ER WAS EENS! Een herinnering aan een werkeJi/kbeid, die thans een sprookje Irjkl No. 37 VRIJDAG 9 FEBRUARI 1934 1193 Ford van toen en nu. Henry Ford met het eerste en Edsei Ford inet het laatste Fordmodel. Er was eens.... Het doet zoo echt denken aan onzen kin dertijd, aan het begin van een sprookje, waarbij we allen onze ooren spitsten.En toch ditmaal is het geen sprookje, waaraan we u herinneren willen, maar het verhaal van een werkelijkheid, die niét eens zoo heel ver achter ons ligt en toch al zoo oneindig ver lijkt, dat we ons haar niet meer kunnen voorstellen. Althans de jongeren niet onder ons, die op het levenstooneel zijn verschenen, toen de auto het stadium van de kinderschoenen reeds lang ontwassen was. Voor hen brengt het woord „auto" slechts gedachten aan iets sierlijks en snels, iets dat geruischloos over de wegen suist met welhaast onverstoor bare regelmaat en betrouwbaarheid en ons op comfortabele manier vervoert op een wijze, die geheel in overeenstemming is met den allereersten eisch van dezen tijd „Tempo I" buis-ontsteking. Wie kan zich nu nog indenken, dat men voor een autotochtje, dat men nu in enkele uren spelend volbrengt, in de dagen van weleer wellicht evenveel dagen noodig had en dat, als men op een mooien Zondagochtend uittrok voor een toertje, men plechtiglijk afscheid nam van al zijn familieleden mitsgaders de poes en den hond, omdat men nooit zeker wist op welken dag van de week men terug zou komen Wie kan zich nu nog voorstellen, dat er een tijd is geweest, dat een ondernemende automobilist startte op zijn reis van Groningen of Maastricht naar Amster dam met hetzelfde gevoel van een formidabelen gok als nu de koene sportsman, die in Athene of Stavanger start voor de Rally Monte Carlo. „Er was eens" was de tijd van pech en pech- jes in serie, de tijd van besmeurde kleeren en vuile handen, van winkelhaken en olievlekken, van bloed- en transpiratiedruppelen, van de zonder lingste storingen en de meest volledige demontages maar ook de tijd, dat ieder der neg betrekkelijk weinig talrijke pioniers zijn wagen tot in de klein ste details leerde kennen en dat de man alleen- heerscher was in het rijk van den auto, en de vrouw alleen nog de rol speelde van de schuchtere Eva, die vol bewondering en ontzag opzag naar haren held, den motorridder. Nu is dat alles lang voorbij. We tuffen voort, snel en geruischloos, goed beschut en com- fortabel in de kussens gedoken met een minimale kans op pech in ons De nieuwste Opel in 1902. gewone colbertje en onze normale jurk. En Eva heeft al lang haar eigen plaats opgeëischt in de auto-wereld. Ze is een motor-Eva geworden, zit zelf achter 't stuur en heeft haar radio, haar cigaretten- aansteker, haar poederdoos en lippenstift, maar motor-Adam kan ze desnoods missen in haar wagen. Tot wellicht toch eens de pechduivel komt aan kloppen en ze hem te hulp roept en er alle kans is, dat hij niet helpen kan, omdat hij niet genoeg van een auto afweet. Want voor den tijd, dat elke automobilist een ervaren reparateur was en zijn wagen door en door kende, geldt hét „Er was eens...." met volle kracht. „insider" Maar er zijn in deze wereld ook nog ouderen, mannen en vrouwen, die omstreeks het begin van deze eeuw den nu haast volmaakt lijkenden auto hebben meegemaakt in den tijd der kinderjaren en groeistuipen. Menschen, die als ze eerstdaags rond dwalen op de R.A. l.-ten- Klaar voor het groote avontuur. De dolende motorridder, die wel wist wanneer hij uitging, maar nooit wanneer hij terugkwam. toonstelling te Amsterdam te midden van de mo dernste producten van een machtige wereldindustrie, nog wel eens zullen terugdenken met vroolijkheid, vermengd met het onvermijdelijke tikje weemoed, aan den tijd van weleer de dagen van „er was eens". Aan den tijd, dat het begrip „auto" voor de goê-gemeente onvermijdelijk inhield de voor stelling van een vreeselijk lawaaimakend, stinkend en rammelend en ratelend vehikel, welks verschij ning niet alleen katten en honden, maar ook menschen de haren te berge deed rijzen en dat.... nu ja, ook wel eens reed, maar meestal toch stil stond langs den wegkant, min of meer nauwkeurig ontleed in onderdeelen. En met de herinnering aan „das Auto anno dazumal" komt dan ook weer die aan de menschen, die er in of liever er op zaten,, onbeschut veelal tegen de booze gril len der weergoden en der mate gehuld in allerlei vreemde kleedingstukken en zonderling uitgedost met sluiers, bizarre hoofddeksels en brillen in kabinetformaat, dat zoo'n aandaverend en aanknallend vehikel met zijn bemanning en „be- vrouwing" uit de verte den indruk wekte van een helsche verschijning, bestuurd en bereden door ver tegenwoordigers van 'n voorwereld lijk menschenras. Gelukkig maar, dat de automobilisten van toen het als regel te volhandig hadden om zich veel te kunnen bekommeren om de opinie van de rest van de menschheid. Want in de allereerste jaren vooral was hun autorit een grootsch avontuur, dat al het denken en het doen in beslag nam. Lach niet, lieve lezeres en geachte lezer 1 Want, wat weet gij op een enkele uitzondering na van de ellende in die dagen van „er was eens", uitgestaan met motoren, die zich enthousiaste aanhangers betoonden van het „spreken is zilver, maar zwijgen is goud", met onwillige accu's en dito carburateurs. Om maar niet eens te beginnen over dingen als oppervlakte-carburateurs en gloei- Eva neemt zeil het stuur in handen van een „heel moderne" N. A. G. Een schat van gesloten Opeltje van vóór den Citax-tijd (1906).

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 11