Se *)VaatecfiuuUncf van den ïïloemenventet DOOR D. NEITON 1148 VRIJDAG 26 JANUARI 1934 No. 35 Ik had zooiets gedacht," zei Paula stijfjes. Kan -ik me- voorsteileft,"- antwoordde hij grim- mig.„Maar als u Stravey beschrijft, weten ze wel wie 't is. Als hij gearresteerd wordt, zal Host wel bang worden en u verder met rust laten." „Dank u," antwoordde Paula. „U bent erg vriendelijk voor me geweest, en ik begrijp nu dat u er heel wat mee riskeerde. Ik ga nu dadelijk naar de politie, en als 't aan mij ligt, blijft u er heelemaal buiten." „Alstublieft," bromde de stem. „Goedenavond, juffrouw." Zonder den man gezien te hebben zij onderscheidde slechts een vage gestalte in den donkeren uitbouw maakte Paula een einde aan het vreemde gesprek. Zij liep haastig de brug af naar de kade, waar ter weerszijden van de brug een klein plantsoentje was aangelegd. Paula herinnerde zich dat aan de kade, nauwelijks vijf minuten verder, een politiebureau lag zoo verlangend was zij nu om de hulp van de politie in te roepen, dat zij den raad van den bloe- menventer vergat en het laantje van het plantsoen insloeg, dat links van de brug naar de kade voerde. Nauwelijks was zij tusschen de heesters van het laantje, of een man schoot plotseling uit het donker van de struiken naast haar met een verschrikte beweging deed Paula een sprong zijwaarts, maar tot haar angst zag zij ook daar een man uit de heesters komen. Voordat zij tijd had om hulp te roepen, voelde zij haar armen vastgehouden, terwijl een gehandschoeide hand op haar lippen werd gedrukt. „Niet schreeuwen," fluisterde een ruwe mannenstem. „Er gebeurt niets, maar je moet je mond houden." Paula trachtte zich los te rukken met al haar kracht schopte zij tegen het been van den man, die haar armen vasthield. De kerel vloekte, maar liet haar armen niet los. ,,'n Zakdoek," fluisterde hij tegen zijn medeplichtige „als ze niet loopen wil, zal ik haar dragen." Met een tweeden schop gaf Paula te kennen, dat zij zich tegen deze behan deling heftig zou verzetten. De kerel vloekte afgrijselijk en liet het meisje los, om zijn been te wrijven Paula wilde van de gelegenheid gebruik maken, om den tweeden aanvaller een flinken klap te geven, maar zij kreeg er geen kans toe. Met een snelle beweging drukte de man een doek in haar mond, sloeg zijn armen om haar schouders, drukte haar achterover en trok haar inde heesters. Hulpeloos moest Paula zich laten sleepen haar armen werden zoo stijf tegen haar lichaam gedrukt, dat zij ze niet kon bewegen. „Kijk uit of er iemand in de buurt is," hoorde zij een stem zeggen, zacht en welluidend, maar dreigend; in plotselingen, verlammenden angst dacht zij aan de woorden van den bloemenventer over Host hij lijkt zoo braaf met zijn on schuldige gezicht en mooie stem, maar pas op voor hem. Vurig hoopte zij den bloemenventer, als hij naar huis ging, te hooren naderen, maar hij zat nog in zijn schuilplaats, of hij had de brug in de tegenovergestelde richting verlaten. Host hield haar in bedwang, terwijl zijn medeplichtige door de struiken sloop naar de straat, om de omgeving eerst te verkennen het was slechts een kort uitstel, maar misschien was het voldoende, hoopte Paula, voor haar be vrijding. Het was toch onmogelijk dat zij in Londen ontvoerd werd, op dit uur van den avond, zonder dat iemand er iets van zou zien Misschien had de bloe menventer haar nagekeken, misschien kwam er iemand voorbij, een politie agent Maar er gebeurde niets. De man kwam terug „geen kip te zien," fluis terde hij tegen Host, waarop zij Paula ieder bij een arm namen en haar door het struikgewas voerden, naar de andere zijde van het plantsoentje. Dicht tegen het hekje aan, bijna tegen de struiken, stond daar een auto met zacht brommenden motor. Host opende het portier en duwde haar naar binnen Paula had nog gelegenheid vlug naar rechts en links te kijken, maar er was nie mand in de nabijheid enkele honderden meters verder zag zij een man langs de huizen loopen, en op de brug achter zich hoorde zij voetstappen, maar al had de doek in haar mond haar niet belemmerd te schreeuwen, dan zou de hulp toch te laat zijn gekomen, want zoodra zij in den auto zat, zette deze zich in beweging. Met een scherpe bocht reed de schauffeur, van wien Paula alleen den rug gezien had, van de kade in een zijstraat. Het meisje was half op de achterbank getuimeld bij het schaarsche licht der lantaarns, dat door het achter raampje scheen voor oe andere raampjes hingen donkere gordijnen zag Paula, dat Host naast haar zat op de achterbank de ander zat vóór haar op een van de klap stoeltjes de man in 't bruin, een kerel met 'n paarsrood gezicht, waarin twee kleine oogen kwaadaardig brandden. 'n Zuiver drank-type. „Die doek kan nu wel uit uw mond, juffrouw Lind," zei Host, terwijl hij haar armen losliet „het is u niet ge raden om te gaan gillen of zoo iets, want dan moeten wij..." Hij wees op Stravey, die juist met een groot zakmes een sigaar afpuntte. „Ik beloof u, dat er niets onaangenaams zal gebeuren, maar u moet kalm blijven en niet probeeren weg te loopen." „Als je d'r bindt, loopt ze zeker niet weg," gromde Stravey. „Niet noodig," antwoordde Host met zijn zachte stem, die Paula trillen deed van vrees, meer nog dan het heesche, ruwe geluid van Stravey. „Als u belooft niet weg te loopen of te schreeuwen, hoeven we u niet te binden." KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE. Paula Lindeen alleenstaande wees, wordt door een bloemenventer, van wien zij dikwijls viooltjes koopt, gewaarschuwddat zij steeds wordt gevolgd door een man. Zij acht het eerst niet belangrijk, doch als op haar kamer wordt ingebroken, waarbij o.a. haar dagboek en haar sieraden worden gestolen, vraagt zij hem meer inlichtingen. Na lang aandringen ontmoet de man, die bang voor de politie schijnt te zijn, haar 's avonds op een eenzame brug en vertelt, dat hij toevallig op straat afgeluisterd heeft, hoe een man, met name Host, haar heeft aangewezen aan een in 't bruin gekleed ongunstig typeStravey, met bevel haar steeds te schaduwen. „Ja, ja," fluisterde het meisje, terwijl "NT,-. D zij zich zoo ver mogelijk in 't hoekje van den auto drukte voor Stravey met zijn drank-stem en drei gende oogen voelde zij afschuw, maar de ander met zijn gladde trekken en zachte stem deed haar hiiveren van angst. Host nam met een knikje haar belofte in ontvangst. „U zult er ook geen spijt van hebben, als u gewillig meegaat," vervolgde hij „u zult een poosje uw vrijheid moeten missen, maar verder zal u niets gebeuren, en voor de rest ligt het aan u zelf, of u prettige dagen zult hebben. Voor 'n kusje doe ik heel veel...." In razende drift over die beleediging sprong Paula op uit haar hoekje met alle kracht, die woede en verontwaardiging haar konden geven, schoot haar hand, waarin zij haar taschje geklemd hield, naar voren, recht op den mond van Host. Met welbehagen zag zij bloed uit zijn mond druppelen twee tanden waren onder de onzachte aanraking met den metalen beugel van het taschje gesneuveld. Meer zag zij niet. Stravey was opgesprongen en duwde haar een doek in het gezicht met de weeë lucht van chloroform in haar neus zonk Paula in de kussens en sloot de oogen. Vaag hoorde zij nog een gegrinnik van Stravey, waarop een giftige uitval van Host volgde. Toen zij ontwaakte uit haar verdooving, was haar eerste gedachte er een van spijt, dat zij Host voor zijn beleediging had afgestraft, want nu zij daardoor den tegenmaatregel van den gechloroformeerden doek had uitgelokt, wist'zij in het geheel niet, waarheen de auto gereden was; anders had zij misschien door het achterraampje nog iets van de omgeving kunnen her kennen. Zij was nu in een voornaam gemeubelde eetkamernaast de stoelen waarop zij lag, stonden Host en Stravey. „Ik heb haar te weinig gegeven," zei de laatste, toen Paula haar oogen opsloeg. „Als ik m'n eigen zin deed, dan bond ik dat katje zoo vast, dat zij niet kon staan of zitten." „Niet noodig," antwoordde Host zijn glijdende stem was nu nog onaan genamer geworden door een slissend geluid, gevolg van Paula's aanval op zijn tanden „zij kan hier toch niet vandaan." „Ik heb liever niet, dat ze mij ook 'n tik geeft," streefde Stravey tegen. Een woedende blik van Host deed hem zwijgen, ,,'t Blijft zooals ik zeg. Doe maar wat ik je vertel, dan heb je al meer dan genoeg om je hersens in te spannen." Hij wendde zich tot Paula. „U hoeft niet bang te zijn, juffrouw Lind. Er zal niets onaangenaams gebeuren, maar u moet voor een poosje uit Londen verdwijnen. Dat is alles, 't Spijt me, dat Stravey u wat lomp en hardhandig behandeld heeft, maar u zult van hem geen last meer hebben. Als u nu maar naar die kamer hiernaast wilt gaan...." Hij wees op een deur naast een zwaar buffet, en stak zijn arm uit om Paula te helpen opstaan, maar Paula schoof achteruit. „Raak me niet aan," bitste zij. Ofschoon zij trilde van zenuwachtigheid en vrees over wat haar te wachten stond, slaagde zij er in met inspanning van al haar krachten met vasten tred naar de aangewezen deur te loopen. Host sloot die onmiddellijk achter haar zij hoorde een sleutel omdraaien, en was alleen. Het kamertje dat haar gevangenis was geworden, scheen een soort'dien- kamer en provisiekamer te zijn te oordeelen naar het zware, kostbare buffet dat er stond en haar de betimmering der wanden, scheen het een huis te zijn, waarvan de beWoners overvloedig van aardsche goederen waren voorzien. Er was slechts één deur, die in de eetkamer uitkwam, zoodat ont vluchting uitgesloten was, zoolang er iemand in die kamer bleef. In den tegenoverliggenden wand was een luikje, dat waarschijnlijk verbinding hield met de keuken Paula liep er dadelijk heen, maar zij kon er geen beweging in krijgen. Ramen waren er niet.... Paula voélde een huiverenden angst in zich opkomen zij was hier gevangen, niemand had de ontvoering waar schijnlijk gezien, kans op ontsnapping was er niet alleen en hulpeloos was zij overgeleverd aan wie weet welke gewetenlooze individuen. Haar angst werd nog grooter door de totale onzekerheid over de plannen en bedoelingen van haar aanranders, door het gemis van eenig gegeven over wat zij met haar wilden doen. Zij was op een stoel neergezonken, midden in het kamertje, dat verlicht was door een electrisch peertje in het plafond, maar zijsmeende voortdurend iemand achter zich te hooren; dat iemand door het luikje naar haar loerde. Zenuwachtig en bang schoof zij den stoel weg en ging tegen den muur staan, dicht naast de deur. Een onduidelijk gepraat van stemmen drong uit de eetkamer tot haar door zij drukte haar oor tegen de deur, maar zij kon de woorden niet verstaan. Toen zij voorzichtig haar vinger over de deur liet glijden, ontdekte zij de oor zaak hiervan langs de kieren van de deuren was een dikke reep stof gespijkerd, en zij herinnerde zich nu ook, dat in de eetkamer een .dik gordijn voor de deur was gehangen. Haar ontvoerders hadden maatregelen genomen, dat zij hen niet kon beluisteren. Maar toch drong het geluid der stemmen tot haar door, luider en duidelijker dan de geluid dempende afsluiting kon toelaten. In haar opwinding om de oplossing van het geheim te vinden, vergat zij haar vrees onderzoekend dwaalden haar oogen langs de muren, en toen had zij vlug de oorzaak gevonden dicht bij de zoldering was een opening in den muur tusschen de twee kamers, waarin een electrische ventilator was geplaatst het buffet stond er onder. Zoo stil mogelijk klom zij er op. „Zet niet zoo'n mond op," hoorde zij Stravey zeggen hij scheen zenuwachtig te zijn „als ze ons hoort.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 28