Trentham keek over het voetlicht heen, naar de genietende menigte, met den blik van een acteur, die "dertig jaar ervaring heeft een blik, die waar deering en verbazing omvatte, en veel berustende genegenheid, en wat schrik, y en een zekere hoeveelheid minachting. „Als je ze eenmaal hebt," merkte de ervaren acteur op, „kun-je doen, wat je wilt. Ze staat te bazelen, maar 't hin dert niet. Zelfs die onzin over „waar ze echt idee in hèt" en „zoo'n meissie as ik d'r oogen durven opslaan na de zoon des huizes", ging er in als koek. Ze hééft ze 1" Het slonsje op het tooneel wierp haar bonten boezelaar van zich af, streek haar bijna-witte schort glad, greep een poetslap om haar handen af te vegen, nam den bril weg van haar oogen, sloeg met een wilden klap die muts recht, riep „meneer" door een onzichtbaar raampje naar een onzichtbaren persoon op het tuinpad en vroeg zich stil af, of Ronnie zich dien middag in Wales nog zou herinneren. Den middag, dat hij haar gevraagd had, een oud zilveren theeschepje op te poetsen. Zou Ronnie begrijpen, dat zij hèm zag, nu zij het guitige gezichtje ophief met een glimlach, waarin heel een warm en droevig meisjeshart lag dat zij hèm nakeek, toen die glimlach langzaam, hopeloos verstierf Het publiek, dat tot nu toe enkel gelachen en gegierd had, begon nu met ernst te luisteren.... Droomerig, als een jonge heks, die een minnedrank mengt, roerde zij in de pommade, en het publiek luisterde naar ieder woord, dat haar van de lippen kwam, zonder te vermoeden, dat zij gericht waren tot een slanken, goedgebouwden jongeman in een loge. Ronnie Owen bedoelde zij met den man, die „van 't soort was, dat ze vertrouwen kon, as je in de nesten zat, en waar je toch net zoo goed gek op kon worden as op zoo'n uitgaander in zoo'n mooi apenpakkie." („Ronnie, Ronnie, luister Dat is voor jou," trilde het onuitgesproken de zaal door.) De heele zaal leefde mee met dat kleine een zame sloddervosje, dat er naar snakte zóó iemand tot vrijer te hebben, en er mee te trouwen, en er kinderen mee groot te brengen, en er oud mee te worden, als je dan toch oud moest worden, en tot gezelschap te hebben zoolang het leven duurde. Wie had niet zelf zulke droomen gekoesterd, of koesterde ze nog „O, Robert 1" murmelde mevrouw Owen, en zij vond de hand van haar man in de hare. Evangeline beet op haar lip. Ronnie's gezicht bleef strak en ondoorgrondelijk. Zijn oogen echter ver lieten geen seconde dat kleine figuurtje op het tooneel, dat tot hem alleen scheen te spreken maar ja, iedereen in de zaal vond het natuurlijk op zich zelf toepasselijk, wat zij sprak. „Ja," dacht Trentham, de ontroering in de zaal waarnemend, „dat schijnt de manier te zijn, om ze in te palmen 1 Zoo'n kleine rakker. Ze gaat hoe langer hoe meer op haar moeder lijken, toen die jong was 1" Langzaam snoot hij zijn neus. Zelfs Trentham. De zware dofgouden gordijnen vielen dicht en het publiek huldigde zijn nieuwe ontdekking. Als razend klapten zij, er werd „bravo 1" geschreeuwd, en in dat applaus klonk de toon, die niet gekocht kan worden. Tooneelknechts hielden de twee gouden gordijngolven van elkaar, en er tusschendoor glipte het tengere figuur tje, dat in het applaus stond als in een tropischen stortregen. ,,'t Succes van den avond is voor haar, niet voor mij mompelde Trentham tot den regisseur. „Een half uur is ze aan den gang gebleven en hoor ze te keer gaan 1 Ik heb vijftien jaar werk gehad,'om ze zoover te krijgen, als dat kind ze nu heeft." Het klappen wou niet bedaren. „Spreken, spreken 1" brulden Terry Lown des en zijn gezelschap in de stalles. „Spreken, Minima 1" Het meisje greep de gordijnen achter haar, als in schrik, en keek schichtig rond in het tumult. Haar mond ging open. Het werd weer stil. Gejaagd riep haar stem „Nou zeg 1 Praten 1 Wat mot ik nou zeggen Heftig schudde zij met het touwkleurige hoofd, tot de muts weer op één oor stond. „Maar ik dank jullie nog wel hoor 1 Dank je as-t'r-an-toe. Maar nou mot ik weer vort. Ik mot me zilver poetsen." Eén snellen blik sloeg zij op naar de loge der Owens. „Binnen jullie niet kwaad op me, hè Dag 1" Uitgeput dacht Minima: „Ik kon 't niet anders. Wat heb ik eigenlijk gedaan Ik heb Ronnie practisch gevraagd, van 't tooneel af 1 Ik geloof niet, dat ik hem nog ooit aan zal durven kijken 1" En toen verzwolgen haar de matgouden golven, en het orkest begon een vroolijke potpourri. ZEVENENTWINTIGSTE HOOFDSTUK NA DE VOORSTELLING In de pauze na het eerste bedrijf van het succes-blijspel „Hondenleven" werd er op de deur van de loge der Owens geklopt, en een suppoost bracht een briefje binnen. „Mevrouw Owen Van juffrouw Starr, mevrouw." Een paar haastig neergekrabbelde regeltjes maar „Kunt u 't me vergeven Of wilt u me niet meer zien M." „M..is dat Minnie of Minima?" De jonge tooneelster, die een ovatie had ontvangen en Londen had „inge pakt", vroeg om vergeving 1 „O nee 1 Ik bedoel, er is niets," riep mevrouw Owen uit, in groote ver warring. „Ik bedoel natuurlijk, zegt u maar ja, ja." „Anders geen antwoord, mevrouw Mevrouw Owen bracht de hand naar het voorhoofd, stak haar uit „Een potlood R&nnie gaf er haar een. Zij schreef op het briefje. „Wilt u dat maar aan juffrouw Starr geven „Wat hebt u geschreven, moeder vroeg Evangeline. „Alleen „Ik weet niet wat ik zeggen moet alleen duizendmaal gefeliciteerd en gegroet. Je moet misschien half Londen spreken na de voorstelling, maar zorg, dat we je nog even goedennacht kunnen zeggen. C. O." Want ze zal wel gaan soupeeren of wat ze bij zoo'n gelegenheid doen met sir Leslie Trentham 1 Stel je voor Minnie 1 Die Minnie van ons 1" Dit was het refrein van het opgewonden gefluister, dat in hun loge begon nen was, zoodra het „Londensche hitje" achter de gordijnen verdwenen was, en voort had geduurd in de pauzen van het stuk, dat voor hen nu bijzaak was geworden. (Slot volgt) (9{i tdó dooi Jtedaïland. Het mooie raadhuis pan Maartensdijk.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 15