Op tcis doot Jtuklland. Een gezellig oad plekje te Heerenveen met het smalle Heerenwalsterbrugje over de Engelenvaart. Het typische bruggetje is zeer in verval, en daar er steeds discussie over het onderhoud is tusschen de Provinciale Staten en de gemeenten in de omgeving, wordt er niets aan gedaan. Het verkeer kan niet over de brug en moet daardoor steeds een grooten omweg maken. „Vraagt u er haar dan naar „Ik dring me niet op," protesteerde mevrouw Owen verontwaardigd, want zij was één van die menschen, die zich uit principe nooit met iets be moeien willen en toch zoo vaak het vertrouwen van anders terughoudende menschen genieten. Maar niet van Minnie Morris. „Dat kan een meisje van haar eigen leeftijd beter doen. Vraag jij maar eens, kind.. Evangeline had een beetje schrik voor den ontastbaren, onzichtbaren muur van stilzwijgendheid, waarachter hun vriendinnetje, oppervlakkig zoo spraakzaam, zich verschool. „Vader, vindt u 't uw plicht niet, om er met Minnie over te spreken?" „Mijn plicht Geen kwestie van. We kunnen er ons geen van allen mee bemoeien behalve Ronnie misschien...." Ronnie echter, die de kwestie van haar correspondentie practisch had opgelost, en een betrouwbaren makelaar gevonden had, scheen geen haast te hebben, om terug te komen en nieuwe plichten op zich te nemen. Zijn ouders en zijn zuster schikten zich in het gebruik der hotelkamers en van den auto, betaald door een meisje, dat zelf zoo weinig gebruik maakte van die gemakken. Evangeline vond nieuwe vriendinnen, bezocht musea, teekende en begon haar nieuwe leventje te genieten. De majoor en mevrouw Owen reden met den wagen naar alle bloemkweekerijen in den omtrek van Londen, en edelweis, primula's en Chineesche bloemheesters boeiden hun belangstelling. Voor hen was de groote verandering neergeslagen tot een kans, om de tuinen van Bringwyn te verfraaien. En hoe voelde Ronnie zich, daar ginds op Bringwyn Hij had ontdekt, dat een mensch na de Verandering terug kan keeren naar een oude plek, waar nooit iets gebeurd is, en bevinden, dat toch niets meer hetzelfde is, ooit hetzelfde kan zijn. De dagelijksche ronde van den arbeid, de tocht op zijn trouwe motorfiets van zijn eenzame huis naar het kantoor van zijn oom in het provinciestadje, leek hem nu geen tredmolen meer. En dit kwam hierdoorHij had besloten, dit niet zijn heele leven zoo te laten doorgaan. Hij wist al een weg, om vrij te komen van dat baantje en van het kleinsteedsche zakenleventje. De Lon- densche agenten van G. Owen en Zonen hadden hem tijdens zijn verblijf in de stad al gepolst, of hij in de plaats zou willen treden van een veelbe lovend jong lid der firma, dat in 't najaar naar 't buitenland ging. Ronnie was daar met graagte op ingegaan hiermee, vond hij, was de vrij noodlottige vergissing, dat hij met zijn familie mee was gegaan naar stad, om Minnie Asschepoes haar intree in de groote wereld te zien doen, goed gemaakt. Hij zag het feit, het ongelooflijke feit, onder de oogen, dat hij uit zijn evenwicht was geslagen door dat zonderlinge, onbegrijpelijke, pasrijke, pas- deftige, onmogelijke, boeiende kleine volkskind. Totaal mis was de theorie, dat hij haar aantrekkelijkheid (hier het eerst ondervonden) vergeten zou, zoo dra hij ruime keuze had wat vrouwelijken omgang betrof. Die vriendinnetjes van zijn kameraad, Dick Ryder Wat waren ze eigen lijk in vergelijking met de pittige, frissche natuurlijkheid van die kleine Min nie Flauw. Gekunsteld. Kasbloemetjes. Pearl Dat was nog de meest ver bazingwekkende veranderingPearl had haar eigen beeld, dat hij in zich bewaard en gekoesterd had, verwoest. Er hing nu niet de flauwste herinnering aan haar meer in het schuurtje, waarin hij zijn motorfiets opknapte, of in de tuinen, of op Ronnie's kamer, met de ingelijste schoolportretten en het rijtje zilveren bekers. Aan wien zou de glans van zilver hem altijd herinneren Ja, voor zoover het Ronnie betrof wischte de persoonlijkheid van Minnie Mor ris al het vroegere uit. Aangezien dit zoo was, moest hij nu beslissen, wat hij los zou laten iedere gedachte aan het meisje, of de zorg voor het geld van het meisje. Wat men nooit gehad heeft, en niet kan hopen ooit te krijgen, kan men niet loslaten en het meisje was niet eens hier, om los te laten. Helaas. Dit hield de eenzame vrijgezel zichzelf voor op een dier prachtige avon den, die volgen kunnen op de regenachtigste dagen, een avond vol koele, geurige, rijk-gouden oogenblikken, die in het voorbijgaan vroegen, met de juiste persoon te worden doorgebracht. Alleen, met de pijp tusschen de tanden en de handen diep in de zakken van'dat oude zwarte jasje, liep Ronnie, na zich snel door zijn eenzamen maal tijd te hebben heengewerkt, door de glazen deuren de veranda op, waar Minnie in botsing was gekomen met mevrouw Hamble en de politieen diep ademde hij de vochtige, kruidige avondlucht in. Als de juiste persoon eens met hem mee had kunnen wandelen door de dicht begroeide laan Wat zouden zij een massa te bepraten gehad hebben of nee. Het zou zonder woorden zijn uitgesproken. Er was misschien niets anders gezegd dan „Wat ruikt alles heerlijk na zoo'n regen 1" of „Pas op, liefste, trap niet op dien kikker En zij sprak misschien „Kijk, de maan, vlak boven het huis...." Als't Minnie was, zou ze dat woord huis met zoo'n eigenaardige ui uitspreken Hij moest in 't vervolg maar bij haar vandaan blijvenmaar niet terug gaan naar Londen. Iemand anders zoeken een verstandigen bedaagden heer om als haar raadsman op te treden. Ze moesten allebei weg, 't meisje en 't geld. Weg, voorgoed.En weg moest dat gevoel, dat het al een jaar gele den was, sinds hij dat kleine, teere, levendige, brutale gezichtje gezien had want het was nog maar pas een goede week geleden. En weg met die gedachten aan haar. Hij ging het pad om het huis langs. Nu was hij bij het venster van de bijkeuken, waardoor hij eens gekeken had naar Minnie, die lepels zat te poet sen en „Hier overstappen naar 't geluk" neuriede. Wie had dien middag, toen hij haar het theeschepje overhandigde, kunnen droomen, dat zij zulke veran deringen zou brengen in hun leven De grootste verandering in zijn leven maar overstappen naar 't geluk was het niet. Hij keek het holle steenen vertrek binnen. Weer scheen daar flauw op te stralen een bleek bloesemgezicht onder een verkreukelde muts. Door brille- glazen heen schitterden twee oogen Ronnie toe, oogen die donkerblauwe bron nen van aantrekkingskracht waren. „Ik vind je een schat," riep Ronnie uit met zachte stem. „Je bént een schat. Een echte schat." Hij wist "niet, dat hij het luidop gezegd had, vóór hij de geduldige stem hoorde van Minnie's opvolgster, Anne Hilton, die door de keukendeur had gekeken en den donkeren omtrek van Ronnie's hoofd en schouders had zien afsteken tegen den bruingouden hemel boven de heesters, en die nu vroeg „Meneer? Moest u wat hebben, meneer Ronnie?" „Nee niets, dank je," zei Ronnie. „Niets hoor. Wel te rusten." „Wel te rusten, meneer." (Wordt vervolgd)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 15