HET BOEK VAN JANSEN 141 - - Sneeuw in Jlaut ^oih. Wat wil je voor je verjaardag hebben?" vroeg Jansen, een half jaar vóór mijn verjaar dag. „Een vliegtuig of zes olifanten Die vraag was van alle kanten verbazingwek kend. Werd zij ernstig opgevat, dan moest er een geweldige ommekeer hebben plaats gehad in Jan- sen's financieele omstandigheden werd zij humo ristisch opgevat, dan was er evenveel veranderd in Jansen's humeur want tot dan toe was Jansen zoo grappig geweest als een schelvisch in een mand. „Liever de olifanten, geloof ik," was mijn ant woord. „Maar wie zal dat betalen „Mijn boek," antwoordde Jansen trots, ,,'t ls aangenomen." Ik feliciteerde hem. Het boek heette „Zielen in Gevangenschap", en ik voor mij vind, dat de schrij ver moest worden veroordeeld om die zielen gezel schap te houden. Maar er scheen een uitgever te bestaan, die er anders over dacht dan ik, en ik was natuurlijk blij voor Jansen, hoewel ik me tegelijk zorg maakte voor andere menschen. „Maar is er aan een boek wel veel te verdienen?" vroeg ik. „Dat ligt aan 't boek, en aan je contract," ant woordde Jansen. „En heb je een goed contract vroeg ik. „Ik heb niet veel verstand van contracten," zei hij met een zekeren eerbied, „maar als alle schrij vers er zooeen hebben als ik, dan verwondert 't me niets, dat ze rijk zijn Mijn vrouw en ik hebben 't uitgerekend, en als de verkoop is enfin, zooals we geschat hebben, en we hebben geschat, dat 't me een schat moet opbrengen.enfin, dan schat ik, dat 't me een schat opbrengt." Hij slikte, en begon nog eens. „Kijk eens, je krijgt zóóveel per verkocht exem plaar alleen tellen de dertien voor twaalf. Dat wil zeggen, als er twaalf exemplaren verkocht zijn, betalen ze je voor dertien, of zooiets. Maar na een bepaald aantal krijg je hoogere provisie, en na een ander bepaald aantal een nog hoogere. Ik kan me de cijfers in mijn contract niet precies meer herin neren, er staan er zoo'n massa in, maar als ik een gemiddelden verkoop bereik...." „Wacht even," zei ik. „Hoe heb je dien gemid delden verkoop berekend „Nou, ze komen natuurlijk tot 't hoogste getal, dat ze genoemd hebben, anders zouden ze dat niet genoemd hebben," zei hij. „Maar daar zijn we nog niet eens op afgegaan. We hebben gerekend nee, ik zal 't je laten zien. Hoeveel exemplaren van Phillips Oppenheim zouden er zoowat in de kiosken zijn „Jk denk 'n paar millioen," zei ik. „Doe nou niet zoo gek," mopperde Jansen. „Ik bedoel" één boek van hem. Ik zal 't je vertellen. We zijn rond geweest, om 't na te tellen. In iedere kiosk acht." „Jawel, maar jij bent nog niet zoo bekend als Phillips Oppenheim," begon ik. „Dat komt straks, dat komt straks 1" riep hij. „Dat ben ik natuurlijk niet. Maar hoeveel scheelt 't Daar komt 't op aan. Ben ik een achtste maal zoo bekend Dat wil zeggen, zèl ik dat zijn, als de menschen mijn „Zielen in Gevangenschap" gelezen hebben Of een zestiende maal, of een twintigste, of een dertigste. „Laten we zeggen een twintigste," antwoordde ik edelmoedig. „Wij hebben gerekend een dertigste," zei hij fier, ten bewijze dat ze niet valsch deden. „Nou. Laten we zeggen, dat Oppenheim acht boeken per kiosk heeft. Dat zijn acht boeken van mij in dertig kiosken. En dan de winkels. Er zijn elf honderd gemeenten in ons land. Reken nou in iedere ge meente gemiddeld 2 k2V2 kiosk en 2 li 2!/: winkel. Dat zijn er in 't geheel vijftigduizend nee, vijf duizend. Is 't niet Ja, vijfduizend kiosken en winkels. Dat klopt." Hij slikte nog eens, en zijn stem begon te beven. „Acht boeken op de dertig is tachtig boeken op de driehonderd, dat is achthonderd op de driedui zend, dat is tweemaal achthonderd, dat is zestien honderd op de zesduizend 't was vijfduizend, maar dat kunnen we afronden tot zesduizend, dat deelt makkelijker, en zeg dat je nog de helft los verkoopt, rechtstreeks bij den uitgever besteld, dat is weer achthonderd, en laten we zeggen, dat het zoo viermaal gaat, dat is viermaal hoeveel-was- 't-ook-weeracht, zestien, tweeëndertig, en die andere acht ja, dat klopt, ik herinner me nog, dat 't op negenduizend uitkwam.... en ze zeggen, dat je boek maar drie maanden in de vraag blijft, maar dan moet je eens naar „Pickwick" en de Camera Obscura kijken, dat wordt wel honderd maal drie maanden, ik bedoel negenduizend, maar laten we daar dan weer de helft van nemen voor alle zekerheid, da's over de vierhonderdduizend, en Hij pauseerde, en veegde zijn voorhoofd af. „Waar was ik ook weer hijgde hij. „O ja, vier honderdduizend en dan reken ik onze buiten- landsche taalgebieden en de goedkoope uitgaven nog niet eens mee. En ik weet 't procent niet pre cies meer, maar als je dat vermenigvuldigt, krijg je negentig mille, maar als-je er dan de toeslagen bijtelt, die al heel gauw beginnen, dan komt er de helft bij, en later nog eens de helft, dus dan wordt 't dan wordt 'tHij keek op zijn manchet. „Nee, ik heb pas schoone aangedaan maar 't kwam over de twee ton." Zijn voorhoofd droop. Ik keek hem ongeloovig aan. „En durf je me dan ronduit in mijn gezicht te zeggen," riep ik uit, „dat je voor mij niets meer over hebt dan 'n stuk of wat olifantjes Het eenige, dat ik thuiskreeg, toen mijn ver jaardag daagde, was een briefje. „We hebben van 't jaar geen geld, om je een cadeautje te sturen," schreef Jansen, „maar ik hoop je de olifanten volgend jaar te doen toeko men, want ik heb net uit de beste bron gehoord, dat een oude man op 't station in Utrecht haast een exemplaar van mijn boek gekocht heeft."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 26