No. 37 VRIJDAG 9 FEBRUARI 1934 Gebreide muts met sjaal. Patroon Paton. van de sjaal precies eender wordt als de eerste, waarna men het werk losjes afkant. De muts. Met beige wol 160 st. opzetten en het zelfde patroon breien als voor de sjaal in onder staande volgorde van kleuren 1 keer het patroon in beige, 2 keer in roest bruin, dan breit men 3 toeren in beige en men breit het patroon (nog 5 toeren) verder af met jade. Daarna breit men met jade nog 13 toeren^ waarna men het 5de patroon van 't begin af gerekend met 3 toeren beige verder afwerkt. Daarop volgt nog 1 patroon in donkerbruin en 1 pa troon in beige, waarop men 't werk stevig afkant. De zijnaad wordt dan dichtgenaaid en men rijgt het bovengedeelte met 'n dubbelen draad bijeen, waarbij men de plooien telkéns naar rechts laat vallen. De dubbele draad wordt stevig aangehaald en afgewerkt. Dan haakt men 'n rondje, met beige wol, als volgt 4 losse st. voegt men samen tot 'n ringetje, waarin men 12 stokjes haakt. Het 1ste en 't laatste daarvan verbindt men met 'n halven vasten st. 2de toer 3 losse voor het 1ste stokje verder in elk stokje 2 stokjes. Den toer afwerken met 'n halven vasten. 3de toer 1 stokje in het 1ste, 2 stokjes in het volgende. Den geheelen toer herhalen. Weer eindigen met 'n halven vasten st., den draad afbre ken en afwerken. Dit kleine rondje naait men, met onzichtbare steken, boven op den bol van de muts. Aan den onderkant haakt men dan nog 10 toeren vaste st. voor den rand, die men even omrolt, zooals op de foto is te zien. Voor de pluim windt men roestbruine wol ongeveer 25 keer om een reep karton van 20 c.M. breed. Men knipt de wol dan aan beide kanten door, bindt ze in het midden stevig bij elkaar, knipt de uiteinden netjes gelijk en naait de pluim boven op de muts. THÉRÈSE V 3(J1 'Sc* Een kleine moeite om onze handen tegen springen te behoeden en ons ook van rheumatiek te vrijwa ren, is 't, bij eiken emmer of teil water, dien we ge bruiken, een scheutje warm te schenken, zoodat de ergste koude er af isVeelal toch hebben we in de keuken een petroleumstel of kacheltje bran den, waar steeds water op staat. Is dat niet 't geval en hebben we ook geen warm-waterkraan, dan zetten we een keteltje water op haard of kachel. Op die manier benutten we onze warmte bron dubbel. Eiken avond voor 't slapen gaan wrijven we de handen in met een mengsel bestaande uit1/3 eau de cologne, 1/3 kamfer en 1/3 citroensap. I Katten- en hondenharen verwijdert men met een stevigen borstel. Nu de tijd van verharen weer aangebroken is, doet men verstandig honden eiken dag zorgvuldig te kammen en katten te borstelen, daar kammen met 't oog op hun po reuze huid niet goed voor ze is. Verdere voorzorgsmaatregelen om zijn meubelen en kleeden te behoeden tegen de onaangename gevolgen van den verharingstijd kunnen b.v. hierin bestaan, dat men een oud kleed neerlegt en tijde lijke overtrekjes over de stoelzittingen met bandjes (bevestigt. Veel practischer is 't natuurlijk om de betreffende huisdieren tijdelijk af te zonderen, doch in den regel komt daar niet veel van, vooral als onze kinderen erg op ze gesteld zijn Rozen kan men langen tijd goed houden, wanneer men ze, zoodra ze in huis komen, ca. twintig minu ten met de stelen in heet water laat koken. Des nachts moeten alle bloemen uit de verwarmde kamers verwijderd worden, wil men den levensduur zoo lang mogelijk rekken. Eiken morgen een stuk van de steeltjes schuin afsnijden en houtachtige stengels met een hamer plat slaan, om het absorptie-vermogen zoo groot mogelijk te maken. OCHTENDJASJE VAN FLANEL Het jasje is gemaakt van effen gekleurd flanel, het model is kimono en heel eenvoudig te maken. Toch is het misschien goed, eerst een patroontje te teekenen op de schouder- en buste-maat welke vereischt wordt. Het jasje bestaat uit 5 deelen, den rug, de twee voorpandjes en de beide mouwen. Voor de voor zijde kunt u hetzelfde patroontje gebruiken als voor den achterkant, echter loopt de halsuitsnijding puntig vouOTE AftAf56AT en is het voorstuk precies op de vouw in 't midden doorgeknipt. U meet het jasje ruim, het komt er niet zoo heel precies op aan de lengte kunt u zelf bepalen, doch in ieder geval wordt het jasje zoo, dat het over de taille valt. De voorpandjes worden aan het rugpand gezet, de armsgaten worden open gelaten. U meet het armsgat ruim b.v. 46 c.M. en telt daarbij 1 c.M. voor de maat van den bovenkant der mojw. U ziet de mouw op 't voorbeeld geteekend. Het model loopt naar onder breeder met ronde hoeken, waardoor we het aardige model krijgen. De mouw wordt niet dicht genaaid, doch in het armsgat gezet en blijft aan den binnenkant open. Heeft u de armbedekjringen erin gezet, dan wordt het jasje rondom afgebiesd met goed waschbare glimmende zijde in een contrasteerende of bij passende kleurde schou derversiering bestaat uit rosetten, gemaakt van hetzelfde band. Op de teekening ziet u ook de reepen flanel, welke we met zijde af- biezen en die als revers dienst doen. De bovenkant van 15 c.M. wordt tot 10 c.M. ingerimpeld en onder de beide rosetten bevestigd, wanneer deze op den schouder vast genaaid worden. U naait de reepen er 'n klein stukje onder en legt ze zoo, dat ze gemakke lijk langs de schuine hals opening van 't jasje voe gen. Deze reepen worden met eenige ruimte op het jasje vastgezet, daar waar de V-vorm eindigt. Twee zijden lintjes vormen daar de sluiting. De losse ree- pen of revers kunnen heel goed van gebloemd flanel gemaakt worden, in de zelfde kleur van den ondergrond. P. Q. H. GEBREIDE MUTS MET SJAAL Dit alleraardigste stelletje is gebreid met Paton's Super Scotch Fingering 3 draads wol en welbeige, jadegroen, roestbruin en donkerbruin. Breit men zóó dat er 7 steken op 2)4 c.M. komen (eerst 'n proeflapje breien) dan wordt de sjaal 25 c.M. breed en 1.45 M. lang en de muts aan den onderkant 50 c.M. wijd, wat, uitgerekt, 'n maat vormt die voor de meeste hoofden geschikt is. Voor de sjaal worden met beige wol 80 st. opgezet. 1ste toerr. 2 de toer: 1 r., 7 aver. 3de toer 6 r., 2 aver. 4de toer 3 r., 5 aver. 5de toer 4 r. 4 aver. 6de toer 5 r., 3 aver. 7de toer: 2 r., 6 aver. 8ste toer7 r., 1 aver. Deze 8 toeren vormen 'n patroon. Men breit nu nog 2 keer het patroon met beige wol, dus in 't geheel 24 toeren. Dan komen de gekleurde stre pen. Men breit daarvoor2 keer 't patroon in roestbruin, 4 keer het patroon in beige, 1 keer het patroon in donkerbruin, 3 keer het patroon in jade-groen, I keer het patroon in beige, 1 keer in donkerbruin, 6 keer in beige, 2 /2T 3C"W- keer in roestbruin, 4 k. in beige, I keer in donkerbruin, 1 keer in beige, 3 keer in jade-groen. Deze groene streep vormt het midden van de sjaal. Hierna breit men dus weer 1 keer het patroon in beige en verder de geheele volgorde van kleuren en toeren terug, zoodat de 2de helft

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 19