IM
No. 34
VRIJDAG 19 JANUARI 1934
1117
dagboek, dat zij sinds haar zeventiende jaar had bijgehouden. Vooral 't laatste
verwonderde haar 'n dagboek was al een zeer schrale buit voor 'n inbreker,
die op geld en sieraden uit was. Het ergerde haar ook, dat wie weet welke
kerel met ruwe nieuwsgierigheid door haar jeugdherinneringen bladerde en
onbeschaamd las in de geheimen, die elk meisje voor iedereen geheim wil
houden.
Niemand kon haar iets vertellen. Zij vroeg aan de bewoners van de andere
etages, of er bezoekers voor haar waren geweest, of zij vreemden op de trap
hadden gezien, maar de man in 't bruin wie kon het anders geweest zijn
had zijn werk goed gedaan niemand had hem gezien, wat trouwens geen
wonder was, want het was den geheelen dag op de trap van het groote blok
zeer druk van bewoners, leveranciers, bezoekers enz. De inbreker was een
voudig naar binnen geloopen en had zijn werk gedaan. Paula werd bang een
dief, die brutaal genoeg was op klaarlichten dag een huis binnen te dringen,
was' geen beginneling in het vak en kon wel tot erger dingen in staat zijn
bovendien beangstigde haar de geheimzinnigheid van het geval. De achter
volging door den man in 't bruin, de inbraak, de bloemenman, die niet alles
wilde vertellen wat hij wist, het was alles wel in staat om een alleenstaand
meisje bang te maken. Voor het eerst in haar leven zag Paula den nacht met
angst tegemoet. Zij besloot een flinken grendel voor haar deur te koopen en
het goedkoope slot te vervangen door iets, waar een inbreker meer moeite mee
zou hebben.
Terwijl zij in het hoekje van haar zitkamer, dat als keuken was ingericht,
bezig was met koffie en eieren voor haar avondmaal, schoot haar een plan te
binnen, dat zij onmiddellijk na tafel uitvoerde. De bloemenman zou stellig
iets van de inbraak weten, eh als hij iets vertellen kon, zou zij het er ook uit
krijgen, hoe norsch en terughoudend hij ook was.
Zij wou niet langer leven in deze vaagheid van
waarschuwingen en halve mededeelingen.
Natuurlijk stuitte zij op tegenstand. Toen zij
na een haastig maal bij de standplaats van Tom's
opvolger kwam en zich over de mand bukte, om
een bosje viooltjes uit te zoeken, fluisterde zij
„Ik kom expres om nu alles van u te hooie.i,
alles. Ik laat me dezen keer niet afschepen."
„U hebt niets meer te hooren," antwoordde
hij norsch. Nu, in het donker, was zijn borstelig,
gehavend gezicht borsteliger dan ooit, en hij deed
nog minder moeite dan anders, om zijn ontstem
ming te verbergen. „Ik heb niets meer te vertellen
en ik wil niets meer vertellen, 't Spijt me al erg
genoeg, dat ik me met de zaak heb ingelaten."
„Is dat uw methode om meisjes door geheim
zinnigheid bang te maken?" vroeg Paula snibbig.
De houding van den man ergerde haar vreeselijk
ze dacht er niet aan naar huis terug te keeren,
zonder iets meer gehoord te hebben. „U mag mij
zoo niet langer behandelen er is vandaag een
inbreker op mijn kamers geweest, en ik wil weten
wat hij bij me zocht."
„Zal ik dat weten
„Dat weet u zeker, en ik zal 't nu hooren ook
„Moet u lang wachten."
„Ik heb lang geduld," antwoordde Paula, die
steeds zenuwachtiger en boozer werd om de norsche
onbeleefdheid van den mismaakten bloemenventer.
„Ik ga niet weg vóór ik meer gehoord heb."
„Maar ik weet toch niks," beet hij, terwijl
hij schichtig rechts en links keek blijkbaar was
hij bang, dat iemand iets ongewoons zou zien in het
gesprek dat wel wat lang duurde om een simpel
bosje viooltjes te koopen. „Wilt u me met alle
geweld in moeilijkheden brengen Gaat u asjeblieft
weg."
„Zoo gauw ik wat meer gehoord heb."
„Begrijpt u dan niet, dat ik u niet helpen kén?
Ik weet niets meer en ik wil met rust gelaten
worden."
„Dan zal ik u dwingen," antwoordde Paula
ten einde raad, met moeite de bedreiging uitend.
„Als ik de politie vertel, dat er bij mij ingebroken
is en dat u me gewaarschuwd hebt, zullen ze u wel
aan het praten krijgen."
„De politie?" Met zijn half-open oogen keek
hij haar wild aan. „Waarom laat u me niet met
rust Ik heb toch niet bij u ingebroken
Voor een kind was het duidelijk, dat zijn
geweten niet zuiver was, of dat hij althans reden
had, bevreesd te zijn voor de politie. Zou hij
werkelijk, bedacht Paula, een ontvluchte ge
vangene zijn?
„Wat wilt u doen vroeg zij, 'n beetje vrien
delijker, omdat zij ondanks alles medelijden met
hem voelde, nu haar bedreiging hem zoo ontsteld
had.
„Wat wilt u doen, wat wilt u doen laat u
me soms nog kiezen gromde hij, terwijl hij weer
de omgeving begluurde. „Ik moet wel Goed,
kom dan vanavond om half tien op de Vischbrug, dan zult u alles hooren.
Maar veel is 't niet meer. Nu tevreden
„Niet heelemaal," antwoordde Paula. „De Vischbrug is me te stil. Daar
loopt geen mensch om dien tijd."
„Daarom wil ik er j' ist heen," zei de bloemenventer vlug. „Ja of nee,
juffrouw? Precies half tien ben ik er. Midden op de brug is een soort
balconnetje, dat boven het water uitsteekt. Daar is een steenen bank,
heelemaal in de schaduw van een der steenen lantaarns op de leuning" Hij
scheen maar niet te wachten op haar instemming m.t zijn plan „Om half
tien ben ik daar. Maar denkt u er in vredesnaam om, dat niemand u volgt
en dat u zoo onopvallend mogelijk over de brug slentert. Bij de lantaarn
blijft u staan en dan gaat u maar over de leuning „hangen", desnoods stelt
u zich aan, of u in het water wil springen."
,,'t Lijkt me 'n beetjeweifelde Paula.
„....gevaarlijk, zegt u 't gerust," vulde hij aan. „Maar voor mij ook,
en heel wat meer dan u denkt. En voor de rest ik heb veel liever dat u niet
komt, hoor. Ja of nee Maar zegt u het alsjeblieft gauw, want u staat al
veel te lang hier."
„Goed, ik ben er om half tien," besloot Paula. De Vischbrug was 's avonds
wel zeer verlaten, bedacht zij, maar zij zou precies in het licht van een lan
taarn staan, en het was er niet zoo stil, of er zou wel een enkele voetganger
voorbij komen. Een aanslag of een ontvoering behoefde zij daar niet te vreezen.
Het was hoogstens een afstand van een half uur gaans van Paula's kamer
naar de Vischbrug, maar reeds vóór half negen sloot zij de deur achter zich
zij kon onmogelijk langer op haar kamer wachten. Toen zij de buitendeur uit
ging, meende zij in een portiek aan den overkant een donkere gestalte te zien,
De vrouw die
geen wijken wist.
/&EAE
klassen
VJCW/AN MOERJCBdU,