No. 39 VRIJDAG 23 FEBRUARI 1934 1277 Jonge moeder in de oase-stad Kufca in de Lybische woestijn Toen hij op straat liep, leek alles volkomen rustig. Klaarblijkelijk was Slade dien morgen nuchter. Toen Jim het huisje naderde, dat hem was aangewezen als de woning van McGuire, kon hij zich daaromtrent nader vergewissen, want tegen den paal voor de paarden stond Slade geleund, met een touwtje spelend. Zij stieten bijna tegen elkaar voor de deur van McGuire's woning. Slade ver sperde den weg, en zijn leelijk, ongeschoren gezicht stond dreigend. „Jij bent de ingenieur van de Shelby-maatschappij, is 't niet snauwde hij. „Ja, dat ben ik. Hoe gaat 't vanmorgen, meneer Slade?" „Ik heb jou een paar woordjes te zeggen, jongeman," antwoordde Slade vinnig. „Ten eerste moet je 't maar uit je hoofd zetten, om aan die mijn te beginnen. Je krijgt 't toch nooit klaar. Waarom niet Omdat ik 't niet hebben wil, snap je En ten tweede wil ik niet hebben, dat je om dat meisje van Smith heendraait. Daar heb ik zelf een oogje op, snap je?" Een hond liep lui voorbij. Met een beweging, zoo snel dat Jim haar met zijn oogen niet volgen kon, trok Slade één van zijn revolvers en de hond lag dood in het stof. „Begrijp je 't al grinnikte Slade. Iedere spier van Jim's lichaam spande zich zijn oogen flitsten van toorn. „Ik heb al een massa over je gehoord, Slade," viel hij uit, „maar ik wist nog niet, dat je zoo'n lafaard was, om een hond alleen voor je pleizier dood te schieten. Ik geloof niet, dat ik me van zoo'n laffen knul iets aan hoef te trekken." En hij drong Slade voorbij het kantoortje van McGuire binnen. McGuire zat, doodsbleek, binnen te wachten. Er klonk een serie grove vloeken van buiten, en Slade kwam het huis binnen gestormd. Hij had de handen aan zijn revolvers en zijn gezicht stond, alsof hij een beroerte zou krijgen. Jim keek hem koel aan. „Jij vervloekte melkmuil 1" schreeuwde Slade. „Wou jij zeggen, dat ik laf ben Waarom trek je je revolver niet Dacht je, dat ik me ongestraft voor lafaard liet uitschelden? Kom op met je ijzer...." „Ik héb geen revolver, Slade, en als ik er een had, trok ik 't tegen jou nög niet. Ik schiet niet op honden," zei Jim. „O nee Dan zal ik je eens wat vertellen. Of je gaat vanavond met de postkoets hier vandaan, óf je wordt er morgenochtend uitgedragen, met je voeten naar voren. Gesnapt En Slade stormde het kantoor uit. „Lef heb je genoeg, om tegen den Rooie zoo'n toon aan te slaan," zei McGuire, „maar nu ben je meteen uitgepraat. Je zult vanavond op moeten stappen." „Dat zal niet gaan, McGuire. Ik moet den boel hier op pooten zetten voor Shelby. Neem maar een ploeg volk aan, en stuur ze morgenochtend aan de mijn." McGuire schudde het hoofd. „Dat kan niet," zei hij. „De Rooie heeft gezegd, dat er niemand werken mag, dus krijgt u ook niemand." „Neem jij ze maar aan I" snauwde Jim. „Zeg maar, dat ze van Slade geen last zullen hebben. Eén van tweeën blijft de baas, Slade of ik. Als ik morgenochtend hier kom, komt Slade niet. En ik zal je nog eens wat zeggen, McGuire ik kóm 1" Het nieuws van zijn ontmoeting met Slade was Jim al vóór- gegaan, toen hij na een bezoek aan de mijn terugkeerde in het huis van Smith. Isabel kwam hem aan de deur tegemoet, met een bezorgd gezicht. Ik heb zoo in angst gezeten 1" zei ze. „Vader had gehoord, dat u ruzie met Slade had gehad, en toen u niet direct naar huis kwam, was ik bang, dat...." Jim lachte, en hield zijn eigen bezorgdheid voor zich. „Ik heb in ieder geval den eersten slag gewonnen," zei hij. „Ik heb hem uitgescholden voor lafaard, en hij heeft niet geschoten. Nu weet hij tenminste, dat ik niet bang voor hem ben." „Maar hij heeft gezegd, dat hij u dood zou schieten, als u vanavond niet vertrok, is 't niet zoo Jim gaf toe, dat dit waar was. „Dan moet u gaan," verklaarde zij nadrukkelijk. Jim schudde het hoofd. „Ik moet me hier doorheen slaan, hoe dan ook. In 't Oosten gelooven ze me nooit, als ik vertel, dat één man hier den heelen boel tyran- niseert en ongestraft kan neerschieten, wie hem niet bevalt. Ze zouden denken, dat ik te lui of te bang was om aan te pakken." „Wat komt het er op aan, wat ze den ken Uw leven moet u toch meer waard zijn dan de meening van uw patroons „Ja, als 't dat nu alleen maar was," zei Jim met een vreemd lachje. „Ik moet ook om u denken." „U moet heelemaal niet om mij den ken," drong Isabel aan. „Ik zou hem honderdmaal liever trouwen, dan op mijn geweten te hebben, dat ik schuld had aan uw dood." „Laten we nu niet somber gaan doen," zei Jim, zijn pijp stoppend, ,,'t Is best het Jim bleef een poosje zwijgend rooken. .Waarom houden ze hem niet vast en nemen ze hem zijn revolvers niet af? Dat moet toch kunnen." „Dat durft niemand," antwoordde Isabel. „Als hij zijn revolvers terug had was 't leven van den man, die hem beetgepakt had, geen cent meer waard." Die kerel schijnt een leelijke sta-in-den-weg voor me te worden, zei Jim ontevreden. „Uw vader zei, dat hij zich wil verzetten tegen mijn werk aan de Shelby-mijn, en nu krijg ik te hooren, dat hij 't u lastig maakt." Als ik 't aan vader vertelde, werd hij woest," zei Isabel. „Dan ging hij ruzie "met Slade maken, en dan schoot Slade hem dood." Jim liet zich van het tafeltje afglijden, met de handen diep in de zakken. Hoor eens hier, jonge dame," zei hij. „U valt niét in de handen van Slade en uw vader ook niet. En ik laat me niet hinderen in mijn werk. Nog één vraag. Heeft hij hier veel aanhang Ik bedoel, als iemand hem een pak slaag gaf, zouden er dan anderen partij voor hem trekken In schijn heeft hij een massa vrienden omdat ze bang zijn. Maar als Slade uit de voeten was, zou u eens zien, wat er een feest werd gevierd in Dalton." J Jim knikte. „Prachtig. Weet u, wat we in t Oosten doen, als iemand zooveel praatjes heeft als Slade Dan geven we hem een pak op zijn broek, en dan is 't uit. Hier in 't Westen is 't een kwestie van leven of dood. Maar een weg moet er zijn, en ik zal hem gauw vinden ook én om mezelf, èn om Jim's eerste ont moeting met den Rooien Slade kwam den volgenden dag. Smith had hem den weg gewezen naar McGuire, den plaat selijken agent van de maatschappij, en hij was op weg gegaan naar het kantoor van dien heer, om het een en ander met hem te bespreken, vóór hij in ernst aan 't werk ging.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 29