PETER'S PIJPLEIDING door b. NORTON I 1204 VRIJDAG 9 FEBRUARI 1934 No. 37 Twee zusjes, twee humeuren. invallen. Na eindelooze uren kwam eindelijk" de nacht. Maar daardoor werd de brandende pijn in zijn enkels en polsen niet minderde dorst verloor weinig van zijn hevigheid. Dicht bij zich hoorde hij Bill kreunen. Toen tooverde zijn afge matte geest hem een schoon delirium voor, waarin Arlette hem verscheen, gekleed in het wit, in de handen een hooge karaf met frisch water. Een nieuwe ontzetting rukte hem uit die droomen. Sluipende voetstappen hoorde hij dicht om zich heen, een eigenaardige, bekende geur drong in zijn neus jakhalzen 1 Een halfgesmoorde schreeuw ontsnapte Peter's droge lippen hij wrong zich in zijn boeien. De lichtende oogen om hem heen weken iets terug kwamen direct weer nader. De afschu welijke geur werd sterker, Peter voelde een snuit langs zijn gezicht strijken zijn keel Hij bad dat Arlette nooit zou vernemen dat een bloedige plank, waarop zijn lichaam had gelegen, was af gelikt geworden door de jakhalzen. Toen een grom, een woedende snauw onder een angst- gebrul werd de jakhals van Peter afgeslingerd. Het was Bill, de trouwe Bill, die na lang knauwen en knagen zijn touwen had doorgebeten, en nu als een projectiel tusschen den troep jakhalzen vloog. Het gevecht duurde hoogstens twee minuten toen vluchtten de laffe woestijnroovers, met achter lating van drie hunner met doorgebeten kelen. Snuffelend kwam Bill terug naar Peter en likte met de tong over de brandende enkels en polsen van zijn meester. Het daglicht vond beiden dicht naast elkaar. Peter lag vrijwel bewusteloos, hij voelde nog dat de toenemende hitte zijn laatste levenssappen weg trok. Hij zag nog, toen hij 't hoofd opzij wendde, Bill naar de bungalow hollen en weer langzaam terugloopen. Natuurlijk, de Arabieren hadden de watertank ook geroofd. Daarna overviel hem de volslagen bewusteloosheid. Hij hoorde dus niet het getoeter van den auto, dat door de stilte weerklonk. Hij kon den auto niet zien, die bij de bungalow stopte, en waaruit een in het wit gekleed meisje stapte. Maar Bill zag en hoorde zooveel te beter. Hij rende blaffend op haar toe, sprong om haar heen en leidde haar De pijpleiding, waarvan een gedeelte onder Peter's beheer stond, was 70 K.M. lang zij voerde de petroleum van de bronnen der maatschappij in El Marish naar de raffinaderij aan de Golf van Akbar. Dicht bij de kust, in de scha duw van een dozijn palmen, stond Peter's huis. Van daaruit had hij het gezicht op de buizen, de tanks, de fabriek en de zee. Op alles drukte nu een sfeer van uiterste ver latenheid. Er was stakingal het personeel was naar El Marish teruggekeerd om een regeling af te wachten. Peter was in de bungalow achtergebleven om de wacht te houden over de verlaten werken. Zijn eenige metgezellen waren Hassan, z'n bediende, en zijn honü Bill, een stevige dog. Peter was leiding inspecteur. Zijn plicht was het, te zorgen dat zwervende Bedoeïnen en Arabische roofschepen de oliewerken van de maatschappij met rust lieten. Een eenzaam leven, zelfs vóór de staking. Als regel zag hij meer jakhalzen dan menschen. Eens per maand bezocht hij El Marish. Want in El Marish was een bioscoopook was er Arlette Gordon, dochter van Andrew Gordon, directeur over de Britsche oliebelangen in het heele gebied. Op die avonden eens per maand dansten Peter en Arlette in het consulaat later wandelden zij onder de kristallen helderheid van een tropischen nacht. Andrew Gordon was millionnair, een hard en stug man, die zich had opgewerkt na jarenlangen strijd. Peter mocht hij niet bijster over het algemeen mocht hij trouwens geen jongelui met een film heldenvoorkomen, zooals hij dat noemde. En 't viel niet te ontkennen dat Peter 'n knappe jongen was. Nu beviel hem dat zelf ook niet. Hij was liever een man geweest naar Andrew's ideaalhard, ruw, stug, met puisten desnoods en een getaande huid. Maar Arlette had zoo haar eigen ideeën over het soort gezicht en karakter dat een man behoorde te hebben. En zoo had zij zich, in de lente van haar jeugd, tot den eenzamen Peter gekeerd buiten weten van haar vader. Peter keerde juist terug i Over een paar dagen zou komen, en, staking of geen kunnen innemen. Hij had tanks en standpijpen in orde waren. Waakzaam heid was geboden, want sinds de staking zwierf 'n Arabisch zeilschip langs de kust, gecommandeerd door Ghouli, 'n berucht roover, in elke havenstad langs de Golf gezocht we gens een halsmisdaad. Terwijl Peter zijn bun galow naderde, werd hij opgeschrikt door het woedend geblaf van Bill. Hij rende er heen, en zag halverwege den afstand naar de kust zijn trou wen hond in gevecht met 'n dozijn Arabieren. Has san bevond zich bij hen. Zij waren beladen met Peter's linnengoed en kleeren alles. Hassan de schoftHij had ge- meene zaak gemaakt met de bende van Ghouli zijn schip zag Peter aan den steiger liggen. De woe dende hond sprong razend tusschen de bende rond, gromde en beet, waar hij maar vat kon krijgen. De roovers sloegen hem zoo goed mogelijk van zich af, retireerden intusschen gestadig in de richting van hun roofschip. Peter /an een lange inspectie, een groote tankboot staking, zij moest olie zich overtuigd dat de vloekte, klemde toen de tanden op elkaar, en rende op de groep af. „Hou vast, Bill 1 Ik kom In die jas zit Arlette's portret 1 Ik kom 1" Peter was een goed looper. Maar die sprint naar de roovers, die reeds op den, steiger stonden, was beslist een record. Als een steen vloog Peter midden in den troep. Zijn geoefende boksvuisten sloegen links en rechts op de krijschende Arabieren in. Bill, bemoedigd door de komst van zijn baas, vocht met vernieuwde woede. Maar ondanks beider kracht en moed kon de uitslag niet twijfelachtig zijn. De Arabieren waren te talrijk. Vechten was bovendien hun vak. Peter ging onder, met zes smerige, zwarte lijven aan hem vastgeklampt. Stuk voor stuk schudde hij die van zich af, vech tend met knieën en vuisten en zijn hersens. Maar als panters besprongen de roovers hem telkens op nieuw. Zijn slagen werden wilder, sommige misten. Toen een half dozijn hem opnieuw besprong, lukte het den aanvallers hem onder te houden en te binden. Bill vocht door, tot een lus, handig om zijn nek geworpen, hem eveneens buiten gevecht stelde. Het dappere beest werd gebonden en naast zijn meester neergesmeten. Een kwartier later was het eerste deel van het drama afgeloopen. Ghouli, woedend dat een onge- loovige hem het gezicht tot een bloedige wonde had geslagen, had bevolen den blanke op 'n plank te binden en hem zoo op het heete woestijnzand te leggen. Bill, stevig gebonden, lag iets verder. „Er staat geschreven, dat ongeloovigen zullen sterven met de honden," grijnsde de Arabier, terwijl hij met zijn bende in de richting trok van de bun galow. Een uur later hoorde Peter aan het klapperen van het zeil, dat het roofschip zee gekozen had. Ontzetting begon den jongeman te bevangen. Zand, fijn als meel, woei op zijn gezicht en lippen, prikte als verpoederd glas in ooren en handen. De tropenzon stak onbarmhartig heet, terwijl zijn gedachten door zijn hersens vlogen. Zijn droge lippen baden dat de duisternis toch spoedig mocht

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 20