DAGEN VAN SPANNING DOOR PATRICIA WENTWORTH Ziedaar ons nieuwste premieboek, waarvan de inhoud merkwaardigerwijze uitstekend geken» schetst wordt door den titel, want de lezing hier» van zal u ongetwijfeld eenige „dagen van span» ning" bezorgen! Het is begrijpelijk dat we ons niet geroepen voelen deze spanning ook maar eenigermate te ontleden of te breken, daarom verklappen wij de intrige niet, volstaan slechts met een aanhaling uit het eerste hoofdstuk van dezen roman, welken u zeker niet verzuimen moogt te lezen! Als gewoonlijk kan men dit mooie boek verkrijgen tegen een vergoeding van 17 y> cent (in prachtband 70 cent) bij onze be« zorgers, bij de agenten en bij ons hoofdkantoor. Tim Mackenzie betrad het kale vertrek, waarin zich I vrijwel niets bevond dan een schrijfbureau, vlak bij het raam geplaatst om zooveel mogelijk te profiteeren van het schaarsche licht van den winter- rftiddag. Het was pas twee uur, maar in de lucht hing een zware sneeuwvacht, en de kou drong meedoogenloos door muren en vensters naar binnen. Niettegenstaande er in een hoek van de kamer een kachel stond, was het er dan ook verre van warm in het gebouw echter, dat Jim Mackenzie zoojuist verlaten had, was het nog kouder geweest. Al zijn ledematen waren doortrokken van de vochtige kilte, die er heerschte, en de afschuwelijke, vunzige stank hing nog in zijn neusgaten. Daarbij verge leken was deze kale kantoorruimte warm, en vol frissche lucht. Even gleed zijn blik naar het lood zware, grauwe zwerk, voor hij naar den man keek, die achter het schrijfbureau zat. Hij had juist tien dagen doorgebracht in een gevangenis, die speciaal voor politieke misdadigers bestemd is en verwachtte nu, dat hij doodgeschoten zou worden. Tusschen zijn beide bewakers in bleef hij midden in het vertrek stilstaan, en sloeg den man tegenover zich gade. Het was een klein kereltje, dat daar achter het schrijfbureau zat, met een abnormaal groot hoofd. Het mannetje schreef in koortsachtige haast het eene vel na het andere vol, en deed met de linker hand telkens een greep naar een stapeltje docu menten, dat vlak naast hem lag. Telkens als hij op den rand een uitvoerige kantteekening gemaakt had, wierp hij het vel bij het hoopje rechts op zijn tafel, hetwelk spoedig een respectabelen omvang aannam. Jim vroeg zich af met welk doel men hem eigen lijk hierheen gebracht had. Het was nu tien dagen geleden, sinds hij gearresteerd was, een week sinds men hem had medegedeeld, dat hij doodgeschoten zou worden, en een week sinds hij Laura geschreven had. Hij was er benieuwd naar of zij dien brief ooit ontvangen zou men had hem de verzekering gegeven, dat het schrijven onverwijld aan haar adres zou worden doorgezonden. Als degene, die hem dit medegedeeld had, inderdaad woord had gehouden, dan moest die brief nu in haar bezit zijn. Onwillekeurig trokken zijn wenkbrauwen samen van pijn, als hij aan haar dacht. Zijn hart koesterde het woord „Laura", en onmiddellijk daarop scheen het hem toe, dat zij daar in die koude, kale kamer was, terwijl zij al dat verrukkelijke met zich bracht, waarvan de kogel hem voorgoed zou scheiden. De zintuigen van een mensch werken scherp, als hij recht tegenover den dood staat. Voor Jim Mackenzie was Laura Cameron op dat oogenblik werkelijk in hpt vertrek, in al haar lieftallige en onvergetelijke schoonheid. Daar stond zeze lachte hem toe, terwijl zij het hoofd bevallig iri zijn richting wendde. Geen der vrouwen, die hij in zijn leven ontmoet had, lachte, zooals zij dat deed. Die lach werd geboren in haar oogen het was, alsof er in hun diepten twee gouden stippen be gonnen te gloeien, zooals langzaam het licht zich baan breekt door donker water. En dan trilden eindelijk haar lippen voor men zich er volkomen rekenschap van gegeven had, was de lach gekomen en weer verdwenen. Nu zag hij dien lach duidelijk voor zich. Sterker dan ooit voelde hij haar tegen woordigheid. Nimmer te voren had hij zich zoo hopeloos ongelukkig gevoeld. Nu te moeten sterven, terwijl Laura op hem wachtte, en hun huwelijk over een week zou hebben plaats gehad Haar alleen en zonder hulp in deze trieste wereld achter te moeten laten 1 Als hij haar maar één woord had kunnen toespreken, één enkel innig woord van afscheid, één enkele lieve gedachte, die hem reeds van het hart naar de lippen zweefde. De kleine man, die achter het schrijfbureau zat, legde met een vinnig gebaar een nieuw vel papier bij het snel aangroeiende stapeltje aan zijn rechter hand. „Kom wat dichter bij, zóó kan ik onmogelijk met je praten." Jim trad naderbij, zijn bewakers eveneens. Onge veer een meter voor de tafel bleven zij staan. Eerst toen keek de kleine man op, zonder zijn penhouder neer te leggen. Zijn oogen, verborgen achter gewel dige brilleglazen, waren klein, en hadden een krach tige en zeer intelligente uitdrukking. „Je bent Jim Mackenzie „Ja." „Je bent Russisch onderdaan „Neen." De kleine man nam een vel papier uit een open geslagen bundel, smeet het voor zich op het bureau neer, en terwijl hij er met een trillenden vinger op wees, herhaalde hij „Je bent Russisch onderdaan." „Ik ben Britsch onderdaan," zei Jim Mackenzie onverstoorbaar. Het gesprek werd in het Russisch gevoerd. Beide mannen spraken het, alsof het hun eigen taal was. Toen kwam de vuist van den kleinen man met een harden slag op de tafel neer. „Je bent in Rusland geboren je vader is in Rusland geboren je grootvader en je vader zijn in Rusland getrouwd. Je bent Russisch onder daan 1" „Ik heb geen druppel Russisch bloed in mijn aderen 1" antwoordde Jim Mackenzie. Hoog op gericht, met fier vooruitgestoken kin stond hij voor zijn ondervrager. De kleine man maakte een kantteekening op het document, dat voor hem lag. „Je bent Russisch onderdaan, en wordt ervan beschuldigd betrokken te zijn geweest bij een contra-revolutionnaire actie." „Geen sprake van I" Opnieuw maakte de kleine man een kantteeke ning. „Je bent betrokken geweest bij een contra- revolutionnaire actie. Daarvoor ben je ter dood veroordeeld. Een week geleden heeft men je het vonnis medegedeeld." Het was in de kamer zoo koud als in een graf tombe. Loodzwaar hingen de wolken boven de aarde. De duisternis werd welhaast tastbaar. De kleine man boog zich even terzijde en raakte een knopje aan de kamer baadde eensklaps tot in haar naakte uithoeken in een zee van licht. Roerloos bleef Jim Mackenzie voor het schrijfbureau staan. De oogen achter de sterke brilleglazen namen hem aandachtig op. „Je bent ter dood veroordeeld," herhaalde de kleine man. „Er zijn echter wel eens gevallen, waar in een vonnis verzacht of teniet gedaan wordt." Hij zweeg even, en overviel Mackenzie toen plot seling met de vraag „Waarom zeg je geen woord Onbeweeglijk, als een granieten beeld, stond Jim Mackenzie midden in het vertrek. De lichtstraal van herboren hoop was diep in zijn hart gedrongen maar zijn uiterlijk verried niets van hetgeen er in hem omging. „Wat zou ik moeten zeggen luidde het op koelen toon gegeven antwoord. De telefoon rinkelde, en de kleine man nam den hoorn van den haak. Een tijdlang zoemden er onverstaanbare woorden door het vertrek, waar het kereltje met een „ja" op antwoordde, en ver volgens, juist even voordat hij den hoorn wederom wilde ophangen, knikte hij, en zei op een nadrukke- lijken toon „Onmiddellijk ja, dat begrijp ik." Daarmee was het gesprek geëindigd en opnieuw vestigde hij zijn doordringende oogen op Jim Mackenzie. „Je had vanmorgen een onderhoud met mijnheer Trevor, nietwaar „Inderdaad." „Hij heeft een rapport over je uitgebracht," zei de kleine man. „O ja?" Het had Jim Mackenzie reeds verbaasd, dat men hem toegestaan had Trevor te ontmoeten. Het gesprek had hoogstens twee minuten geduurd, en tot nu toe was hem niet duidelijk geweest, wat de bedoeling ervan was. Maar Trevor had beloofd Laura namens hem te zullen schrijven, haar nadere inlichtingen te verschaffen, en haar op de hoogte te stellen vanDe kleine man onderbrak plotseling zijn gedachtengang. „Ik zei daar straks, dat er wel eens gevallen zijn, waarin een vonnis teniet gedaan wordt. Welnu, dat geval heeft thans plaats gehad. Je bent vrij en kunt gaan." Het bloed steeg Jim Mackenzie naar de slapen. Hij voelde het vlak bij zijn ooren kloppen. Zonder zich ervan bewust te zijn hoe hard hij schreeuwde, riep hij „Wat zei u daar?" „Ik zei, dat je doodvonnis vernietigd is op bepaalde voorwaarden. Je bent vrij." De stilte, die na deze woorden in het vertrek hing, was benauwend. Eindelijk vroeg Mackenzie „En welke zijn die voorwaarden „Dat je onmiddellijk Rusland verlaat." Dit deerde Jim zoo weinig, dat hij het wel uit had kunnen schateren. Zijn zelfbeheersching scheen hem te zullen begeven. Als hij dat kereltje daar eens vlak in zijn gezicht uitlachte, wat zou er dan wel gebeuren „Dat is de eene voorwaarde," zei de man achter het schrijfbureau, die opnieuw het woord nam. „Je verdwijnt onmiddellijk uit Rusland. En de tweede eisch is dezeJe reist rechtstreeks door naar Berlijn, en uit die stad bel je een dame op, die met haar heele hart op nieuws van je zit te wachten." Nu was Jim Mackenzie zich niet langer meester Op 'n toon, die de beide bewakers een stap in zijn richting deed maken, riep hij „Wat Met een ongeduldig handgebaar beduidde de kleine man hun, dat zij hun pfaats wederom moes ten innemen. „Je moet juffrouw Laura Cameron opbellen," zei hij. HOOFDSTUK II Laura Cameron keek naar de slanke, elegante verschijning, die zich weerkaatste in den spiegel, welke eens had toebehoord aan haar overgroot moeder, eveneens een Laura Cameron. Door de vensters van de zitkamer drong slechts weinig licht naar binnen. Een gele mist hield, gelijk een gordijn, het daglicht buiten. De huizen aan de overzijde van de straat waren volmaakt onzicht baar. Laura had de beide lampen aangestoken, de eene, die in de albasten schaal hing, en verder de leeslamp met de oranje kap. Deze twee tinten, warm-wit en diep-oranje, vulden den spiegel en belichtten het beeld van Laura in haar trouwjapon. Achter haar, links en rechts, soms weerkaatst door het glas, soms niet, bewogen zich de gestalten van Amelia Crofts in haar zwarte japon met witte opslagen, en van Jenny Carruthers, die gekleed was als bruidsmeisje. Uit welken gezichtshoek men de jonge bruid ook bekeek, men kon slechts tot één conclusie komen, namelijk, dat zij een zeldzame verschijning was. Ja, zij was de levende verpersoonlijking van al wat volgens de klassieke opvattingen voor schoon gold. Haar gelaat was èen zuiver ovaal, haar wenkbrau wen lagen als fijne, gepenseelde lijntjes boven haar oogen, zij had een bekoorlijken neus, en haar diep- roode en fraai geteekende lippen lieten, wanneer de mond zich even opende, tanden zien, die wit waren als ivoor. Dit alles kon de wereld openlijk aanschou wen. Maar de innige aanhankelijkheid, het hart, waarin de vonk der liefde gloeide, was voor Jim Mackenzie alleen. Laura keek naar het beeld in den spiegel. Zij zag zichzelf in de witte wolk, die door haar sluier gevormd werd. Als 'n golf van schuim viel hij over haar voeten neer. Zij tilde hem met haar beide handen op, en terwijl zij over haar schouder blikte, zei zij tegen Jenny „Ik geloof dat hij te lang is, niet?" Jenny kwam naderbij en schudde ontkennend 't hoofd. Zij ver schikte hier en daar wat aan den sluier, waarna zij wederom iets achteruit ging om de resultaten van haar werk critisch te beschouwen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 26