aan haar, er op te wijzen, wie van de jongelui het eerst de vergissing erkend had. Zij begreep nog niet, dat mevrouw Hamble Evangeline "wel had kunnen ranselen. Ondanks de lezing van mevrouw Hamble zouden de menschen in hun omgeving blijven gelooven, dat het de dochter van majoor Owen was, die de verloving verbroken had, niet de zoon van mevrouw Hamble en zoowel Cedric als zijn moeder waren kleingeestig genoeg, om zich boos te maken over de verbreiding van die opvatting. Vandaar de brief van den jongen man, waarbij Evangeline ver zocht werd, er nog eens over na te denken. Evangeline had een briefje terug gestuurd, met de boodschap, dat zij weloverwogen had gehandeld, en dat er niets meer over te denken of te praten viel. Een vrouw, die zich beleedigd acht, is erg maar tienmaal erger is een vrouw, die haar kind beleedigd acht door 'n anders kind. De houding van Evangeline had een zeer slechte stemming in mevrouw Hambie wak ker geroepen. Hoe, dacht zij irr pure wraakzucht, kon zij 't den Owens betaald zetten Zij meende een prach tige gelegenheid tot weerwraak te vinden in het feit, dat deftige menschen genoodzaakt waren (zooals zij 't geval beschreef) om een straatkind in huis te nemen, waaraan zoo'n stuk blind geluk ten deel was gevallen. Vandaar haar bezoek aan Bringwyn waar zij nu het gesprek, bracht op „dat komische gewezen dienst meisje, dat zoo'n geluk gehad had...." „Juffrouw Morris Zou mevrouw Hamble al iets weten van het verbazingwekkende plan der familie, om voltallig, met de beschermelinge, naar Londen te trek ken Zij hadden het tot nu toe vóór zich gehouden of zou het nieuwe binnenmeisje iets hebben opgevangen en 't aan Margaret verteld hebben Dan wist binnen enkele minuten de geheele streek het. Ik vind 't echt een komische situatie dat 'n meisje KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE. De verarmde familie Owen. de majoor, zijn vrouw, Ronnie de zoon en Evan geline de dochter, leven met Margaret de keukenmeid en Minnie het tweede meisje op „Bringwyn"een vervallen landgoed. De Sweepstake is op komst; allen hebben een lot en men leeft in spanning. Door de radio hoort de familie het verslag van de race en dan blijkt, dat het tweede meisje den hoofdprijs heeft gewonnen. Minnie s hoogste ver langen blijkt te zijn als betalend logé in den familiekring der Owens te wor den opgenomen. Hetgeen haar wordt toegestaan. Bij het eerste bezoek van de Owens aan de familie Hamble, met wier zoon Cedric Evangeline verloofd is, brengt Minnie de aanwezigen door haar gedrag telkens in angst. Zij is ook de oorzaak, dat Evangeline dien middag haar verloving verbreekt. Haar geld laat Minnie beheeren door de firma, waar Ronnie bij in dienst is. in de familie wordt opgenomen, waar ze als gewoon dienst- No. 6 meisje binnengekomen is I „Maar ze is.heusch, mevrouw Hamble, al is 't een kind uit het volk, ze heeft. „Een gouden hart zeker?" „Ja precies.... en geest ook," zei mevrouw Owen, blozend maar stevig op haar stuk. „En ze heeft een echt hartelijk karakter, 't Is onbegrijpelijk, zooals dat kleine ding 'n mensch in weet te nemen. Dat vindt mijn man ook. Vinden we allemaal trouwens." „Nu, 't is een geluk voor 't meisje, dat ze tijd krijgt om de ruwe kantjes af te laten slijpen in een familie met breede opvattingen, die zich niet ergert aan haar eigenaardige manier van spreken en zoo." Zij lachte schril. „Als u er maar geen ondank voor terugkrijgt." „Ondank Van juffrouw Morris Ze is zoo zuiver als goud buitenge woon nauwgezet zelfs I Menig meisje zou in haar positie buitensporige dingen gaan doen massa's dure kleeren bestellen en zoo. Maar zij niet! Ze leent van Evangeline een japon, om 's avonds te dragen „Komisch I" „En zoolang ze het geld niet in haar bezit heeft, wil ze absoluut niets uit geven ze heeft alleen vijf pond van mijn man geleend." „Dan hoop ik maar, dat de majoor die vijf pond terugkrijgt. En ik hoop vurig, dat uw vertrouwen niet beschaamd wordt, beste mevrouw Owen, en dat u geen onverwachte ontdekkingen doet met dat kind I" Mevrouw Hamble hoopte vurig het tegenovergestelde dat de toekomst den onberaden stap rechtvaardigen zou, dien zij even vóór haar vertrek naar Bringwyn gedaan had. Zij putte vertrouwen uit haar verlangen, om deze bevriende familie te kwetsen. „Wat ik zeggen wou, ik zie haar heeleniaal niet. Is ze niet thuis De argelooze mevrouw Owen antwoordde „O ja, juffrouw Morris is thuis. Ik geloof, dat ze met Ronnie over zaken zit te confereeren Dien middag had de kleine kapitaliste gezegd Ik ben doodsbenauwd voor kantoren en zoo, meneer Ronnie. Ik voelde me zoo echt onontwikkeld, toen u over mijn verantwoording zat te praten, 't Is toch Zaterdagmiddag kan ik niet kalm een beetje met u over de zaken praten „Uitstekend. Laten we dan maar in vaders studeerkamer gaan." De majoor was, als gewoonlijk, buiten aan 't rondscharrelen. „Wacht, ik zal die kisten wel dragen." De post had nog drie kisten gevuld met brieven, die volgens Ronnie in drie afdeelingen gerangschikt konden worden: Liefdadigheid, Bedelbrieven en Aanzoeken. Zij vormden een hoogen stapel ongeopende enveloppen op het groote bureau van den majoor, onder de wandversiering van wapens en visch-gerei. Hier was Ronnie al meer dan een uur druk bezig raad te geven aan de nieuwe, de voorname cliënt der firma G. Owen en Zonen. De antwoorden van juffrouw Morris hielden weinig meer in dan een vriendelijk: „Da's goed, hoor I" of een smeekend „Dat mot u mijn niet vragen, meneer Ronnie. Ik heb er net zooveel verstand van ais een klein kind I" „Daar komt de auto van Pantavon aan I" riep Ronnie toen opeens, na een blik uit het raam. „Dat wil zeggen," ging hij met een knipoogje voort, „dat ik thee ga drinken met mijn motorfiets I" „Ken geen mensch u kwalijk nemen, meneer Ronnie. Die familie hèt iets, dat mijn ook te zwaar op me maag legt, as ik 't zeggen mag." „Zeg 't maar gerust," zei Ronnie grijnzend. Ongeloofelijk, zoo makkelijk als hij met dat zonder linge meisje praten kon I Niet omdat zij een begeerlijke cliënte was voor de firma. Neen. Hoe was anders die mid dag te verklaren ('t leek nu wel drie maanden geleden) toen Minnie hoogstens'n pond of veertig per jaar waard was Die middag, toen hij haar gevraagd had, dat oude zilveren theeschepje op te poetsen, en toen hij

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 16