De vruchtboomen schudden met hun bebloesem- de takken, en een regen van teere bloemblaadjes viel neer, overal in 't rond. „O I" riep het denneboompje verrukt, „zooiets moois heb ik nog nooit gezien Ik wou maar, dat ik ook zoo geschapen was Maar de vruchtboomen luisterden nauwelijks naar de klacht van het denneboompje zij hadden het veel te druk met zichzelf te bewonderen en hun pronk om te roepen op den adem van de bries. Toen begonnen de woudboomen uit te spruiten in zacht lentegroen. „Kijk eens naar mij zei een jonge eschdoorn trots „is dat bleeke geelachtige groen van mij niet even mooi als het rose en wit van de vrucht boomen Ook de eiken en de olmen brachten hun jonge groen te voorschijn, en de gevederde wilgen aan den waterkant zwaaiden met jonge twijgen, zooals een fee zwaait met haar tooverstaf. En terwijl zich de eene jonge schoonheid na de andere ontvouwde, stond het arme kleine denne boompje te schreien en te wenschen, dat de Meester der boomen hem ook zoo bedeeld had. Maar de andere boomen gingen zoo zeer op in de zorg voor hun eigen tooi, dat zij zich niets aantrokken van het bedroefde denneboompje. En toen werd het zomer. Het denneboompje voorzag, dat er nieuwe schoonheden zouden naar mijn rood-met-witte jakje is dat niet mooi Je zou zeker wel willen, dat ►je er ook zoo mooi uitzag, hè Het, arme kleine denneboompje keek, keek met verlangende oogen, maar het voelde zich te min, om iets te zeggen. „Dan moetje mij zien pochte de perzik boom. „Heb je ooit zoo'n volmaakte kleur- schakeering gezien, als ik draag Kijk 't eens afsteken tegen niijn groene bladeren I" Het denneboompje had een edelmoedig hart, dus weerde het daar de opkomende jaloezie uit, en zei: „Ja, jullie zien er prach tig uit, appelboom en perzikboom! Ik heb ïog nooit zulke fijne kle.uren gezien. Ik wou, dat ik ook zoo'n mooi pakje had Maar ik heb niets dan mijn oude vervelende naalden „Kijk mij eens riep de kerseboom. „Er bestaat niets mooiers dan mijn zuiver witte toefen, met vederachtig groen omzet." „Ja, dat is zoo," gaf het denneboompje toe. „Het zijn allemaal zulke mooie tinten, dat ik haast nietweet.watik'tmooistevind."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 27