(At oL^ Die Minnie van ons Stel je voor Minnie ,En denk u eens in, dat er nooit een Minnie geweest is, behalve in onze verbeelding," zei Evangeline, starend naar de aankondiging in het programma: „Vóór den aanvang zal Minima Starr „Weet u nog, hoe ze kon Stampen boven ons hoofd, dat de kroon in 't salon rinkelde En dat „Pedon" en „Bestig" „En dat snuiven Alsjeblieft," zei de majoor, nog beduusd, „wat kon dat kind snuiven ",Weet je nog, toen ze pas kwam, met die „begaasje" en die piepende schoenen Ze was niet aan zoo'n soort huis gewend, zei ze, maar ze zou 't wel zien te leeren." En dat we geen van allen iets vermoed hebben Maar dat komt natuur lijk omdat ze te goed speelde. Wat zal ze een pret gehad hebben, met 't zich zoo'in te leven," zei Evangeline. „Misschien leefden we allemaal veel prettiger, a.s we zoo eens zes maanden iemand anders werden voor de verandering Stel je voor, Minnie en hoe Margaret tegen haar geraasd heeft O, en de Hambles Mevrouw Hamble heeft best een duwtje verdiend maar'krijgen doet ze 't zeker, als 't onder haar kennissen bekend wordt van Minima Morris Starr I" „Zouden we 't op den duur gemerkt hebben, als ze zoo door was gegaan Wat denk jij, Robert?" De majoor zei: „Ik kan er nog maar niet overheen, dat dat kind altua zoo liep te snuiven. En jij hebt haar gezegd, dat ze 't niet doen moest. En ze wist net zoo goed ais jij of ik, wat hoorde en wat niet hoorde." „Misschien worden wij nog beroemd, vader, omdat zoo'n beroemdheid als Minima Starr in ons huis gewoond heeft. Om er nog maai over te zwijgen, dat wij bij haar gelogeerd hebben op haar kosten „Dat is nu in ieder geval uit, Angy. We kunnen geen dag meer in 't hotel blijven, om voor Minnie te zorgen, terwijl er geen Minnie is, en in haar auto rijden, als ze ons uit den weg wil hebben. We moeten dadelijk inpakken. Maar.'. ik heb zoo'n idee, dat ik 't weer heerlijk zal vinden in mijn tuin, nu we de verandering gehad hebben. Jij niet, Robert De majoor knikte vurig. „Nergens zoo thuis als thuis! Er zal heel wat te doen zijn zei hij genoeglijk. „Met dien storm van Woensdag zal 't wel zoowat overal doorslaan.... Ja, we hebben een prettige verandering gehad, Carry, en we zullen allemaal erg dankbaar weer naar huis gaan." Tusschen de groepjes in avondkleeding, die in den foyer afscheid van elkaar namen, zochten de majoor, mevrouw Owen en Evangeline een plaatsje tegen den muur, om te wachten. ledereen heeft natuurlijk massa's bloemen gehad.. Ronnie! Geef jij haar'die wil je?" Snel maakte Evangeline van haar schouder de donker- roode rozen los, die zij bij de kleur van haar sjaal gekozen had. Waarschijnlijk had zij haar broers gedachten gelezen, hoe verward die ook waren. Waarom wou Ronnie ook naar voren, na de voorstelling Hij was niet uitgenoodigd, om juffrouw Starr te komen bezoeken. Wat wou hij haar zeggen Hun moeder was te zenuwachtig, om eenige afspraak gemaakt te kunnen hebben. Evan geline duwde hem de rozen in de hand. Met de bloemen in de hand liet Ronnie zich den weg wijzen naar de nuchter practische oorden „achter", nu een en al verwarring. „Juffrouw Starr?" vroeg hij. „Die trap op, meneer." Ronnie beklom de kronkeling van steenen treden, ging een hoek om en moest plat tegen den muur gaan staan, om niet onder den voet te worden geloopen door knechts met doozen van bloemwinkels. Een chauffeur droeg een laurier in een groote gouden kom aan. Ronnie had niets voor haar dan een bosje half verwelkte rozen. Hij wist niet eens, wat hij er bij zeggen zou. Toen hij dit verbazingwekkende meisje den laatsten keer gesproken had, had hij haar gezegd, dat ze zijn familie, die haar genegenheid en vertrouwen schonk had beleedigd. Zijn familie dacht er klaarblijkelijk niet aan, zich heleedigd te gevoelen. Ging Ronnie zijn excuus aanbieden? Geen kwestie van. Moest hij soms gaan zeggen, dat het bewijs van haar dramatisch talent voor hem niet het minste verschil maakte omdat hij zijn hart al aan haar verloren had, toen zij nog.... die Minnie was, die niet eens bestond? Dat kón hij natuurlijk niet zeggen. Hij wist heelemaal niet, hoe ]\[q hij overal mee aan moest, alleen Alleen moest hij haar zien, beslist. Ronnie liep tegen Trentham zelf aan, die nog paarse oogleden had, en roode vlekken aan de hoeken van zijn oogen en neusgaten. „Aha!" riep Trentham, en hij bleef staan, den jongen man scherp aan kijkend. „Is dat niet kapitein Owen?" „Was," antwoordde Ronnie. „Hoe gaat 't De jonge advocaat van het platteland, vroeger vlieger, drukte de hand van den beroemden Londen- schen acteur, vroeger zijn eskader-commandant. „Gefeliciteerd, hoor Een prachtige voorstelling „Ja.... Merci. Maar eigenlijk moeten we vooral onze jonge vriendin juffrouw Starr feliciteeren zei Trentham, hem rustig aankijkend. Dus dit was de aanstaande echtgenoot van Minima Uitstekend. „Ze heeft ons alle maal in de schaduw gezet met dat stukje vooraf. Zij logeert bij uw familie, heb,ik gehoord," ging hij snel voort, want hij werd geroepen. „Ik weet natuur- lijk'zoo 't een en ander.... Mag ik vragen, of ze erg boos op haar zijn?" „Mijn familie? Het blijkt van niet," antwoordde Ronnie met een flauw lachje. „Heelemaal niet zelfs. Ze hebben er van genoten." „Prachtig Zie ze dan over te halen om mee te gaan naar de Diplomacy we gaan nog even fuiven op het succes." „Heel vriendelijk van u, meneer." „Waar is uw familie? In den foyer? Dan zal ik wel even een boodschap sturen, of ze wachten in mijn wagen. Uwilt nu zeker naar onze jeugdige vriendin „Ja." „Mooi. Dus dan zien we elkaar straks nog wel. Weet u den weg? Nee? Nummer negenentwintig." „Dank u zeer." Ronnie ging verder, langs nog meer gedrang, door nog meer verwarring, tot hij eindelijk de deur vond met het visite-kaartje: Miss Minima Starr. Ronnie klopte, en hoorde een onbekende stem roepen „Binnen 1" Bijna onmiddellijk ging de deur open, en verscheen er een vrouw met donker- blauwen jumper en rok op den drempel. „Is u meneer Owen? Ja, juffrouw Starr heeft gezegd, dat u binner on komen." Ronnie wist nog steeds niet, wat hij zeggen zou en wat hem wedervaren zou, toen hij Minima's kleedkamer binnenging. ACHTENTWINTIGSTE HOOFDSTUK WEG HET NARRENPAK! Voor de toilettafel zat zij, en haar heele figuurtje ging schuil in een groven kapmantel van blauwgrijs linnen, met plekken en vegen poeder. Toen Ronnie binnenkwam, keek zij om. „O!.... Goeden avond." 'Goeden avond," zei Ronnie. Het kostte hem eenige moeite, niet te laten merken, hoe hij schrok van haar uiterlijk. Want de ronding van haar keel boven den kapmantel was krijtwit n plaats van parelblank, en zij keerde hem niet het gezicht van Minnie of van Minima toe, maar een masker, de zware grime, die zich over het voetlicht heen niet zoo sterk toont. Nog nooit had Ronnie van nabij een actrice gezien, die haar masker van tooneelverf nog droeg. Hoe kon een man tegen zoo'n gezicht normaal praten? Hij kuchte en begon vormelijk, beleefd: ,,Eh.... mag ik u mijn hartelijkste felicitatie aanbieden met uw groote succes? U hebt om zoo te zeggen met één slag Londen veroverd." „O, dank u. Erg aardig van u," antwoordde Minima, wel vriendelijk, maar meer'gekunsteld, dan hij haar ooit had hooren spreken. Een vreemde keek een vreemde aan met een paar oogen, waarvan de donkerblauwe helderheid werd verdonkerd door die stijve zwarte wimpers tegen leelijk paars. „Eh.ik heb sir Leslie zooeven getroffen. Hij heeft ons uitgenoo digd, allemaal 't feest in de Diplomacy mee te-komen vieren." „O ja? Wat leuk! Komt u ik bedoel, komen ze?" "Heel erg graag, denk ik. Ze waren verrukt over uw spel."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 12