Uit 't Heilige Land. r-- 7let dorp ilizrali in de bergen nan Judea. achter.u schijnt niet eens te weten, dat iedereen ze haar laat groeien tegen woordig „Lang niet iedereen," antwoordde Ronnie. Hij schoof zijn stoel achteruit en stond op. „Een massa meisjes houden 't kort. U kunt gerust den raad van een man aannemen. Een man ziet dikwijls, wat het beste zal staan, als een vrouw nog op geen stukken na besluiten kan. Als ik u was, wist ik wel, wat ik 't eerste deed, als ik in stad kwam ik ging regelrecht naar een goeden kap per, en ik liet me eens keurig knippen en shamponeeren, met een geurige fric tion toe. En watergolf, of hoe ze dat noemen. U zult eens zien, wat u daar van opknapt." Zij keek hem aan. „Ja, dat ken best. Denkt u, dat 't me staan zou, meneer Ronnie „Je zou er een heel ander meisje door worden. Enfin, we zullen 't hier voorlóopig maar bij laten. Tot ziens." Hij voelde een eigenaardigen tegenzin, om het kleine ding alleen te laten ze was prettig gezelschap, vond hij er ging zooiets zachts, kalmeerends van haar uit. „Ik moet zien, dat ik aan de visite ontsnap. Zeg mevrouw Hamble maar eens de waarheid voor me, als je zin hebt TWAALFDE HOOFDSTUK SCHERMUTSELING. Mevrouw Hamble werd hoe langer hoe stekeliger en toen het koolzwarte kopje van Evangeline, met een roode, witbestippelde sjaal, terzij van het grasveld zichtbaar werd, klom haar woede tot het kookpunt. Toen dus de doch ter des huizes, met een geurigen bos azalea's voor het salon, op haar toetrad, met een vriendelijk „Zoo, mevrouw Hamble, hoe maakt u 't en-vriendelijker glimlachte, dan zij in al den tijd van haar verloving gedaan had, werkte die groet als een vonk in het stroo. De moeder van Cedric glimlachte op een manier, die erger was dan een scheldwoord, toen zij antwoordde „Goeden middag, Evangeline.Je moeder heeft me verteld, dat Ronnie ook al in de weer is voor datdat kind, dat de Sweep gewonnen heeft. Ze schijnt jullie aardig ingepakt te hebben 1" „Ja, dat heeft ze ook We zijn de beste vrienden van de wereld 1" ant woordde'Evangeline, en zij dacht „Ze is woedend op me, en nu wil ze 't op die arme Minnie wreken!" „Zouden jullie 't niet interessant vinden te weten, wat ze uitvoerde vóór ze de Sweep won „We weten...." „O ja (Een schril lachje). „Je bent nog jong, Evangeline, en je moeder heeft altijd zóó buiten de wereld geleefd, dat ze er ook niet veel kijk op heeft. Maar ik begrijp toch niet, dat jullie eerst niet eens geïnformeerd hebben naar zoo'n schepsel dat geld heeft gekregen waar ze niet mee overweg kan vóór jullie haar in huis namen." Mevrouw Owen zei met kalme waardigheid „Misschien is 't waar, dat we buiten de wereld leven maar we kunnen best onderscheiden, of een meisje fatsoenlijk is.en of er een goed hart in zit." „Wij O, je bedoelt zeker deftige menschen in 't algemeen." Dit zei mevrouw Hamble op een toon, dien de Owens nog nooit gehoord hadden. Ze zei het met zooveel stemverheffing, dat er een gezicht voor het raam kwam, zooals Evangeline, over den schouder van haar moeder heen, zag. Het was Minnie, die naar buiten keek, en het gezicht van Minnie stond strijdlustig met groote oogen stond zij te staren, als een kat, die gereed ligt om te springen. Mevrouw Hamble, die zich steeds meer opwond, zag niets. „Je hebt van die menschen," praatte zij vlug, „die er zich niets van aantrekken, wie hun huur betaalt. Ofschoon jullie natuurlijk geen huur hoéven te betalen." Over haar bontkraag heen keek zij minachtend naar den muur, die toonde, waèr het door 't veranda-dak gelekt had 'n blik, die zeer duidelijk liet zien, hoe zij dacht over dit vochtige, vervallen huis en over de afgezakte schamel heid van deze familie. Zulke menschen hebben maar één hoop dat hun kin deren een rijk huwelijk sluiten. Majoor Owen en mevrouw Owen hadden dan ook niet gerust, voor zij hun onbeholpen, ontevreden dochter aan Cedric ge koppeld hadden, den eenigen welgestelden, presentabelen vrijgezel in hun t omgeving Mevrouw Hamble hoefde van dit alles niets uit te spreken. Het stond op haar gezicht geschreven het klonk door in haar stem Ik heb anders respect voor de manier, waarop jullie allerlei ongemakken weten te dragen...." „Die vinden wij niets erg," zei Evangeline lachend, en haar groote veront waardigde oogen wendden zich van den gehavenden gevel van haarvaders huis naar het natte grasveldje. „We kunnen er tegen 1" „Ja," kaatste mevrouw Hamble terug. „Zeker tot je een anderen jongen man gevonden hebt, die er goed bij zit, hè „Ik dócht wel, dat 't dat was," zei Evangeline tot haar moeder. Mevrouw Hamble hoorde het niet, ging voort„Een jongmensch met geld. Of iemand, die de Sweep gewonnen heeft. Wat er maar te krijgen is. De laatste stroohalm. Eén goede partij verkeken...." Evangeline en haar moeder hadden nog nooit te doen gehad met onvrien delijkheid en spijtigheid, die den vrijen loop kregen zij konden niet anders dan zwijgen en door het tumult heen van een spanjolet, waaraan krachtig gerukt werd (een geluid, dat al een paar seconden geduurd had, zonder dat één der dames het hoorde), ging mevrouw Hamble voort „Nu die kans ver keken is, zou ik maar zien, dat ik dat goudvischje aan den haak sloeg voor mijn zoon." En hier stormde het goudvischje zelf het tooneel op. (Wordt vervolgd)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 20