No. 34 VRIJDAG 19 JANUARI 1934 1109 maar voor me; Yates," had hij gezegd. „Hier heb je de kaartjes, 't Is zonde, ze te laten verioopen, en Lucy heeft toch al niet veel. Zij scheen zich heel goed geamuseerd te hebben. Verscheidene malen onder de voorstelling had hij gemerkt, dat zij naar hem zat te kijken. Terwijl hij haar naar huis bracht, was zij heel gezellig geweest. En toen hij haar beklaagde, omdat Ditt- mar zoo opging in zijn werk, had zij gezucht en gezegd „Laten we nu maar vroolijk probeeren te blijven." Na dien avond had zij een paar maal opgebeld als zij wist, dat Dittmar niet op het kantoor was. Ze zei altijd „Joseph" door de telefoon, en er was een streelende klank in haar stem, als ze dat deed. Hij kon haar krijgen, begreep hij, als Dittmar hem niet in den weg stond of liever, als zij geld hadden kreeg hij of zij op de een of andere manier geld, dan trokken zij zich van Dittmar niets aan. De tram ging een hoek om, zoo schrap, dat Yates bijna zijn evenwicht verloor. Toen zag hij een vetten kopregel in de krant, die een passagier naast hem zat te lezen. „Vergiftigde Alcohol Vier Personen Gedood", stond er. Yates glimlachte grimmig. Dittmar kocht zijn jenever in een goedkoop kroegje in de buurt van Canal Street dèt was het soort goedje, dat naar de zaal der alcoholisten in het gekken huis, naar een marmeren ligplaats in het lijkenhuisje, naar een schreeuwenden kopregel in de krant voerde. Hij had zijn compagnon al vaak gewaarschuwd tegen de gevaren van dat maar-raak-drinken, maar Dittmar had er altijd om gelachen. „Ik kan beter denken, als ik alcohol in mijn bloed heb," zei hij herhaaldelijk. „Zoolang ik mijn hersens moet opjagen voor die uitvinding, moet ik alcohol hebben. Ik zal er mee ophouden, als ik klaar ben." De tram bleef met een ruk staan en Yates stapte uit. Gedurende het wandelingetje naar zijn kamer scheen die vette krantenregel hem voortdurend voor de oogen te dansen. „Vergiftigde Alcohol Vier Personen Ge dood 1" Hij huiverde en perste zijn ellebogen tegen zijn zijden, want er kwam een ontzet tende gedachte in hem op. Als er eens gestaan had „Vergiftigde Alcohol Eén Persoon Gedood".... en dan Dittmar die ééne 1 Als er eens één flesch van dien nagemaak- ten drank, dien de Duitscher altijd kocht, dat vergiftigde goedje bleek te bevatten, waardoor die vette regel in de krant was gekomen als Dittmar eens stierf En wat was het gemakkelijk, een flesch met vergiftigden alcohol in de brandkast te smok kelen, waarin Dittmar zijn voorraad bewaar de 1 Geen ontdekking mogelijk geen last met de politie; een simpel, veilig, afdoend plan Yates stak met bevende vingers een sigaret op, en zette de radio aan, om zijn trekkende zenuwen tot bedaren te brengen. „Beurs- praatje door Guy Wallace", dreunde de stem van den omroeper. Geld, geld, geld. Yates zette met een soort snikgeluid de radio af en ging naar zijn boekenkast. Hij greep een werk over chemie en liep de bladzijden door. „Methyi-alcohol," las hij, „ook houtgeest genaamd. Heldere, kleurlooze, bijna reuk- looze vloeistofbij verschillende industrieën gebruikt bij inwendig gebruik vergiftig." Een uur later zat hij aan tafel in zijn gewone rustige restaurant, maar hij kon niet eten. Hij dronk den eenen kop sterke koffie na den anderen, en trok met zijn vork figuren op het witte tafellaken trok figuren geldteekens. Den heelen nacht lag hij te woelen. Er was een fuifje in de aangrenzende kamer, en toen Yates 's morgens zijn deur opendeed, stonden er drie leege jeneverfiesschen en andere rommel van zijn buurman in de gang. Hij liep er op zijn teenen heen, stopte één der flesschen onder zijn jas, sloop naar zijn kamer terug en verstopte de flesch in zijn kleerkast. Hij deed erg verstrooid dien morgen op het De wolkenzee. gezien vanuit een vliegtuig op 2700 M. hoogte; de dikke wolk heeft aan den boven kant het aanzien van een groot besneeuwd veld. kantoor. Dittmar hield hem er mee voor den gek, maar de grappen en het keel-accent van zijn com pagnon brachten hem niet aan 't tandenknarsen, zooals gewoonlijk. Hij glimlachte maar met een soort stillen triomf. Om twaalf uur sloot hij zijn bureau. „Ik moet even naar Jersey," zei hij. „ik kom niet terug vandaag." De zakken van zijn overjas stonden bol, toen hij dien avond op zijn kamer kwam. Hij sloot zijn deur, en hield een der flesschen, die hij gekocht had, een eindje van zich af. „Houtgeest Vergif Hij krabde het etiket met een mes weg en ver brandde de snippers. Hij goot het heldere, doode- lijke vocht in een geëmailleerde kom en goot er wat druppels uit een klein fleschje bij. Een scherpe dranklucht vulde de kamer hij goot het mengsel in de jeneverflesch. Dittmar was vroolijk gestemd den volgenden dag. „Vanavond krijg ik de laatste teekening voor mijn machine af," vertelde hij, en hij sloeg zijn compagnon op den rug. „Nu ga ik eens eerst lekker eten varkenskluif met zuurkool 1 Ga je mee Yates schudde het hoofd en de luidruchtige Duitscher ging alleen. „Eindelijk 1" fluisterde Yates, toen hij de deur op slot deed en naar de brandkast sprong. Dittmar's jeneverflesch stond als gewoonlijk op de bovenste plank, één nog maar. Yates greep haar met bevende vingers en stopte haar weg in een la van zijn bureau, tusschen de papieren. Toen zette hij de flesch, die hij in zijn binnenzak had meegebracht, op de plek waar de andere gestaan had, en ging weer voor zijn bureau zitten, voor zich uit starend. Er kroop een uur voorbij. Hij veegde zijn natte voorhoofd af, en met zijn potlood krabbelde hij op zijn vioeiblad lange rijen cijfers, geld, geld van de uitvinding. Plotseling klonk er wild gerucht uit de werk plaats Dittmar gooide de deur open hij had een krant in de hand, en wuifde er mee, en zijn oogen puilden uit van opwinding. „Ik heb ongelijk gehad!" riep hij. „De loterij briefjes hebben je rijk gemaakt. Je hebt den hoofd prijs in de sweepstake driehonderdduizend gulden Kijk Hier staat 't, zwart op wit Hij duwde zijn compagnon de krant onder den neus Yates sprong op toen viel hij achterover, bezwijmd, met wijd open mond. De Duitscher keek een seconde gejaagd om zich heen toen greep hij de jeneverflesch uit de brand kast, ondersteunde den bewustelooze met een sterken arm, en goot hem het vocht door de keel.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 21