V" No. 38 VRIJDAG 16 FEBRUARI 1934 1223 Ook dit groepje verdient een woord in 't simpel huisdierenaccoord. waarin het vast geen wanklank is, want 't zingt en slaat geen toontje mis Het zingt den heelen langen dag, en toont wat tierigheid vermag. At is het kooitje nog zoo klein, het huis weergalmt van zijn refrein. Het wacht Uw liefkoozend ge-piet En zingt vol blijdschap 't hoogste lied Het huppelt op zijn stokje rond, en pikt de suiker uit Uw mond. En zelfs de bonte papegaai toont blijdschap in zijn helsch lawaai. De schildpad, die ge zachtjes fluit, kijkt vriend'Iijk onder 't schildje uit. De witte muizen komen aan, ::oodra ge voor het hok komt staan. De duiven komen in 't geweer, en strijken op Uw schouder neer. Vergeet nooit dat het dier vertrouwt, en op zijn bazen huizen bouwt Dat het om Uw bescherming vraagt, en al Uw grillen trouw verdraagt En, gaat het ook niet naar Uw wensch, toch trouwer is dan menig mensch. Wie in de menschen ondank vond, hij zoek' zijn heil bij 'kat of hond Vindt, ver van 't menschelijk getier, weer heil en heul bij 't trouwe dier, dat nooit om een belooning vraagt, en niet naar eer of rijkdom jaagt Van alle dieren is de hond het meest getapt op 't aardsche rond De hond, die blaft en bijten kan, die volgt zijn baas, en staat zijn man. Die soms vervelend is als geen, en 't fluitje loopen laat voor 't been Die achter auto's blaffend zit, al is de baas van woede wit. Die wegloopt, wegblijft dag en nacht, maar weerkomt als men niet meer wacht. Dan smeekt het trouwe oógenpaar Och, baas, vergeef den boemelaar Dan zinkt de hand, waarin de zweep, waarvoor de hond 'm zoo erg kneep. Baas is, ondanks zijn boozen toon, wèt blij met den verloren zoon Die nestelt zich, voor 't windje keert, in 't hoekje, als was niets gepasseerd. Maar als zijn baas soms wordt bedreigd, dan is hij 't die van woede hijgt, die gromt en blaft en naarstig bijt, en dit puur uit aanhank'lijkheid. Soms wordt voor hem dit tot een plicht, en wordt hij extra afgericht. Dit is de hond, die menschen grijpt, en waarvoor elke dief hem knijpt. Het vangen wordt hem aangeleerd, totdat hij menschenapporteert. Maar ook de poes, die zoo gedwee spint op de warme canapé, verdient vermelding in dit lied; Is zij der vrouwen liev'ling niet Zij heeft haar deugden evengoed, hoewel zij soms hoovaardig doet. Zij steelt wel, waar zij stelen kan, maar maakt daar heel geen zonde van beseft het kwaad niet, dat zij sticht, en dat zij U heeft opgelicht. En als Uw hand al gaat omlaag om haar te vatten in haar kraag, dan krijgt zij juist op tijd berouw met een verteederend miauw. En denkt ge nee, mijn vriendje, neen, dan strijkt zij ronkend langs Uw been, want gij zijt toch haar beste vriend, dien zij belangeloos bemint Vertrouw geen kat, al kijkt zij dom, er gaat veel in die oogjes om 1 Ook 't vogeltje verdient een woord in 't simpel huisdierenaccoord, Die soms vervelend is als geen en 't fluitje loopen laat voor 't been. Vergeet nooit, dat het dier vertrouwt en op zijn bazen huizen bouwt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 9