DIE IPOUS
Éi
1U50 VRIJDAG 5 JANUARI 1934 No. 32
door
T. S. STRIBLING
Vervelend, vond Midway, dat je niet wist, hoe
lang 'n kaars brandde. Door proefnemingen
had hij ontdekt, dat geen twee kaarsen even
lang duurden. Het exemplaar, dat nu onder de
toonbank stond, tusschen de krullen en spaanders,
die doorsopt waren met petroleum, kon in een half
uur opbranden maar het kon ook twee uren du
ren. Hij ging nog eens achter de toonbank, om voor
de zooveelste maal naar de kaars en de hout
snippers te kijken. Hij had het liefste, dat de
brand kort na middernacht uitbrak.
Toen hoorde Millway voetstappen, en snel draai
de hij zich om. Het was de oude juffrouw Soars,
om een pond soda. Terwijl Millway het met beven
de handen afwoog, vroeg hij zich af, of zij de kaars
zou kunnen zien, als zij zich over de toonbank heen-
boog. Hij gaf haar de soda, nam het geld aan, en
zei zenuwachtig, dat het ontzettend lang droog
bleef.
„Slecht voor de boeren en gevaarlijk ook.
Er is nog nooit zooveel brand geweest als den laat-
sten tijd."
„Nee er is gewoon geen blusschen aan," zei
de winkelier.
Hij bleef roerloos staan, met een bonzend hart,
zich afvragend, of de oude vrouw iets bedoeld zou
hebben met haar opmerking. Toen zij weg was,
ging hij naar de plaats, waar zij gestaan had. Hij
kon de kaars niet zien.
Hij begon aanstalten te m' ken, om den winkel
te sluiten. Hij ging naar de olielamp, die aan den
zolder hing, klom op een stoel en draaide de lamp
uit. Hij kwam van den stoel af, liep op zijn teenen
vlug achter de toonbank, hurkte neer, en streek
een lucifer aan. Bevend bracht hij het vlammetje
naar de pit van de kaars. Eindelijk brandde die,
hij rook duidelijk de lucht van de talk.
Zenuwachtig kwam Millway overeind hij keek
voor 't laatst nog even naar de kaars, en bewoog
zich toen met lange stille schreden van de toonbank
naar de deur. Toen hij die opendeed, stond er een
man vlak vóór hem in het halfduister.
De winkelier hield zijn adem in. Even dacht
hij, dat het de veldwachter was toen herkende hij,
met nog grooter verslagenheid, L. F. Wilson, den
verzekeringsagent van het dorp. De eerste secon
den kon hij niets zeggen, toen bevochtigde hij zijn
lippen om zich tegenover Wilson te verdedigen.
Hij wou zeggen, dat hij niet anders kon, als hij niet
failliet wou.
Wilson begon echter zelf te vertellen, dat hij
hem net de lamp had zien uitdraaien, en toen had
hij hard geloopen, om nog even een ons haverstroo-
balletjes voor zijn kinderen te koopen. Die hoestten.
Millway hield zich vast aan den knop van de
deur.
„Wacht hier maar even," zei hij. „Ik kan die
balletjes zoo wel even geven daar hoef ik de
lamp niet voor op te steken. Een ons Dat zijn er
een stuk of twintig."
De winkelier tastte naar de flesch met de bal
letjes, en hij keek schuins naar het schijnsel van de
kaars onder de toonbank. Hij voelde, dat Wilson
het zag. Wilson had dat boodschapje van die bal
letjes maar even gauw bedacht, om een beetje beter
te kunnen kijken. Millway stopte een paar handen
balletjes in den zak en bracht ze naar de deur. Het
afscheid van den agent duurde nogal lang.
„Ik heb een andere assurantie-maatschappij ge
nomen," zei hij na een korte aarzeling. „Misschien
wil je bij de Monarch een beetje hooger afsluiten
„Hooger afsluiten De winkelier vatte dit op
als een wenk, dat Wilson het schijnsel van de kaars
gezien had.
„Ja. Ik zal morgenochtend even aankomen,
als je 't goed vindt, dan kan ik je voorraad voor de
Monarch taxeeren."
Midway voelde een plotselinge aandrift om te
lachen.
Rust in de Alpenhut.
„Goed, doe uat. Kom mijn voorraad morgen
ochtend maar taxeeren."
Zoodra Wilson weg was, week de vroolijkheid
van Millway. Hij voelde, dat hij wijs deed, als hij
terugging en de kaars uitblies. Wilson had het licht
gezien. Maar het oude idee won. Millway ging naar
huis en naar bed.
Sarah, zijn vrouw, sliep al, maar hij maakte haar
wakker, en zij vroeg, waarom hij zoo onrustig was.
Maar Millway kon niet gaan slapen. Hij bleef
klaar wakker, tot in zijn armen en beenen toe, en
wachtte op de brandklok. Stilte vulde het dorp.
Zijn vrouw begon weer zachtjes te snorken. Toen
zag hij, tusschen de gordijnen door, 'n zwak licht.
Twee minuten later kwam het gelui van de brand
klok.
Millway sprong op, schudde zijn vrouw wakker.
„Sarah 1 Sarah Er is brand 1"
Hij trok gauw wat kleeren aan en holde naar
buiten.
Toen hij aan den hoek kwam, zag hij zijn winkel
als een kolossale lantaarn vol vuur. Van alle kan
ten snelden er menschen met brandemmers toe,
om het vuur te bestrijden. Toen zag de kapitein
van de brandweer Millway. Hij kwam naar hem
toe, het hoofd schuddend.
„Te ver weg, meneer Millway. Niets meer aan te
doen. U bent toch verzekerd, hoop ik
„Ik wel een beetje," stotterde Millway, „maar
lang niet hoog genoeg misschien voor een derde
van de waarde."
Op dat moment stortte het dak in. Het heele
dorp stond stil te kijken, terwijl die oude vijand der
menschheid den winkel verwoestte.
Toen die geheel was uitgebrand liepen zij terug
naar hun woningen, en hun harten klopten nog van
het droeve vermaak, een brand bijgewoond te
hebben.
Den volgenden morgen ging Millway naar het
kantoor van Wilson. Bij de deur bleef hij staan,
zich afvragend, of hij zijn assurantie-geld zou krij
gen, of naar de gevangenis zou gaan.
Wilson keerde zich om in zijn draaistoel en keek
Millway met een somber gezicht aan.
„Zoo," zei hij langzaam, „je komt zeker naar de
uitkeering informeeren
„Eh.... j-ja, meneer Wilson. Ik verwacht na
tuurlijk
De verzekerings-agent schudde het hoofd.
,,'t Spijt me erg, Millway. Je krijgt niets."
„Ik ik krijg niets
„Ik vind 't ellendig, 't je te moeten zeggen, Mill
way, maar gisteravond, toen ik met je praatte
over mijn nieuwe maatschappij, de Monarch
enfin mijn oude maatschappij, de Acme, is.
failliet. Ik geloof niet, dat je iets los zult krijgen.
Er zijn zoo'n massa gemeene schurken geweest,
die hun eigen boeltje in brand hebben gestoken in
deze moeilijke tijden, dat de Acme 't niet heeft
kunnen houden. En de eerlijke menschen, zooals
jij en ik, moeten er voor boeten