933 VRIJDAtJ 22 DECEMBER 1933 No. 30 komen over de boomen, en het hoopte bijna, dat er ook met hem zelf de een of andere wonderbare verandering zou gebeuren. Maar het hoopte en wachtte en snakte tevergeefs. Maar de anderen o wat genoten die van hun geluk De vruchtboomen schaterden het uit met hun blijde weelde Sappige roode kersen, fluweeiige perziken, zacht gouden appels, dauwig purperen pruimen, overal een feest van kleuren, welriekend heid en zoetheid Wat stonden zij te pralen en te pochen „Zoo, denneboompje 1" zeiden ze, „zou je ook niet graag zoo rijk zijn als wij En het arme denneboompje beefde van verdriet tot diep in zijn hart, en het antwoordde „O, was ik ook maar zoo 1" ,,'t Is een prul," zeiden de perziken hooghartig, en zij gingen weer aan haar toilet zij hielden haar zachte wangetjes naar de zon gericht, om ze te laten kussen, tot ze bloosden. „Ja, 't is een prul," babbelden de peren, terwijl zij zacht heen en weer zwaaiden aan hun stelen, langzaam rijpend tot een gouden roodachtigen glans. Het arme kleine denneboompje huiverde bij die wreede onverschilligheid, die nog meer pijn deed dan hun onverholen spot. En de loofboomen waren geen haar beter. En toen kwam de herfst 1 O, wat glorieerden de boomen toen Hoe wapperden zij met vlammen de vaandels van rood en goud, om de heele natuur te verblindenWelk een rijke diepten van brons en rood scholen er geheimzinnig in hun dichte loof 1 Het denneboompje werd er stil van. „Er komt geen eind aan hun pracht," peinsde het„moet •ik dan steeds van nieuwe wonderen ge tuige zijn, waaraan ik geen deel mag hebben En het arme kleine ding weende, tot de naalden als een plas om hem heen lagen. De wilgen aan den waterkant zagen het, en treurden mee van medelijden. Het denne boompje zag de wilgen schreien en was dankbaar voor hun hartelijkheid, maar het kon van droefheid nog niet anders doen, dan maar steeds meer naal den naar den grond weenen. En die notèboomen Die schudden het hun noten in 't gezicht, en sarden het opnieuw met zijn nutteloosheid en zijn gemis aan schoonheid. Het denneboompje wenschte, dat het maar liever ster ven mocht. En toen kwam de Meester der boomen daar langs wandelen. „Hè, wat is dat?" riep hij uit, toen hij de droefenis van het denneboompje zag. Toen kon de denneboom zich niet meer inhouden, en stortte zijn heele hart vol leed en kommer uit. „Kom, kom, kom," zei de oude Meester der boomen, die een erg gevoelig en warm hart bezat, „denk je nu wel om den winter Dan staan al de andere boomen te rillen en te huiveren in hun naakte takken. Dan hebben zij geen schoonheid meer en staan zij eenzaam en droevig en arm. En dan ben jij groen en knap, en dan kun je hun vragen, waarom ze zoo leelijk zijn en zoo triest kijken." De denneboom klaarde een beetje op, want al was hij niet haatdragend, toch was hij blij, dat hij er in den winter netjes uit kon zien, terwijl de andere boomen eenzaam en droevig en arm waren; want zij hadden hem met hun smaad diep gekwetst. En toch voelde hij zich nog niet heelemaal vol daan in dit vooruitzicht. Het was wel prettig, groen en knap en glanzig te zijn, terwijl de andere boomen er echt leelijk uitzagen, maar hij kreeg toch maar geen blijgekleurde bloesems en geen rijke vruchten of noten. De vriendelijke oude Meester der boomen lachte, toen hij dit hoorde. Hij had het nu niet zoo druk, dus kon hij wel even aandacht schenken aan de klachten van het denneboompje. „Zoo zoo 1" zei hij. „Wou jij zoo graag vruchten en bloemen hebben Nu, daar is wel wat op te vinden, geloof ik. Van nu af zul je iederen winter, als de andere boomen ongeduldig staan te verlan gen naar de lente, wondermooie vruchten en bloe men en noten dragen. En de bloesems en vruchten, die jij zult vertoonen, zullen ver, ver uitmunten boven alles, waar zij zich ooit op beroemd hebben om je te ergeren 1" Het denneboompje kon dit goede nieuws bijna niet gelooven. Maar het was toch waar. De Meester der boomen gaf order, dat hij de Kerstboom zou zijn 1 En dus bloesemt de denneboom iederen winter uit in een weelde van bloemen van kleur en goud Zijn takken komen vol te hangen met wonderbare en zeldzame vruchten, zooals er nog nooit groeiden aan de takken van een zomerboom 1 Gouden noten zijn er dan, en meer hulstbessen, dan waarmee de hulstboom zelf ooit kon pronken En heel in de hoogte, als een kroon op het verheerlijkte denne boompje, straalt de Kerstster haar stralen uit tot een zegening, die aan geen anderen boom ooit geschonken werd WIL VAN GERVEN.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1933 | | pagina 28