LD
LD
TIG
EFD
1268 VRIJDAG 23 FEBRUARI 1934 No. 39
Te middernacht stond Murray abrupt
op „Lui, ik moet weg. Om zes uur gaat
de boottrein."
Deze eerste opmerking over wat morgen stond
te gebeuren, wierp een plotselinge stilte over het
gezelschap. Een zijner vrienden, Mason, wilde
een opmerking maken, toen een geluid dat hij in
de aangrenzende kamer hoorde, hem onwillekeurig
er toe bracht, het dikke gordijn, dat beide ver
trekken scheidde, op een kier te openen. Wat hij
daar zag, interesseerde hem blijkbaar zoozeer,
dat de opmerking hem op de lippen bestierf.
leder keek verbaasd naar Mason, die op zijn
teenen naar het troepje "bij de deur liep.
„In de andere kamer is een inbreker," fluisterde
hij opgewonden. „Hoorde hem een raam opschuiven
en zag hem juist een been over de vensterbank
slaan. Luister." Hij sloop terug naar het gordijn,
de anderen in plotseling gewekte sensatie achter
hem aan. Een der andere vrienden, Fricker, schoof
voorzichtig het gordijn een paar centimeter ter
zijde.
„Daar is hij 1" riep hij, en stormde naar binnen.
Niet zoo vlug echter, of de indringer, die in het
midden der kamer stond, was meteen naar het
venster teruggesprongen. Maar Mason, die dit
voorzien had, was hem vóór en ving hem op bij het
raam. Zij botsten, vielen, rolden vechtend over
den vloer. Het gevecht was echter maar van korten
duur. De indringer bleek een klein, schraal manne
tje, dat spoedig overmand was. Bleek en bevend
stond hij even later voor het gezelschap. Fricker
fouilleerde hem.
„Wapens heeft de snaak niet bij zich," zei hij.
„Veel courage heeft hij ook niet."
Dat laatste was zeker waar. Zijn oogen rolden
wild hij stond te beven op zijn beenen. Een idee
dat hij den kerel al eens eerder had gezien, flitste
Murray door den geest.
„Ik zal de politie maar even bellen, Agnes,"
zei Mason.
„Nee nee," smeekte de indringer. „Ik heb iets
te zeggen. Geef me een kans."
Agnes wenkte Mason terug. „Wat kwam je hier
doen vroeg ze.
Maar de man keek naar Murray en sprak hem
aan. „Kent u me nog, mijnheer?" vroeg hij opge
wonden.
„Ik heb niet de eer," antwoordde de jongeman
koeltjes.
„Maar mijnheer,"
de stem van
den inbreker klonk
Luke Murray ging op den rand van zijn bed
zitten en keek peinzend naar den hutkoffer,
dien hij juist had gepakt. „Derde klas" stond in
roode letters op het witte etiket. Murray grim
lachte.
„Tusschendekspassagier," zei hij halfluid. „Een
goed begin, om te wennen aan het leven dat
me aan den overkant wacht. Morgenochtend
opstaan om vijf uur." Hij keek op zijn horloge
het wees acht uur.
„Agnes en haar troepje zullen me verwachten.
Een klein afscheidssouper. Hoe zou ze m'n adres
gevonden hebben Goeie, beste Agnes. Lief kind.
Maar ik ga er niet heen." Hij stak zijn pijp op.
Neen, hij ging zichzelf niet bekiagen. Hij had zijn
verdiende loon. Vier jaar geleden een groot fortuin
geërfd. In vier jaar totaal er door gelapt. In wat
een roes had hij geleefd. Eén voortdurend jagen
naar plezier. Had hij iets niet gekocht, dat gekocht
kon worden Wat had hij alleen al niet aan ju-
weelen weggegeven
Niet iedereen, die hem had geholpen zijn geld
op te maken, had zich van hem afgewend. Nee,
hij had zich van hen afgewend en geweigerd een
stuiver aan te nemen. Maar Agnes had hem ge
vonden. Zij had een paar getrouwen verzameld
voor een afscheidssouper.
„Beste lui," viel Murray weer terug in zijn half
luide alleenspraak. „Maar ik zal er niet heen gaan.
Ik vraag me alleen af, hoe Agnes me gevonden
heeft. Schat van een kind."
Luke Murray keek de kale, armoedige kamer
rond.
„In dit paradijs kan ik den laatsten avond toch
ook niet doorbrengen," bedacht hij. „Nog maar een
wandeling maken dan." Hij nam zijn hoed, en
ging de deur uit. Hij was besloten zijn verdiend
ongeluk als een man te dragen. Toch greep hem
een pijn in het hart, telkens als hij aan Agnes
dacht en dat gebeurde dikwijls. Maar zelfs voor
haar en het souper kon hij zijn obscuriteit van
thans niet opgeven. Met haar en haar
gasten kon hij niet aanzitten. Een glimp
van medelijden of sympathie in hun
oogen zou hij als een beleediging voelen.
Terwijl hij het logement verliet, kwam
een telegrambesteller de deur binnen.
„Isu mijnheer Murray?" informeerde
hij.
Onder een lantaarn opende hij het
telegram. Zijn vermoeden bleek juist.
Het bericht luidde „We verwachten je
vanavond beslist. Agnes."
Waarom was hij niet een paar minuten
eerder vertrokken dacht hij, het papier
verscheurend. Waarom konden zij hem
niet met rust laten Waarom had
Agnes
Luke Murray wandelde in de richting
der buurt, waar Agnes woonde. Denkend
aan het stuk oceaan, dat morgen op
denzelfden tijd onherroepelijk tusschen
haar en hem zou liggen, had hij het
verlangen om haar nog eenmaal te zien
niet kunnen weerstaan.
hoog en schril. „Mijn naam is Thomas. Vijftien
maanden geleden was ik uw knecht. Ik ik
stal toen een broche van u. Een halvemaan
vormige broche, bezet met zes parels en een robijn.
U betaalde er 6000 gulden voor. U was erg zorgeloos
met juweelen het zwierf door uw kamer. De ver
zoeking was te sterk voor me."
„Ken je hem?" fluisterde Agnes.
„Hij komt me vaag bekend voor," antwoordde
Luke. Tot den man „Ben je hier gekomen om me
dat te vertellen Niets nieuws, anders. Ik ben
dikwijls genoeg bestolen."
„Nee, mijnheer. Maar ik moet het nu zeggen.
Omdat ik bang was, dat u den diefstal zou bemer
ken, verborg ik de broche. Maar u heeft niets be
merkt. U had zooveel juweelen. U ontsloeg mij
twee maanden later onverwachts. Ik had geen
gelegenheid meer om de broche uit de schuilplaats
te halen. Nog later ging u...e... bankroet. Alles werd
publiek verkocht. Het ding, waarin ik de broche
had verstopt, werd met nog een boel andere stukken
gekocht door deze dame" hij wees op Agnes,
die kleurde toen Murray haar aanzag. „Ik was
op de verkooping, maar ik had geen geld om het
zelf te koopen. Het ding is in deze kamer. Daarom
brak ik hier in."
Onwillekeurig keek Agnes het vertrek rond.
Er stonden verscheidene voorwerpen uit Luke's
inboedel in andere vertrekken stonden er nog
meer o.a. een mooi bewerkt Spaansch kastje,
een paar vazen en een speeltafeltje.
„Je kwam voor die broche, beweer je," zei ze
„haal haar dan te voorschijn."
De man keek listig, en een beetje vreesachtig,
den kring rond. „Dat zal ik wel doen," zei hij
aarzelend, „als u dan belooft me te laten gaan."
„Wel, wel, mijnheer stelt zijn voorwaarden,"
lachte Mason. „Als ik jou was, Agnes, liet ik zonder
meer de politie komen, om dien knaap in te reke
nen."
„Wat denkt Murray er van?" zei een ander.
Luke Murray was verloren in gedachten 6000
gulden Dan kon
hij in een betere
klas reizen en hij
had bovendien nog
Op teió dooi Jledaüani.
Het kasteel Rossum te Rossum aan de Waal.