LIST TEGEN WREEDHEID A. borrington 1236 VRIJDAG 16 FEBRUARI 1934 De dief moet gestraft worden," gaf Sashino kalm te kennen. „Het was een parel met een melkachtigen glans ze hebben me ge zegd dat er een bloedkleurig waas over lag. Lui hier hebben haar gezien." De bemanning van den Japanschen parelvisscher stond aangetreden op het met oesterschelpen be strooide dek van de Three Moons. De zee was zoo stil als een slapend kind. In het verre Zuiden duid den een paar gehavende palmen de grens aan van de Vanderdecken Bank, van waar de tjilpende paradijsvogels loom over de mijlenlange vloot der visschende loggers vlogen. Sashino was de kapitein van de Three Moons, en hij was uiterst gebelgd over de herhaalde parel diefstallen aan boord van zijn logger. De trucs van den gewonen diamantdief zijn kinder werk in vergelijking met de knepen van den Japanschen parelvisscher. Kapitein Sashino was door ondervinding meegaand geworden, maar zijn geduld raakte uitgeput door de voortdurende ont vreemding van vrijwel onbetaalbare ju- weelen. Een Japansche duiker, doo- vier koelies begeleid, kwam uit het voorluikeen onvriendelijk zwijgen wachtte hem. Hij bleef enkele oogenblikken besluiteloos staan, een sigaret in den mond, met zijn teenen brokjes schelp over het dek keilend. Kapitein Sashino stond hem vanaf zijn plaats bij het hoofdluik minachtend aan te kijken. „Jij hebt mijn parel gestolen, Insumi, die eene die je bij de Black Lip ge vonden hebt. Ik ben bereid naar je te luisteren." Insumi haalde zijn door het gesteente geschramde schouders op, wierp heimelijk zijdelingsche blikken naar de bemanning, en volhardde in zijn zwijgen. „Wat heeft je ertoe gebracht om te stelen herhaalde Sashino. ,,De Duit- sche opkoopers, of was het voor je liefje in de stad Insumi fronste de wenkbrauwem. „Ik werk hard, kapitein, voor weinig loon. Een- of tweemaal maar heb ik een parel weggenomen. Mijn liefste vraagt mij niet om te stelen." Hij keerde zich weer naar de beman ning, alsof hij op een vriendelijke stem ming te zijnen gunste rekende. Maar er was niets. Een matroos hield een lijn met lokaas over den boeg aan bakboord. Nu en dan kwamen een paar groote haaien „aan drijven vanuit de schaduw van de kiel van den logger, om dan doodstil te blijven op een paar meter afstand van het aas. De pareldief vouwde onderworpen de armen over elkaar, als iemand die straf verwacht, plotseling en zonder vooraf gaande waarschuwing. Uit de gebaren van den kapitein sprak de stille woede, die de Japansche legioenen naar de on mogelijkste aanvallen voert. Hij wendde zich tot een duiker vlak naast- hém en fluisterde iets. De bemanning, zijn be doeling begrijpend, kwam plotseling in beweging. Een vulkanische woede maakte Ofi ioU dooi JhtdeiLand. Overijselsche kleederdrachten Rijssen door zich van de mannen meester. Vloeken in allerlei toonaarden vervulden de lucht. Sashino knikte tweemaal en wenkte den matroos aan de windas met de aaslijn. Drie mannen grepen Insumi bij de schouders en maakten de lijn vast om diens middel en beenen, zijn armen vrijlatend. „Overboord," riep de kapitein. „Laat hem zijn mes houden." Insumi bengelde over den boeg, zijn borst en voe ten raakten haast het water. De tropische zon drong No. 38 door tot op den zandigen bodem van de zee-engte. Een haai schiet niet altijd direct af op hetgeen hij ziethij zal er een oogenblik onderzoekend naar kijken en even verdwijnen, om dan terug te keeren met de vlugheid van een havik. De dief hing op zoowat een tien centimeter af stand van het water, de knieën even opgetrokken. Hij hield het mes met de rechterhand voor zijn gezicht, met de punt naar voren. Boven hem leunde de bemanning van den logger over de ree ling, hem in vloeiend Japansch vertellend, dat die ven en haaien duivelsgebroed waren. Een onderzoekende snuit verscheen van onder den boeg en een paar varkensoogen bekeken den hangenden Insumi met geduldige belangstelling dan, langzaam in een rechte lijn bewegend, schoot hij plotseling op Insumi's borst af. Insumi welfde zijn rug toen de grijze buik van het ondier onder hem door schooteen bliksem snelle steek met het mes en het water kleurde zich rondom rood. Hij hijgde en schudde zijn kogelron den kop. „Idioot," hoonde de kapitein. „De lucht trekt de andere aan, en ze zullen hem dooddrukken." Een luid geplas deed zich aan stuurboordzijde hooren. De sterke stroom voerde de roode plekken weg uit de richting van den logger. Een korten tijd, die een eeuwigheid leek, keek de hangende man gretig in het water alsof hij luisterde. Dan, met een plotselinge heftige beweging, trachtte hij zich te keeren naar een schaduw, die vanuif zijn schuil-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 20