ving te bespieden, maar geen enkelen keer zag zij iets verdachts. Ook in de
bussen kon zij niemand ontdekken, die haar volgde, zoodat zij met een gerust
hart het groote flatgebouw aan het Rondplein naderde. Hier was het geluk
met haar de portier en de liftjongen van het groote gebouw waren druk
bezig een groot aantal koffers in 'n weelderigen auto te dragen, waarvan Paula
gebruik maakte om ongezien binnen te slippen. Op de breede trap ontmoette
zij niemand overal op de bordessen en de gangen bleef zij staan, luisterde
en keek in alle hoeken en nissen of waar zich iemand ook maar verbergen kon.
Zoo kwam zij op de derde verdieping bij deur 31 met kloppend hart
opende zij de deur en trad binnen. Schrikachtig en nerveus liep zij eerst door
de kamer, keek achter de meubels, sloeg de gordijnen op zij en opende alle
kasten, maar allengs werd zij geruster en liet zich behaaglijk op 'n divan val
len, na zich nog eens verzekerd te hebben, dat zij de deur goed gesloten had
en dat er geen andere toegang tot de kamers was.
De flat hield haar in een voortdurende verbazing. De dikke tapijten,
de kostbare meubels, de luxueus ingerichte badkamer, de schilderijen, de
geheele rijke en voorname meubileering maakten ieder oogenblik 't geheim
raadselachtiger, hoe deze flat gehuurd kon worden door een onooglijken, ruwen
en de politie vreezenden man, die den geheelen dag op straat doorbracht, om
bosjes viooltjes te verkoopen. Het was volmaakt onbegrijpelijk, of de bloemen-
venter moest een man zijn, dje een dubbel leven leidde. In die richting wees
ook het feit, dat zij een sigarenkoker en een koffer vond met de initialen P. D.
Heette de man in werkelijkheid niet Charles Fleet Maar wat deed hij dan met
deze kamers? Hij scheen er bijna nooit te zijn, want de twee slaapkamers
waren nooit gebruikt, dat kon zij duidelijk zien, en alleen in de keuken waren
sporen, dat daar af en toe haastig een maaltijd werd gebruikt.
Het meisje verdiepte zich niet in de vraagzij kon er toch geen oplossing
voor vinden. Hij was in de gevangenis geweest, dat had hij zelf bekend, en
nu stond hij op wacht bij de bushalte om iemand te bespion neeren of om iets
te ontdekken. Wat Waarom Misschien zou zij het later wel hooren. Nu was
zij in ieder geval veilig want ondanks het vreemde en dikwijls ruwe gedrag
van den bloemenventer voelde Paula zich veilig. Met een dankbare sympathie,
die haarzelf bevreemdde, dacht zij aan Fleet, den eenige, die haar geholpen had
en die haar had gered uit de afschuwelijke handen van Host en Stravey. Zij
besloot zich niet langer bezig te houden met de vele raadsels van den bloemen
venter, en zij voelde een aangename rust en zekerheid, toen zij dat voornemen
gemaakt had. Charles Fleet was te vertrouwen.
De emoties van dien dag waren echter nog niet voorbij. Het was zeven
uur, toen het meisje in de gang stappen hoorde iemand bleef voor de deur
staan, een sleutel werd in het slot gestoken. Met kloppend hart wachtte Paula
afzij wist, dat de bloemenventer het volgend oogenblik zou binnenkomen,
maar toch was zij bang. Die vrees werd ontzetting, toen de deur geopend werd
en een totaal vreemde man binnenkwam, een jonge man met een streng, hard
gezicht, het gezicht van iemand, die niet zachtzinnig omgaat met indringers.
En wat was Paula anders dan een indringster Was zij de verkeerde flat
binnengegaan, of stond zij hier voor een nieuwen vijand Dan was zij nu
reddeloos aan hem overgeleverd.
Zoo groot haar angst was, zoo intens was de opluching toen de vreemde
sprak.
„Dat is dus in orde, zie ik, juffrouw Lind. Niemand heeft u gezien, toen
u hierheen kwam
Het was de stem van den bloemenventer, jonger, frisscher en beschaafder
dan het heesche geluid, dat zij van hem kende, maar dezelfde klank, dien zij
dadelijk herkende.
Wordt vervolgd)
No. 36
Oft tcis doeJtedeüand.
Een bewoner van de Alpen in't Zeister Dierenpark.
Langs groote omwegen, tweemaal een bus gebruikend, bereikte Paula het
Rondplein telkens bleef zij staan voor winkels, om dan voorzichtig de omge-
zoo is 't toch beter. Ik wist dat hij naar
boven was gegaan, omdat ik hem niet op de
trap was tegengekomen, en zoo gauw ik de
deur dicht deed, slipte hij naar beneden.
Daar wou hij élijven, denk ik, om ons een
beetje te bespionneeren, maar toen hij
dacht dat ik op den overloop m'n bloemen
manden ging klaarmaken, smeerde hij 'm.
Ik hoorde hem duidelijk weggaan."
„Wist u dan dat hij hier was?" vroeg
Paula.
„Dat snapte ik wel, toen ik van de
markt terugkwam en op straat bij de deur
een kerel op wacht zag staan, die z'n best
deed om heet onschuldig te fluiten, om
Stravey te waarschuwen. Flink van u,
dat u het zoo lang uithield, toen de kerel
hier rondscharrelde."
Paula hoorde het niet zij dacht maar
aan één ding. „Staat er iemand op wacht
vroeg zij angstig. „Dan kunnen we hier niet
meer vandaan."
„Die wacht zal niet weggaan," ant
woordde hij, „en Stravey komt natuurlijk
terug, zoo gauw ik naar mijn standplaats
ga. Bij uw kamer zal ook wel iemand staan,
voor het geval dat u er heen mocht gaan. Er
zijn altijd wel individuen te vinden die zoo'n
baantje aannemen, al is 't maar voor 'n paar
borrels. We zullen straks wel zien hoe we
dat aanpakken eerst eten."
Uit oude koekblikken in 'n kast haalde
hij brood, boter en thee Paula zette een
ketel water op een gasstel in een hoek van de kamer, waar een primitief
keukentje was ingericht. Af en toe luisterde Fleet aan de deur of ging naar
den overloop, ook tijdens het ontbijttelkens kwam hij terug met 'n glimlach
die geruststellend was bedoeld. Overigens aten zij zwijgend de bloemenventer
scheen op iets te zinnen, en Paula had ook voldoende te denken bij dit vreemde
ontbijt.
„We hebben toch afgesproken," begon de man weifelend, terwijl hij een
laatsten kop thee inschonk, „dat de politie
„Als u me niet vertrouwt, moet u me niet helpen," antwoordde Paula
koel. ,,'t Is toch afgesproken Moet ik 't nog eens beloven
„Neen me niet kwalijk," mompelde hij. „Maar 't is nogalVerder
kwam hij nietmet een vreemden glimlach haalde hij plotseling een sleutel
uit zijn zak en gaf dien aan het meisje.
„Daar komt u mee in het flatgebouw aan het Rondplein derde verdie
ping, tweede flat. Op de deur staat nummer 31. Als u daar bent, kan u niets
meer gebeuren, 't Is alleen maar de vraag, of u er ongemerkt kunt komen,
maar dat zal u wel lukken, denk ik."
„Rondplein?" Paula staarde haar eigenaardigen gastheer in uiterste
verbazing aan. Hoe kwam die bloemenventer uit een achterbuurtje aan een
flat in een der duurste buurten van heel Londen. „Rondplein Er is toch maar
één Rondplein
„Ja, en daar is 't tamelijk duur wonen," antwoordde hij kalm. ,,'t Is
moeilijk voor u te gelooven, dat kan ik me voorstellen, maar als u deur 31 in
dat dure huis doorgaat, bent u op mijn flat. Ik heb de kamers voor een maand
gehuurd, dienstboden zijn er niet en de portier weet dat ik er erg ongeregeld
kom en niet kom. In dejceuken is voldoende voor u om het vandaag uit te
houden vanavond kom ik wel wat meer brengen. U moet natuurlijk binnen
blijven."
,,'t Is allemaal vreeselijk goed van u, meneer Fleet," begon Paula „ik
dank u heel
,,'t Lijkt erger dan 't is, ik doe 't ook voor mezelf," viel hij haar ruw in de
rede. „Ik weet wat ik doe. Denkt u dat u het klaarspeelt om op mijn kamers te
komen, zonder dat iemand, u ziet Om hiervandaan te eclipseeren is niet zoo
moeilijk we gaan door het deurtje van mijn schuilplaats en zoo door 't huis
hiernaast naar het achterstraatje daar hebben ze niemand op wacht gezet
dat heb ik eerst gecontroleerd. Want u moet alleen gaan, ziet u ik moet
naar mijn standplaats bij de bushalte, den heelen dag. Dat komt beter uit ook,
want als de schurken mij daar zien, kunnen ze niet anders denken, of ik weet
van de heele zaak niets af anders zou ik me wel niet laten zien."
Weer op de eerste plaats zijn eigen veiligheid, dacht Paula, ten minste,
hij denkt 't eerst aan het vreemde werkje, dat hij daar bij de bushalte schijnt
te doen. Dat scheen wel zeer belangrijk te zijn.
Met een handdruk nam zij afscheid van hem, want ondanks zijn vreemd
en soms ruw gedrag voelde zij een diepe dankbaarheid voor den man die haar
hielp, waar zij anders 'n volkomen machteloos slachtoffer zou zijn geworden van
Host en Stravey, en wie weet van welke ongure individuen nog meer. Er speelde
een klein lichtje in zijn oogen, dacht zij, toen hij haar hand aannam, maar hij
zei niets en bracht haar zwijgend door de schuilplaats en een donker trapje
naar een vieze binnenplaats van het naastliggende huis.
„Verder kan ik niet mee," zei hij, weer met zijn gewone heesche stem.
„Door die deur moet u, rechtsaf het straatje in. Zorg dat u niet verdwaalt,
er zijn. zooveel stegen en sloppen hier."