3e *)VaatecftuuUncf van den 3iloemenwrite% DOOR D. NEITON No. 3 L180 VRIJDAG 2 FEBRUARI 1934 No. 36 Met dat zinnetje ging Paula den avond en den langen nacht in, een zinnetje dat alles kon beteekenen. Zij was bang, radeloos bang zij was hier opgesloten, en naast haar in de kamer was de bruut, de man, die steeds geweld wilde gebruiken. Wanneer die kerel ongelimiteerd alcohol ging gebruikenAngstig zocht zij iets, dat haar als wapen kon dienen in het geval, dat de man in 't bruin lastig zou worden. Er was echter niets dan eenig servies, dat zij zachtjes op een der planken langs den muur plaatste, tegenover de deur. Haar vrees scheen echter ongegrond. Na een half uur opende Stravey de deur hij stak een krant naar haar uit en zei „Hier hebt u wat te lezen, juffer 't is niet lollig voor een jong meisje in zoo'n klein hokkie, maar ik kan er ook niks an doen, hoor. Hier, dan kun je het fuiljeton lezen." Paula antwoordde hem nietzij staarde hem koel aan, totdat de man nijdig de krant op den grond gooide en iets mompelde van „trotsch nest." Hij liet haar weer alleen en gooide de deur met een smak achter zich dicht. Maar hij kwam spoedig weer terug. Door de opening van den venti'ator had Paula voortdurend het geluid van flesschen en glazen gehoord, en het gesis van spuitwater. Even later hoorde zij hem de kamer uitgaan en daarna terug strompelen, of hij een zwaar voorwerp droeg, dat bleek een gramophoon te zijn, want gillende jazzmuziek klonk spoedig door de kamer, de eene plaat na de andere. Toen opende hij de deur van haar gevangenis weer. Paula zag dat hij dronken was, ofschoon nog niet in die mate, dat hij geen macht over zijn lede maten meer had. „Waarom zouwe we allebei apart blijven vroeg hij met een dikke stem. „Ik heb hier fijne plaatjes en je zult toch ook wel van een dansje houden, hè Kom hiernaast, daar is 't veel lolliger dan in dit hok. Wil je niet Dan zal ik je komen halen." In wilden angst zag Paula den man op zich toekomen zij greep een jus- kom en wierp die naar hem, doch tot haar ontzetting zag zij, dat zij haar doel miste. De kom vloog langs zijn hoofd en bonkte tegen den wand in scherven. Tijd om iets anders te grijpen en te gooien had zij niet, want hij kwam met zware stappen op haar toe zij keerde zich om, balde radeloos haar vuist en zocht in doodelijke vrees een uitweg.... En het volgend oogenblik lag de kerel beweginglocs op den grond. In starende, ontstelde verbazing keek zij naar den man aan haar voeten hij lag stil, bewusteloos, maar dat kon niet, want zij had hem niet geraakt. Was het een truc, en hield hij zich bewusteloos, om dan plotseling op te springen en haar te overvallen Maar toen zag zij naast hem, dicht bij zijn hoofd, een korten stok, 'n ploertendooder. Haastig wilde zij het wapen grijpen zij bukte en strekte haar arm uit. „Laat maar liggen," zei een stem. „Dat ding is van mij." Met een gil sprong zij op zij keek in het geschonden, verweerde gezicht van den bloemenventer. Hij glimlachte, hetgeen zijn gezicht niet innemender maakte. „Ik geloof dat ik 'm goed geraakt heb," zei hij. „Hebt u ook iets naar zijn hoofd geslingerd Ik hoorde iets tegen den wand bonken." Paula wees ten antwoord op de gebroken sauskom de man nam er nog een van het buffet en liet 'm naast Stravey vallen, vlak naast zijn hoofd. „Misschien denken ze nu wel, dat hij in zijn dronkenschap een ongelukje heefp gehad en dat dat ding hem buiten westen geslagen heeft. We moesten nu maar gaan, niet Hij bracht haar door de eetkamer naar een hal, waar hij haar wees op een openstaand raam naast de deur „daar ben ik binnengekomen," legde hij uit, ,,'t is hier nogal een stille buurt" en vandaar naar de keuken, die uitkwam op een kleinen tuin. „Het raam bij de vóórdeur zal ik weer dichtdoen," zei hij, „de keukendeur is niet op slot, zoodat u gemakkelijk hierlangs kunt ontvluchten. In de tuinschutting is een poort, en daarvandaan zijn we zoo in een stil straatje." „Hoe hebt u me gevonden wilde Paula weten. „Erg makkelijk ik heb gisterenavond alles gezien, maar ik kon er niet gauw genoeg bij zijn om u te helpen. U weet hoe vlug 't allemaal ging. Toen ik bij den auto kwam, begon de chauffeur al te rijden, en toen ben ik maar achter op den reserveband gesprongen, net als op de film. Hebben ze u verdoofd Ik dacht dat ik iets van vechten hoorde." Paula glimlachte bij'de herinnering. „Ik heb dien schijnheiligen vent twee tanden uit zijn mond geslagen met m'n taschje. 't Is niet erg netjes, maar ik vond 't geweldig van mezelf." ,,'t Is hem graag gegi nd," antwoordde haar redder. „Maar wilt u den heelen avond hier blijven Ik wou liever weggaan. Straks komt Stravey bij." Hij leidde haar door den tuin en langs het pad, dat achter de huizen liep, naar een straatje. Op den hoek bleef hij eerst staan om de omgeving te verkennen voorzich tig gluurde hij orn den hoek, doch schoot dadelijk terug en trok haar mee, verder het pad in, onder de donkerte van een overhangenden boom uit een der tuinen. „Stil," fluisterde hij. „Even wachten 1" KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE. Paula Lind. een alleenstaande wees, wordt door een bloemenventer, van wien zij dikwijls viooltjes koopt, gewaarschuwd, dat zij steeds wordt gevolgd door een man. Zij acht het eerst niet belangrijk, doch als op haar kamer wordt ingebroken, waarbij o.a. haar dagboek en haar sieraden worden gestolen, vraagt zij hem meer inlichtingen. Na lang aandringen ontmoet de man, die bang voor de politie schijnt te zijn, haar 's avonds op een eenzame brug en vertelt, dat hij toevallig op straat afgeluisterd heeft, hoe een man, met name Host. haar heeft aangewezen aan een in 't bruin gekleed ongunstig type. Stravey, met bevel haar steeds te schaduwen. Als zij naar huis gaatwordt zij door Host en Stravey gegrepen, in een auto geduwd en naar een groot huis gebracht, waar zij haar opsluiten in een dienkamertje naast de eetkamer. Stravey verdenkt den bloemenventer ervan dat deze iets weet, maar kan er geen bewijzen voor vinden. s Avonds wordt Paula door Stravey bewaakt. „Wat is er?" vroeg Paula bang. „Host?" „Nee, stil nu siste hij. „Politie." De stappen van den agent kwamen naderhij liep voorbij het pad, ging verder. De bloemenman wachtte nog enkele minuten, eer hij zich met Paula in de straat waagde, waar nu niemand meer te zien was. „Waarom?...." begon Paula. De man naast haar glimlachte norsch,ben ik bang voor een agent? Omdat ik er bang voor ben." „Erg duidelijk," antwoordde Paula. „Maar ik ben er niet bang voor en ik ga dadelijk naar een politiebureau. Ik moet toch vertellen dat Stravey en Host een of andere misdaad op touw zetten." „Ik heb liever dat u 't niet doet." „Maar waarom niet U hebt er toch niets mee te maken." „Nee, ik werk niet samen met zulke fielten. Maar toch moet u niet naar de politie gaan." „Ik kan toch niet anders? Begrijpt u niet, dat ik Host en Stravey niet hun gang kan laten gaan „Begrijpt u niet, dat de politie er buiten moet blijven vroeg hij terug. „U zult me niet willen noemen, natuurlijk niet, maar ze vragen en pompen net zoo lang, tot u iets vertelt over onze afspraak op de brug, en dan hang ik. Doe 't in vredesnaam niet. De risico is te groot voor me." „Risico „Ja, risico," mompelde hij ongeduldig. „De risico van vier jaar gevangenis,» die ik nog te goed had, toen ik na een jaar ontvluchtte. Zoo, nu weet u 't." Paula zweeg, bedremmeld, onthutst. „Is dat risico of niet vroeg hij heftig, en Paula hoorde weer een anderen klank dan de heesche, ruwe stem van den bloemenventer. „En er is nog 'n andere reden ook, waarom ik nog 'n paar dagen alleen gelaten wil worden." „Dezelfde reden, waarom u bij de bushalte met bloemen staat?" vroeg Paula plotseling. Herhaaldelijk had zij een vaag vermoeden, dat de man anders was dan zij hem kende hij moest zich vermomd hebben. Ook nu weer, nu hij opgewonden was, hoorde zij af en toe niet zijn gewone heesche, gerafelde stem, maar een helderder, beschaafder geluid. „Dat hebt u goed geraden," antwoordde hij, 'n beetje onwillig. „Maar 't heeft toch niets met een of andere misdaad te maken vroeg Paula verder. Ondanks zijn niet zeer gunstig uiterlijk ondanks zelfs zijn bekentenis over zijn gevangenisstraf, kon zij zich den man niet als een dief of moordenaar voorstellen, en daar wilde zij zekerheid over hebben. „Nee, tenminste niet zooals u 't bedoelt," antwoordde hij. „Maar als u 't goed vindt, zullen wij er verder niet over praten Ik zal u naar huis brengen." „Waarheen Naar mijn kamers „Dat kan niet, juffrouw. Ze zullen u daar 't eerst zoeken voor Host en Stravey bent u daar niet veilig. Ik weet wel een andere schuilplaats voor u." 1 „Uw eigen.... kamers?" vroeg Paula weifelend. „Weer goed geraden al zijn 't dan geen schitterende kamers." „Maar daar zullen ze mij ook zoeken," wierp Paula op. „Ik heb zelf ge hoord, dat zij weten waar u woont." „Dat is geen nieuws voor me, want ik heb gezien dat Stravey vanmorgen bij ons in de buurt rondneusde. Maar dat hindert niet, want ik heb daar wel plekjes, waar ze u niet zullen vinden. Ofu moest bang zijn om u aan mij toe te vertrouwen." „Nee," antwoordde Paula naar waarheid, want alle wantrouwen tegen den vreemden bloemenventer was verdwenen, ofschoon zij zelf niet wist waarom. Het was een lange wandeling naar de woning van den bloemenventer. Meer dan een uur liep Paula naast hem, door straatjes en sloppen, die steeds nauwer en grie zeliger werden zij ontmoetten bijna niemand, de stegen waren uitgestorven, maar Paula voelde als 't ware het leven achter die donkere vensters en wrakke deuren, een zwart, broeierig leven van misdaad en ellende. Even aarzelde zij, toen de man tenslotte voor een vervallen huurkazerne stil hield en zij een steile trap in een donker gat van geheim zinnigheid zag verdwijnen toen dacht zij aan Stravey en Host, en beklom tastend en voorzichtig de smalle treden. De man zou haar niet gewaarschuwd hebben, daarna laten ontvoeren en tenslotte haar bevrijd hebben, wanneer hij zelf een strik voor haar had gespannen. De man bracht haar in 'n ruime, poover gemeubileerde kamer en stak een ouderwetsche gaslamp aan. Paula zag tot haar verrassing, dat de kamer 'n zeer zindelijken indruk maakte,- en liet die verrassing ook blijken, want de man merkte met 'n glimlach op „Ouwe Tom is een nette oude heer, en ik mocht zijn kamer alleen overnemen, als ik be loofde om zijn boeltje goed te onderhouden. Ik moet u eerst wat anders laten zien." Hij bracht haar naar 'n hooge kast, die naast een schoorsteen buiten den wand stak; met een druk op een verborgen knopje opende hij een deur, en het meisje zag nu, dat het geen kast was maar een groote plaatijzeren tank of kooi, zoo groot als een kleine kamer, waarin meer dan voldoende ruimte was voor een veldbed en een stoel, die er stonden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 28