IJs en dooi
936
VRI|DAG 22 DECEMBER 1933
No. 30
De jeugdige krabbelaar bij z'n eerste les.
De meer gevorderden, die elkaar bewonderen.
Met gemengde gevoelens is de komst van koning Winter
begroet. Maar duizenden genoten van het ijs.
de lacherige bakvisch
en de zwierende paren die hun hart nu konden ophalen.
wij hebben ook ellendige dingen gehad de
waterleiding bevroor, enz., maar dat is nog
heel iets anders dan tekort aan brandstof en
dekens. Daaraan moet men denken, en wanneer
in een tijd als den onzen de wintervorst met zoo'n
geweld komt opzetten, dan zeg ik, hoewel zelf
hartstochtelijk liefhebber van de ijssport zijnde, zij
het niet dan met een zekere zelfopoffering waar-
Met gemengde gevoelens is dit jaar de
komst van koning Winter afgewacht.
Zeker is het wel, dat hem geen fees
telijke ontvangst werd bereid, en dat zelfs
veel verstokte ijsliefhebbers bereid zouden
zijn gevonden, van hun genoegens afstand te
doen. Want het mag niet worden verheeld,
dat een zoo plotseling en met een dergelijke
gestrengheid invallende koude ellende be-
teekende voor vele duizenden gezinnen.
Zeker, we hooren sommigen al mopperen
de heer, ga ditmaal onze deur maar voorbij.
Het pleit voor de naastenliefde, die zich
weer overtuigend heeft gedemonstreerd, dat
velen toch gevoelig blijken voor anderer
ellende. Zeer velen hoorden we zeggen
fijn, ijs, maar beter was het toch maar,
wanneer de dooi inviel.
Overigens heeft koningWinter zich aan onze
wenschen niet gestoord. We moesten eerst allemaal
pimpelpaars zien, voor hij er toe te brengen was,
een mager zonnetje door de wolken heen te zen
den, en den guren wind weg te sturen, en toen dit dan
eindelijk gebeurd was, was de dooi er meteen ook.
En toen redeneerden we weer ja, nu het ijs er
toch eenmaal was, en de erge kou geleden, nu had
het nog maar een paar dagen zoo moeten blijven.
Maar, terwijl we dit schrijven, wijst de torenhaan
onverbiddelijk Zuid, en de regen drenst neer,
ondanks een Brusselsch weerbericht, dat op vroo-
lijken toon vanmorgen nog vorst voorspelde, een