jtfo. 37 VRIJDAG 9 FEBRUARI 1934
1213
bejaarde dienstbode, het type van een oude vertrouwde, met 'n trouwhartig
gezicht de deur opende.
„Al zoo gauw terug, juffrouw?" vroeg zij.
„Ja," vertelde Paula zoo gewoon mogelijk. „We zijn er niet eens geweest.
Meneer Host is onderweg uitgestapt in zijn club, en ik heb nog 'n vriend
van vroeger ontmoet."
„Dat zal meneer prettig vinden," meende de dienstbode, „ik vond dat
meneer erg stil was vanavond, 'n Beetje bezoek zal meneer goed doen, juf
frouw. Meneer is nog in de bibliotheek."
Paula verloor bijna haar kalmte toen zij bedacht, welken indruk het op
de dienstbode zou maken, als zij niet wist waar zij de bibliotheek moest zoeken,
maar deze moeilijkheid deed zich gelukkig niet voor, want de dienstbode
met de trouwe oogen nam hun jassen en hoeden aan, en opende gedienstig
voor hen een van de deuren, die op de hal uitkwamen.
Zij traden een groote, diepe kamer binnen aan het andere einde, bij een
tafeltje met enkele medicijnfleschjes, zat een oude man Paula werd onmiddel
lijk getroffen door zijn eerwaardig uiterlijk, maar vooral door de zachte
vriendelijkheid van zijn gezicht. Voordat zij de situatie zich goed bewust
waren en konden bedenken, wat er allemaal zou gebeuren als deze oude
man een vreemde was, als er nog meer menschen in het huis waren, enz.
zei hij met een verraste stem „Hallo, Paula, ben je nu al tprug. Ik dacht dat
jullie.
Met open mond en groote, ongeloovige oogen keek hij naar het meisje,
of eigenlijk langs haar heen en achter haar klonk de schorre stem van Dacre
„Eindelijk 1 John Blaise I"
Een plotselinge vrees beving haar. Die oude, vriendelijke heer bleek
John Blaise te zijn, dien haar redder tot eiken prijs wilde vinden. Om zich
op hem te wreken wegens een verraad of een beleediging in het verleden
Zij voelde een sterke begeerte om hem te beschermen tegen die wraakoefening.
De oude man stak met een verheugd gezicht zijn hand uit. „Phil 1 Wie
had dat gedacht 1 Hoe kom jii zoo uit de lucht vallen
„Heb je me niet verwacht?" vroeg Dacre. „Ik had gezegd, dat ik op je
wachten zou, als ie er uitkwam
„Om 'n beetje voor me te zorgen, niet Maar je.ziet, dat het niet bepaald
noodig is," grinnikte hun gastheer.
„Precies," antwoordde Dacre, terwijl hij de voornaam gemeubileerde
kamer rondkeek. „Ik geloof niet dat je hulp noodig hebt. Ben je millionnair
geworden
,,'t Lijkt er veel op, niet?" zei Blaise genoeglijk. „Ik kon 't eerst zelf
niet gelooven, maar 't schijnt toch waar te zijn."
Dacre lachte, ,,'n Mooie boel. Ik sta dagenlang als een armoedige bloemen-
venter bij de Zeven Straten op post om je te vinden en je je geld te geven,
en jij zit hier netjes in zoowat het mooiste huis van heel Londen."
„Echt iets voor jou," knikte de ander dankbaar. „Je had 't beloofd, dus
je deed 't. Ik heb altijd wel geweten, dat je van 't goeie soort was."
„Ais dat zoo is, heb ik 't aan jou te danken. Jii hebt me er bovenop ge
haald in de gevangenis," antwoordde Dacre. „Maar waarom heb ik je niet
gezien bij de Zeven Straten Je moet toch ai 'n poos vrij zijn."
„De Zeven Straten," peinsde de oude man. „Hoe dikwijls hebben we er
daarginder niet over gepraat. Wat heb ik er 'n heimwee naar gehad het
middelpunt van mijn leven, vóórdat.... Ik wou er iederen dag heengaan,
maar ik kon niet. Ik was te ziek. Paula weet dat wel."
Het meisje schrok, toen zij hem aansprak. Verlegen, onthutst, bang ook
keek zij hen beurtelings aan.
„Ik begrijp er niets van," stamelde zij. „Ik begrijp er niets van."
„Dat kan ik me voorstellen," antwoordde John Blaise, denkend dat zij
op iets anders doelde. „Ik moet je nog enkele dingen vertellen. Maar hoe
hebben jullie elkaar leeren kennen Dat heb je me toch nog niet verteld
M'n geheugen Iaat me af en toe in den steek, weet je."
Philip Dacre vond gelegenheid Paula waarschuwend aan haar arm te
trekken zij mocht in haar onwetendheid niet iets zeggen, dat hem zou
kunnen schokken. Vlug antwoordde hij
moet weten, juffrouw, dat John Blaise en ik jaren geleden
Hij keerde zich tot den ouden man. „Heb je 't haar verteld
„Zij weet 't," antwoordde deze, „en zij vond 't lang zoo erg niet, als ik
gedacht had. Maar vóór ik 't vergeetik heet tegenwoordig Hart. Mijn
advocaat vond 't beter om mijn naam te veranderen."
„Heel verstandig," gaf Dacre toe. „Ik heb ook maar een anderen naam
genomen Dacre. 't Is altijd veiliger. Dus John Blaise en ik, juffrouw
hebben elkaar 't eerst ontmoet in de gevangenis. Ik moest in de kleermakers
werkplaats werken, en dat werd mijn geluk, want daar was hij ook. We waren
gauw vrienden, want hij en ik waren daar ongeveer de eenige ontwikkelde
menschen. Als ik 't daar heb uitgehouden, heb ik dat aan hem te danken
want hij was er lang, toen ik kwam, en hij had geduld geleerd iederen keer
opnieuw heeft hij mij in toom gehouden en opgemonterd, als ik zin kreeg om
iedereen en alles voor den grond ttf gooien en er op een of andere manier een
eind aan te maken. Hij heeft me over het doode punt geholpen, toen ik dacht
dat er toch niets van mij terecht zou komen, en dat ik maar moest nemen en
stelen, wat ik krijgen kon. Om 't eens heel mooi te zeggen hii heeft me het
geloof in een behoorlijk leven teruggegeven."
„Omdat je een behoorlijke vent was," viel de ander in. „Hij maakt zich
zelf te zwart, Paula. Philip is genekt door den oorlog. Hij heeft alle vier de
jaren aan het front meegemaakt, en toen de oorlog afgeloopen was werd 't
met hem de gewone geschiedenis: geen geld, geen kennissen en geen werk.
Een stelletje dieven vonden hem, maakten hem wat wijs en gebruikten hem
half onwetend bij een gevalletje met valsch geld." (Slot volQt
Oft taU dooi Jtadetland.
Groningen.