Kü. 38
VRIJDAG 16 FEBRUARI 1934
1237
tót6 iaax Jlcdeüand.
De van-alles-mackt te Nijmegen, die daar bekend is als de ..luizenmarkt
plaats, den aichtersteven van den logger, naar voren
schoot. Een gapende wonde, zoo groot als een sa
belhouw, vertoonde zich op Insumi's been.
„Een slag van de vin," grinnikte de kapitein.
„De oude haai heeft hem nou te pakken het zal
een langzaam gevecht worden, jongens."
Een drukkende stilte hing over de zee-engte.
De Japanner lag onbeweeglijkoogen en ooren
bijna het water rakend, den blik onafgewend
gericht op de schepvormige vin op schotsafstand
van het schip; noch de stroom, noch de kreten
der duikers konden hem aansporen.
„De groote visch speelt een spelletje met hem,"
lachte de kapitein, in onbegrijpelijk wreede vreugde
over het duivelsche plan. „Maak niet te veel lawaai,
jongens."
Toen kwam er een onverwachte beroering in
het water een school jonge haaien begon om de
enkels van den Japannees te dartelen. Met een gol
vende beweging van den pols sloeg hij rechts en
links op hen in. Een blauwkoppige indringer, bru
taler dan de rest, rukte, terwijl hij naar den ach
tersteven van het schip vluchtte, aan Insumi's
ribben.
Binnen een minuut kwam-de school terug en het
gevecht begon opnieuw. De toekijkende parelvis-
schers schreeuwden opgewonden, terwijl de jonge
haaien brutaler werden en Insumi van den anderen
kant aanvielen.
Zij hingen aan hem als klitten, zijn messteken
vermijdend, retireerend en aanvallend met de
vlugheid van torpedo's.
Hijgend ademhalend, stak hij zijn arm omhoog,
eenmaal, tweemaal. Een koud, afwijzend stilzwij
gen was het antwoord, terwijl de kapitein een siga
ret opstak.
Toen, als op een gegeven teeken vanuit de diepste
diepte, trok de zwerm jonge haaien af. Iemand wees
naar de schepvormige vin die weer op zijn prooi
afging. Menige parelvisscher wist dat het een van
de oudste ondieren was, die de groote rifbank be
woonden. Heel wat visschers van zeekomkommers
hadden geprobeerd hem te vangen, maar zonder
resultaat.
Er was geen wijziging in zijn aanval hij schoot
recht op de ribben van den Japanner af. Met de
kracht en de vastberadenheid zijn soort eigen stak
de hangende man zijn linkerhand in de geopende
kaken een seconde later sloeg hij met het mes
naar de opgeheven keel van het dier.
Een oogenblik scheen het, alsof het touw onder
de spanning zou breken. Met krankzinnige kracht
bleek hij den haai op armlengte onder water te
houden dan, met een kreet, stak hij steeds weer
opnieuw, totdat hij het hoofd voorover liet vallen.
„Ophalen," riep de kapitein.
Hij werd langzaam over de reeling geheschen
zijn linkerarm was geheel opengereten op de plaats,
waar deze in den gapenden muil had gezeten.
De kapitein nam den gewonde kalm op. Er was
geen spoor van emotie in zijn stem, toen hij het
woord richtte tot de bemanning.
„Vrees brengt hem niet aan het spreken de
parel is ergens en misschien vinden wij haar nog.
Breng hem beneden en zorg dat zijn wonden ver
zorgd worden. Er is een Engelsche dokter in de
stad."
Laat op den namiddag, toen de stralen der onder
gaande zon helrood over de Engte van Torres vie
len, dreef een doode haai van onder den achterste
ven van den logger voorbij de dobberende hoofden
der duikers. Een school van hongerige visschen
zwermde erom heen, schrokkend en met hun zilveren
lijven heen en weer schietend bij de gapende wonde
aan de omhooggerichte keel van het dier.
Juist stootte een vlet af bij een kleine pier aan de
monding van de kreek, en roeide langzaam in het
zog van het doode monster. Een Maleische duiker
en een Japansche koelie zaten aan de riemen.
De doode haai dreef voorbij de groote oester-
bank, waar het lange zeegras op en neer golfde
met het afloopende getij. Over de vlet leunend, stak
de Maleier een bootshaak over de rugvin van den
haai en trok hem met veel moeite onder de luwte
van een door palmen beschutte hoogte.
„Sashino's kijker kan ons nu nietvolgen," hijgde
hij. „Wij zullen ons dus met ons werk niet hoeven
te haasten."
De haai werd aan land gebracht na een zorg
vuldige inspectie van het omringend struikgewas,
trok de Maleier een lang mes en streek met zijn duim
voorzichtig over de punt. Met een paar vlugge
sneden legde hij den slokdarm bloot, terwijl de
Japanner er zijn vuisten in stak.
De twee mannen gromden op hun knieën bij
den dooden haai, zoekend en peilend met de kunst
vaardigheid van diepzeevisschers. Met een plotse-
lingen schok richtte de Japanner het hoofd op.
Zijn hand terugtrekkend uit de blootgelegde keel
van het monster, hield hij haar jubelend in de
hoogte.
Een parel van buitengewonen glans en luister
glinsterde tusschen zijn vinger en duim. De zonne
stralen schenen haar met bovennatuurlijken glans
te verlichten, toen hij haar omhoog hield om haar
den ander te laten zien.
„Als het een dief niet schelen kan, waar hij zijn
arm zet, zijn er altijd wel goede schuilplaatsen voor
een parel van tienduizend dollar."
De Japanner grinnikte toen hij voorover leunde
om de parel te bekijken, die de wanhopige Insumi
in de keel van het monster gestoken had.
„Insumi werd geboren met een plooi in de palm
van zijn hand. ik heb gezien, dat Sashino naar
zijn handen heeft gekeken, voordat ze hem over
boord naar de haaien gooiden. Ik zou geen parel
in mijn hand kunnen verbergen."
Een paar dagen later ontmoette Insumi, zijn
linkerarm geheel in verband, de twee ten huize
van een Chineeschen parelkoopman. Na veel
marchandeeren en praten ontving hij vijftig dollars
voor zijn aandeel in de zaak.