Se'UWtocAuuwtcf van den fBlaemenventeï
1244
VRIJDAG 16 FEBRUARI 1934
No. 38
Philip werd natuurlijk gesnapt en kreeg zes maanden. DOOR D.
Toen hij uit de gevangenis kwam, was 't natuur
lijk nog erger. Weer geen werk, verbitterd, honger
schurken weten zulke lui altijd te vinden. Hij moest helpen als
uitkijk bij een inbraak, en omdat hij geen goeie dief was, vloog hij er weer
in, terwijl de anderen ontsnapten. Hij had al een vonnis gehad, en zoo werd 't
den tweeden keer vijf jaar gevangenis. Zoo gauw ik hem 'n beetje kende,
wist !k dat het geen misdadiger was. De oorlog heeft honderden zulke
slachtoffers gemaakt."
„Ik kan moeilijk van mezelf zeggen, dat ik een echte misdadiger ben,"
vertéide Dacre verder, „maar als ik 't door mijn ondervindingen niet geworden
ben, heb ik 't zeker aan jou te danken. Jij hebt me geleerd, dat je in de ge
vangenis kunt zitten, zonder er je heele leven lang de gevolgen van te voelen.
En dat niet alleen je hebt me ook geholpen om er uit te komen. Natuurlijk
begon ik dadelijk te denken over ontvluchten." Hij richtte zich nu tot Paula.
„Ik had er 'n beetje ondervinding van, want onder den oorlog ben ik eens
ontsnapt uit een kamp voor krijgsgevangenen. Deze eerbiedwaardige heer wou
't eerst uit mijn hoofd praten, omdat je toch bijna altijd weer gesnapt wordt
en er is niets ergers dan naar het hol teruggebracht te worden, wanneer je
er eenmaal hebt weten uit te komen.
Enfin, toen hij zag dat ik het toch zou doorzetten, heeft hij me op alle
mogelijke manieren geholpen, wat voor hem natuurlijk ook veel risico gaf.
Hij wist wat het voornaamste is bij een ontvluchting kleeren en geld, en voor
allebei heeft-ie gezorgd. Het eerste was makkelijk genoeg, want hij moest
iedere week een pak van den directeur schoonmaken en nakijken dat pak is
op een goeien keer niet naar zijn baas teruggegaan, maar ik trok het aan, en
ik wandelde de gevangenis uit. Het geld had hij op een bezoekdag gekregen,
zei hij."
„Host had 't mij gebracht," legde John Blaise uit. „Hij kwam dikwijls
en hij bracht altijd geld voor me mee. 't Was een geschikte kerel."
Dacre keek "bij die woorden Paula aan, maar hij ging er niet op in. Hij
vertelde verder
„Hoe hij aan al dat geld kwam, heeft hij me nooit verteld ik wist alleen
dat er geld voor hem uitstond en dat zijn advocaten af en toe iets brachten
van de rente. Ik heb dus de kans gewaagd, en 't lukte. Ik wandelde in het
pak van den directeur naar het station, dat dicht bij de gevangenis was, en
toen ze mij eenmaal misten, was ik al een goed eind uit de buurt. Het beetje
geld, dat hij me meegegeven had, was zeshonderd gulden ik zag het pas toen
ik buiten de enveloppe open scheurde, maar als ik het geweten had, zou ik
het niet aangenomen hebben. Toen ik eenmaal veilig was, kon ik moeilijk naar
de gevangenis gaan om het terug te geven.
Maar tenslotte had hij 't mij eerlijk gegeven ik heb er mee gewerkt in
Afrika en ik heb geluk gehad, 't Duurde niet lang, of ik had er zeshonderd
bij verdiend, en toen kon ik pas goed beginnen. Ik heb 't altijd goed gescheiden
gehouden, jouw geld en de zeshonderd die ik er mee verdiend heb, en in Afrika
heb ik 't met zuinigheid en geluk vergroot tot bijna een halFrnillioen. Als je
oppast kun je in Afrika veel geld verdienen. Het pak van den directeur heb
ik ruimschoots terugbetaald, en het andere kom ik jou terugbrengen."
„Daar praten we later wel over," zei John Blaise ontwijkend. „Je hebt
het zelf verdiend met hard werken, en ik heb het niet noodig. Ik heb nu ook
een aardig millioentje. En ben je naar Londen terug gekomen, toen ik weer
vrij zou zijn? Waarom stond je dan niet aan de poort of heb je niet geadver
teerd of zoo iets
„Dat was me te gevaarlijk," antwoordde Dacre. „Ik kwam terug uit
Afrika omdat ik je in ieder geval wou ontmoeten en bedanken, maar 't kon
niet op de gewone manier gaan. Vergeet niet, dat ik nog vier jaar te goed had."
„Je bent er glad naast." De oude man grinnikte vergenoegd. „Je bent
natuurlijk indertijd zoo hals over kop naar Afrika gegaan, dat je niet weet
wat hier daarna is gebeurd. Je bent n.l. dood."
„Dood
„Zoo dood als wat," verzekerde John Blaise. „Ruim een week na je
ontvluchting werd er in het moeras bij de gevangenis een lijk gevonden, ik
denk van een of anderen armen stakker of een zwerver. Het was bijna onher
kenbaar, maar een van de bewakers kreeg het in z'n hoofd je was spoorloos
verdwenen, weet je dat jij het was. Ik werd er natuurlijk ook bij gehaald,
omdat ik jc het beste kende, en toen vond ik het 'n goeie gelegenheid om je te
helpen. Je was het niet, dat zag ik wel, maar ik heb mijn geweten toch bezwaard
met het' leugentje dat ik je dadelijk herkende, en daarbij is het gebleven. Ze
zullen wel blij geweest zijn, dat de zaak daarmee afgeloopen was. Je bent
begraven en volgens de wet besta je niet meer."
Dacre liep opgewonden van blijdschap door de kamer.
„Man, wat 'n opluchting 1 Ik ben dood. Ik hoef niet meer ieder oogenblik
bang te zijn, dat een agent me naar het eerste het beste politiebureau brengt.
Dus dat heb je ook al voor me gedaan
„Heeft niets te beteekenen," weerde de ander af.
„En hoe zit 't nu met die millioenen van jou vroeg Dacre. „Ik wist wel
ongeveer dat je in 't een of ander zaken deed, maar bepaald rijk was je niet.
En nu praat je over een millioentje."
De oude man ging gemakkelijker zitten, of hii zelf genoegen had in het
verhaal van zijn onverwachten rijkdom.
„Ken je Moleneind?"
„Daar woon ik zelf," kwam Paula er tusschen, maar de oude man hoorde
het niet, en Dacre vroeg vlug:
„Dat oude stuk weiland, waar vroeger 'n molen stond Het is er nu volge-
NP ITO M bouwd met magazijnen en flatgebouwen." TsJp, R
C. I I \J IN „Precies, dat-bedoel ik. Toen ik naar de u
gevangenis moest, dus nu twintig jaar gele
den, was 't daar nog onbebouwd land. Ik was daar eigenaar van, al heel
lang geleden, en ik wist nooit goed, wat ik er mee doen moest, 't Was
ongeveer niets waard huizen werden er niet gebouwd, en voor weiland deugde
't heelemaal niet. En nu zijn 't allemaal straten, hebben ze me verteld, want
ik ben er zelf nog niet geweestik was nog geen twee dagen vrij, of ik werd
ziek. De uitbreiding van de stad is plotseling dien kant opgegaan, en toen
heeft Tebot, je weet wel, mijn advocaat, er 'n blok huizen neergezet van mijn
geld. Hij heeft er mij niets van verteld, omdat hij eerst wou afwachten, hoe
het loopen zou als 't niet mocht lukken, zou hij het uit eigen zak betalen.
Maar 't lukte wei, hij liet nog meer huizen bouwen, 't een kwam na 't ander,
en 't eind van de geschiedenis is, dat ik daar nu eigenaar ben van een flink
stel gebouwen, 't Brengt goud op. Zoo zie je, dat je rijk kunt. worden, zon
der.
Driftig keerde Dacre zich tot Paula.
„Dat is 't. Daar zitten die schurken achter en daarom moesten ze een
dubbelgangster van u hebben."
„Waar praat je over?" vroeg Blaise verbaasd. „Schurken? Wat is dat
met mijn dochter en een dubbelgangster
Het meisje vloog uit haar stoel op. „Dochter? Ben ik uw dochter?''
Haar woorden hadden een angstige uitwerking op den ouden man hij
boog zich ver voorover, zoodat hij bijna uit zijn stoel viel, en vroeg in schrik
en ontsteltenis
„Je vraagt.... je vraagt.... Je bent toch Paula? Kind, zeg iets I Je
bent"zoo veranderd, zoo.... zoogeduldig, veel vriendelijker dan de
andere avonden. Verbergen jullie iets voor me
„Nee, natuurlijk niet," antwoordde Dacre. „Luister eens rustig en wind je
niet op. 't' Komt allemaal wel goed, en er is al heel veel in orde gekomen. De
vorige dagen ben je bedrogen dat meisje was je dochter niet, maar hier is de
echte Paula. Later kunnen we alles pree.
Met een zucht gleed de oude man achterover in zijn stoelde opwinding
was een te groote schok voor hem geweest. Philip Dacre liep op hem toe;
hij tilde den ouden man op en legde hem op een divan, die bij het raam stond.
„Geef me gauw wat kussens," riep hij naar Paula, die er vlug wat bracht en
een plaid over den ouden heer spreidde.
„Blijf bij hem," ging Dacre verder, „dan zal ik wat voor hem halen."
Hij liep naar de tafel waarop de fleschjes stonden, en rook twijfelend aan den
inhoud. Het eene rook naar brandewijn, het andere kon hij niet thuis brengen
in beide fleschjes was nog maar weinig vloeistof, nauwelijks voldoende voor
een flinke teug. 'n Plotseling vermoeden kwam in zijn gedachte hij drukte
op de bel. „We zullen het gauw weten," mompelde hij „ik zal het zekere
voor het onzekere nemen."
De dienstbode die hen had binnengelaten, kwam op het bellen in de
bibliotheek. Dadelijk zag zij den bewusteloozen man. „Alweer 'n aanval," zei
zij, half huilend. „De dokter.
„Heeft meneer 't meer gehad vroeg Dacre kort. „Wat geef je hem dan
Brandewijn of iets anders Gauw wat 1 Geef maar brandewijn. Maar 'n nieuwe
flesch, hoor Ja, whiskey is ook goed 1"
De dienstbode repte zich weg en kwam al gauw terug met een flesch whis
key en een kurketrekker Dacre nam het van haar over, en terwijl hij met de
kurk bezig was, beval hij: „Bel den dokter op en vraag of hij dadelijk komt,
dadelijk. En dan moet je ook naar het advocatenkantoor telefoneeren en
vragen of meneer Grave kan komenniet meneer Host, maar meneer Grave
zelf. Begrepen
De dokter was er spoedig de oude man was spoedig bijgekomen, nadat
Dacre enkele druppeltjes whiskey in zijn mond had weten te krijgen. Evenwel
beval de geneesheer dat hij dadelijk naar bed gebracht moest worden hij
beschouwde de bezwijming als een gevolg van de ziekte de oude man was
de vorige dagen ook eenige keeren bewusteloos geraakt maar nadat Dacre
met hem gesproken had, wijzigde hij zijn opinie. Bezorgd en ontsteld verliet
hij het huis de medicijnfieschjes uit de bibliotheek nam hij mee.
Nadat Dacre zich vergewist had, dat de oude man in een rustigen slaap
was gezonken, ging hij naar de bibliotheek, waar Paula onrustig, nieuwsgierig
en ongeduldig had gewacht. Met een zucht van verlichting zag zij hem binnen
komen.
„Gaat het beter vroeg zij gejaagd. „Wat beteekende dat met die medi
cijnfieschjes En hoe komt u er bij om te zeggen, dat ik zijn dochter ben
„Het laatste het eerst," antwoordde hij glimlachend. „De oude heer
noemde u zijn dochter, hij dacht dat uw dubbelgangster voor hem stond, dus
het was heusch niet moeilijk te raden, dat die Lilith Kane zich voor u heeft
uitgegeven om zich bij hem in te dringen als zijn dochter. En wanneer zij de
valsche dochter is, dan bent u de echte. Ik begrijp ook alles nog niet goed, en
daarom heb ik den advocaat gevraagd hierheen te komen. Ik denk dat hij ons
wel enkele rare dingen kan vertellen, waar u nooit over gedroomd hebt. En
die medicijnen ik weet zelf niet hoe ik er ineens aan dacht, maar ik ver
trouwde het niet erg met die fleschjes. Misschien is er niets bijzonders aan,
maar ik vond het toch beter, om het goedje door den dokter te laten onder
zoeken."
De advocaat kwam niet spoedig Dacre ging naar de telefoon, en Paula
hoorde hem een driftig gesprek met iemand voeren. Het gevolg was, dat nog
geen tien minuten later een taxi voor het huis stopte mr. Grave werd aange
diend.