No. 40
VRIJDAG 2 MAART 1934 1309
Schoorsteenen van ondergrond-
sche huizen? Het zijn de venti-
latiepijpen van den spoorweg
tunnel in een gedeelte der
kustlijn Dover Folkestone.
Fay begon geïllustreerde tijdschriften te bestudeeren, zag in den spiegel
hoeveel mooier zij was dan de schoonheden, wier foto's in de bladen werden
opgenomen, en begon over het eenige te denken, waarover zij eigenlijk denken
kon. Den volgenden Zondag wandelde zij het stadje uit, de hei op, naar een
kleine vallei, waar zij reeds eerder een heer en een dame had zien schilderen.
.De dame was er nog een grijsharige dame een échte dame. Dicht bij haar
ging Fay nonchalant op het heidekruid zitten. Toen de dame even later opkeek,
zag zij haar ze keek nog eens. Fay glimlachte, haalde haar mooie beenen bij
elkaar, stond op en liep op haar toe. De dame glimlachte ook.
„Stel je belang in schilderen
Fay, die opmerkte dat de artiste lang en intens naar haar groote donkere
oogen keek, antwoordde eerst niet. Dan met een zucht: „Ik heb nog
n-nooit een schilderij gezien."
„Wat zei de dame.
„N-nooit een echt schilderij. Zoo een als d-dit hier," zei Fay. „Ik heb er
geen g-gelegenheid voor, ziet u."
„Maar lieve kind," zei de dame; Ze legde haar penseel neer. „Precies een
model van een ouden Italiaanschen meester," dacht ze. „Waar woon je
informeerde de schilderes.
„In een z-zijstraat in Camden."
Een heer van middelbaren leeftijd, de broer van de dame, voegde zich
nu bij hen. Zijn zuster vertelde hem wat het arme kind had verteld.
„Goeie hemel I" riep hij uit. Fay stond voor hen, onbeweeglijk, als een
engel op aarde neergedaald. Zij dronken haar schoonheid in met hun artisten-
oog. De broer keek de zuster aan.
„Heb je idee, lieve kind," vroeg de dame, „om de thee met ons te
gebruiken
„D-dat zou erg prettig zijn," antwoordde Fay.
De Fordsons zoo heetten de artisten bewoonden 'n prachtig land
huis, twee uur verder, op een heuvel gelegen. Vrij goed gesitueerd, konden zij
onafhankelijk en alleen voor hun kunst leven. In hun atelier stonden kunst
stukken, maar de schoonheid was er pas, nu Fay er in een antieken stoel zat,
en haar groote donkere oogen over de verzamelde kunstschatten liet dwalen.
Miss Fordson ging het atelier uit, om haar broer te roepen. Door de half
geopende deur keken zij naar haar.
„Dót te schilderen," zei juffrouw Fordson. „Wat een schoonheid."
„We moeten haar niet uit het oog verliezen."
,,'t Zou een misdaad zijn. Ze heeft me verteld dat ze door een familie
geadopteerd is. Heel gewone, burgerlijke menschen, voor zoover ik begrepen
heb. Is 't niet vreeselijk
„Het is hier a-als een hoekje van het paradijs," zei Fay, toen zij zich weer
bij haar voegden. Dat was een uitdrukking, die zij in een romannetje had ge
lezen. Juffrouw Fordson kuste haar.
„Je bent een schat," zei ze. Fay probeerde te blozen. Toen zij eindelijk
tegen zeven uur weer naar Camden terug ging, had zij de belofte van de Ford
sons, haar zoo spoedig mogelijk te komen bezoeken.
Reeds den volgenden dag bezochten zuster en broer de Goulds. Met bewon-
derenswaardigen tact openbaarden zij hun verrotk aan Fay's pleegouders.
Fay zou geen thuis verliezen zij kreeg er eenvoudig een bij. En 't was toch
alles voor Fay's geluk, nietwaar Dat was toch ook wat de Goulds wilden
Meneer Gould keek zijn vrouw aan zij keek haar man aan. Tenslotte
werden zij beiden een dagje ouder, en het gertiak, nietwaar, is ook iets waard.
En dan, een kleine teleurstelling was Fay toch wel geweest.
„We mogen niet zelfzuchtig zijn," zei meneer Gould, „zeker niet, als het
Fay's geluk betreft."
Fay sloeg haar armen rond den hals van mevrouw Gould. „Ik zal u dikwijls
komen bezoeken," zei ze, voor haar doen vrij hartelijk.
Zoo werd Fay Bash als kind opgenomen in het i huis van de Fordsons,
waar zij drie jaar bleef. Ofschoon zij naar een der eerste scholen werd gezonden,
werd haar geestelijke rijkdom toch niet noemenswaard grooter. Maar zij leerde
tamelijk goed dansen, wist te vermijden de verkeerde dingen te zeggen over
schilderijen, en het viel niet te ontkennen, dat haar schoonheid ten volle ont
bloeide. Die was overweldigend. Zij werd de vermaardheid van de Fordsons.
Door hen, zoowel als door hun artistieke vrienden, werd zij in verschillende
houdingen geschilderd. Fay kon niet begrijpen, zooals ze zei, waarom dat
toch was. Indien de scherpzinnige en fijn beschaafde Fordsons haar eenvoud
wel eens iets te opzettelijk vonden, dan bekenden zij elkaar, dat zij nu eenmaal
verplichtingen op zich hadden genomen, en die moesten volbrengen.
Tweemaal in die drie jaar bezocht Fay de Goulds, die haar hartelijk
ontvingen, maar met den bestaanden toestand heel tevreden waren. Maar
zij was achttien vóór zij, op een winteravond, haar geboorteplaats bezocht.
Daar bleef zij net zoo lang op den hoek van haar vroegere straat staan, tot
zij een van haar stiefbroers zag. De jongen was verlegen, maar door handige
vragen kwam Fav er achter wat zij wilde weten, namelijk dat Teddy Smith, nu
zijn vader was overleden, de zaak dreef, maar toch nog, dank zij ijzeren
energie, colleges in de medicijnen volgde. Zonder belangstelling luisterde Fay
nog naar een verslag hoe het thuis ging, waarna zij haastig afscheid nam.
Het was zeven uur de Fordsons waren uit dineeren zij had den tijd,
besloot ze. In Londen liet Fay zich in de richting van Piccadilly rijden, stapte
daar uit en liep regelrecht naar een bepaald adres. Niet vergeefs had zij de
filmtijdschriften bestudeerd. Zij was tot de conclusie gekomen, dat sommige
filmsterren mooi waren, zeer mooi zelfs, maar geen van allen bezaten zij de
schoonheid van haar, Fay Bash een schoonheid, die verhoogd werd tot een
zeer bijzondere door het even, even scheef staan van haar linkeroog. Zij
belde aan het huis van den heer Carruth het adres was eveneens opge
diept uit het filmblad. De jongeman, die haar opendeed, staarde haar
opvallend strak aan.
„Is mijnheer C-Carruth thuis?"
„Ja. Maar hij wil juist uitgaan om te dineeren. Hij heeft het erg druk.
Wordt u verwacht
„N-nee, dank u. Ik k-kom wel eens terug," antwoordde Fay. Zij liep de
straat weer af, maar niet ver. Toen zij vijf minuten later een elegant gekleed
heer het huis zag uitkomen, herkende zij, van foto's, in hem Carruth, directeur
van de Vereenigde Engelsche filmmaatschappijen. Uren lang was hij verdiept
geweest in contracten,
maar toevallig zag hij
toch den glimlach, die
zeker niet voor hem be
stemd kon zijn. „Drom
mels, wat een aardig ge
zicht," dacht hij, afwezig.
Maar opeens, helderder
„aardig Hij stond
plotseling stil, of hij iets
vergeten had. „Aardig?
Menschenlief, dat was
een schoonheidHaar
onschuldige glimlach werd
breeder. Hij lachte terug.
„U is mijnheer
C-Carruth, nietwaar
zei Fay.
„Zeker," zei hij.
„Hoe weet u dat
„Ik heb uw f-foto
in de kranten gezien. Ik
h-heb er naar verlangd
u te ontmoeten."
„Zeer vereerd. En
schrijft u nu haar huis
dat u mij gezien heeft
Ik heb geen t-thuis."
Er kroop een ietsje scha
duw in Fay's stem. „Geen
echt thuis."
„Hè? Wat bedoelt
u toch
Fay verklaarde. Het
zijn n-natuurlijk wel erg
aardige menschen."