No 35 VRIJDAG 26 JANUARI 1934 1151 Aan den vod van den teufi. (ZWITSERLAND). „Nou, hij heet Fleet, Charles Fleet," vertelde de man in 't'bruin'. „Ouwe Tom schijnt 'm hier of daar opgepikt te hebben om zijn bloemenstandplaats over te nemen, zoolang hij buiten de stad is. Ik heb 't een en ander gehoord op de markt, toen ik den kerel vanmorgen ben nagegaan." „Is je iets bijzonders opgevallen „Nee, dat niet. Hij deed heel gewoon en sprak met niemand, behalve met zijn leveranciers en hij scheen zich niet te interesseeren voor de politie-bureaux in Touringstreet en op 't Greenplein daar komt hij langs als hij naar de markt gaat." „Hoe laat was dat allemaal vroeg Host. „Vanmorgen, zoowat vijf uur." Host dacht na. „Zóó vroeg zal hij wel niet bij de politie geweest zijn, nog vóór hij naar de markt ging, en als hij er gisteravond al geweest is, en hij weet iets, dat de moeite waard is, dan waren de helmen al hier geweest. We hoeven aan hem geen woorden meer vuil te maken, Stravey." „Ik ben er nog zoo zeker niet van," hield de ander vol. ,,'t Is geen onschuldig bloemenventertje." „Wat bedoel je „Dat-ie de bajes aan den binnenkant kent. Ik heb 't gehoord van de lui in het straatje, waar hij woont. Ze weten niet veel van hem, want 't is een stille vent, maar ze zijn er zeker van, dat hij gezeten heeft. Je weet dat de lui in zulke buurten gauw zooiets van je uitpluizen." „Dat zou ten minste een reden voor hem zijn, om niet naar de politie te gaan," peinsde Host. „Maar dan weten we nog niet, wat hij tnet ons voor heeft. „Hij kan ons genoeg dwarszitten," opperde Stravey. „Of hij wil er geld uitslaan." „Laat 't hem maar probeeren." De zachte stem van Host klonk zoo dreigend, dat een kille huivering Paula deed rillen. „Maar, als ik maar het minste bewijs heb, dat die bloemenkerel wat weet, nou.Maar ik geloof het nietgeen levende ziel kan weten wat wij van plan zijn, al heeft-ie honderd keer in de gevangenis gezeten." „En die viooltjesjdan op de brug „D'r zijn toch meer lui met viooltjes dan die stumper bij de bushalte. En als je 't niet uit je hoofd kunt zetten, 'dan kan je 't gemakkelijk van haar te weten, komen. Geef haar straks die bloemetjes, als je haar wat eten brengt. Als 't geen zuivere koffie is, zal ze zich wel ver raden. Zoo goed heeft 'n vrouw d'r zenuwen niet bij elkaar." Stravey volgde dien raad op, en hij deed het zoo goed, dat Paula zeker zich verraden zou hebben, wanneer zij het plan niet kende. Toen hij binnenkwam Paula was op de matras gaan zitten, toen het gesprek geëindigd was met haar ontbijt, een waschkom en een handdoek, legde hij het bosje viooltjes op het buffet en zei zoo vriendelijk hij kon „De kennis van u heeft die bloemen gebracht, juffrouw, met de boodschap, dat 't best in orde komt met u". Paula keek hem verwonderd aan, en zij hoopte vurig dat zij zoo onbevangen mogelijk deed, zonder iets te laten blijken van haar zenuwachtigheid. „Kennis? Wat bedoel je?" „Dat weet u wel." Paula haalde haar schouders op en zocht een kammetje in haar taschje, Stravey negeerend. „U zou het wel begrijpen, als u de viooltjes zag." Het meisje hoorde aan zijn stem, dat hij begon te twijfelen. „Ik heb geen kennissen, die me bloemen sturen, en wie zou weten dat ik hier ben?" vroeg zij. Zij nam het armoedige en verflenste bloementuiltje op, maar gooide het dadelijk weer verontwaardigd op den grond. „Wil je me ook nog beleedigen met je misselijke grapjes Ruk in en laat me alleen. Ik heb die bloemen zelf gisteren weggegooid, ik zie het direct aan het touwtje om de steeltjes." Stravey was zoo verbluft, dat hij dadelijk aan het bevel van het meisje gehoorzaamde. Hij zette alles op het buffet en verliet de kamer. Paula wachtte even, en klom toen weer op het buffet. „Ik hoop dat je er nu niet meer over kletst." Host sprak. „Je hebt nu ge hoord hoe de zaak in elkaar zit." „Misschien heeft ze ons afgeluisterd." Stravey wilde zijn vermoedens niet opgeven. „Nu is 't genoeg," viel Host ongeduldig uit. „D'r komt geen woord door de deur heen. Verveel me niet langer met je stomme praatjes. Tot vanavond." Paula bracht een langen, ellendigen dag in het kamertje door. Driemaal ontsloot Stravey de deur en bracht zwijgend haar maaltijden graag had zij borden en eten en al in zijn gezicht gegooid om uiting te geven aan haar opge kropte zenuwen en zich te wreken over de vernedering van haar gevangenschap, maar zij bedwong zich om haar eigen toestand niet te verslechteren, en deed haar best hem zoo minachtend en koel mogelijk te behandelen tot haar ge noegen zag zij, dat Stravey zich ergerde aan haar houding en zich ertegen wilde verzetten, had hij slechts geweten op welke manier. Hij bromde telkens iets, maar Paula keek voorbij hem en behandelde hem als lucht. Overigens had zij overvloedig tijd om over het geheim na te denken, waarvan zij het middelpunt scheen te zijn op andere wijze kon zij haar ontvoering ten minste niet uitleggen. Host en Stravey, en misschien nog anderen, bereidden een grooten slag, groot genoeg dat Host bereid scheen, iedereen die hem dwarsboomde buiten gevecht te stellen. De man met zijn glijdende stem was een gevaarlijk type, veel gevaar lijker dan Stravey, die door Host waarschijnlijk alleen voor het minder be langrijke werk werd gebruikt. Dat alles was duidelijk genoeg, maar in welk opzicht had zij met die donkere plannen te maken Als slachtoffer Dat was uitgesloten, want hij bezat niets. Met de Moderne Ateliers kon het ook geen verband houden, want de firma was te klein en te onbeduidend, om door mis dadigers voor een grooten slag te worden uitgekozen. 's Avonds bemerkte zij, dat de zaken naar den zin van Host schenen te gaan. Hij kwam neuriënd thuis en vroeg opgewekt aan Stravey „Maakt onze gast het nog goed Heeft niemand geprobeerd haar weg te halen, en heeft de politie geen inval gedaan Mooi zoo Denk je nog na over die viooltjes Laat dat nu maar schieten, man, en maak je niet langer zenuw achtig. We zijn vandaag 'n mooi stuk vooruitgegaan. De laatste honderd jaar is er nog nooit zoo gauw iemand rijk geworden als ik, e jij doet er aan mee.!' Stravey mompelde iets tegen, maar de ander luisterde er niet naar. Paula hoorde dat hij uit zou gaan, ergens naar een officieel partijtjeStravey zou thuisblijven om hun gevangene te bewaken, maar hij kon den heelen avond d iken op het komende succes, zei Hostbrandewijn en whiskey waren er vol doende, en over de sigaren kon hij vrij beschikken. ,,'t Zal wel laat worden," eindigde hij, „maar 't is voor den laatsten keer. Morgen brengen wij de dame ergens anders heen en kun je weer in je eigen huis blijven." (Wordt vervolgd).

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 31