No. 42
VRIJDAG 16 MAART 1934
1365
Ofidi* dooi Jiedaüand.
Ploeg-pauze (bij Oldebcoek)
en ik terug kwam in Sydney, en zij nog vrij was, en
mij nog wilde hebben Ross hoorde ik kalm slapen
ik benijdde hem.
Den volgenden morgen groef Ross uit den grond
achter zijn tent takels en touwen op, die hij daar
had verborgen. Samen sleepten wij alles in de boot,
waarna Ross koers zette naar een bepaald punt,
buiten de koraalriffen. De plek van het wrak had
hij gemerkt met een geïmproviseerde boei. Helder
scheen de zon over het groen gekleurde water. Tot
den gezichtseinder was geen zeil te bespeuren.
„Hier is het," zei Ross. „Tien meter water.
Gelukkig dat jij ook een goed zwemmer en duiker
bent. Als we den takel en touwen gesteld hebben, ga
ik eerst met het touw naar beneden. Ik zal probee-
ren hoe ver ik het om de kluis kan krijgen. Vergeet
vooral niet den takel strak te trekken, wanneer ik
aan het touw trek, dat het niet weg kan schieten.
Dat was juist het vraagstuk één man boven, en
één beneden."
Nu, op het kritieke moment, voelden we ons
beiden kalm. Ross kleedde zich uit op een lenden
gordel na, waarin hij een mes stak. Terwijl hij een
duikbril voor de oogen bond, merkte hij nog op
„Vergeet niet, als ik beneden ben, af en toe op
het water te slaan. Dat schrikt eventueele haaien af."
Weg was mijn kalmte. Groote goedheid, de
haaien. Daar had ik niet eens meer aan gedacht.
Maar ik kreeg geen tijd meer om nog een opmerking
te maken, want reeds had Ross het touw gegrepen
en was hij in zee gedoken. Trillend van opwinding
zag ik zijn lichaam in het groenachtige water
verdwijnen. Ik weet niet hoe lang het geduurd
heeftik herinner mij alleen dat ik als een razende
op het water sloeg, tot ik opeens een ruk aan het
touw gewaar werd. Ik trok de lier voorzichtig aan,
voelde dat het touw beneden vast moest zitten.
Een oogenblik later schoot Ross aan de oppervlak
te. Ik trok hem in de boot. Hijgend bleef hij daar
uitgeput een tijd liggen. Een prestatie Duiken en
werken in tien meter water.
„Ik kon niet langer," zei hij eindelijk. „Maar het
is mij toch gelukt om de rotte planken rondom de
kluis weg te trekken en het touw aan een hoek vast
te haken. Ga jij nu naar beneden, en probeer de
lus om de kluis te schuiven."
Ik ging. Geleid door het touw, viel het mij niet
moeilijk het wrak te vinden. In deze zeeën is het
zelfs op tien meter diepte niet geheel donker
duidelijk zag ik op den bodem de kluis. De afme
tingen waren ongeveer drie kwart meter zij lag
midden in een massa rottend houtaan alle kanten
hadden zich schelpen en waterplanten aan de
wanden vastgehecht. Ik zag wat ik te doen had:
het touw, dat Ross vluchtig aan een hoek had
bevestigd, verder om de kluis te schuiven. Ik begon
den druk en het gebrek aan lucht te voelen mijn
trommelvliezen schenen te zullen barsten mijn
oogen achter de hermetisch gesloten glazen begon
nen te tranen. Vlug, of ik zou niet meer kunnen.
Vlug, het touw er omheen gewrongen nog iets
verder klaar 1 Zoo vlug als vier ledematen er
toe in staat waren, schoot ik naar de oppervlakte.
Maar Ross was het blijkbaar nog niet vlug genoeg,
want zoódra ik aan de oppervlakte kwam, greep
hij me onder de armen en slingerde mij in de boot.
Terwijl ik naar lucht lag te hijgen, keek ik overboord,
en zag met 'n plotseling gevoel van onpasselijkheid
een zwarte vin vlak naast de boot voorbij schieten.
Daarna volgde de bijna ondraaglijke spanning,
toen wij de lier gingen aandraaien, om de kluis
naar boven te hijschen. Wij waren opnieuw klets
nat, ditmaal van het transpireeren, vóór de kluis
eindelijk langzaam, héél langzaam boven water
kwam, waarna wij haar voorzichtig in de boot neer
lieten. Terug naar het eiland, waar het ons met
ontzaglijke inspanning lukte, de kast tegen het
strand op te trekken tot voor onze tent. Iets als
goudkoorts had ons te pakken. Vliegensvlug aten
we iets, spreken deden we bijna niet, ik zei al dat
een koortsachtige opwinding ons te pakken had.
Maar nog was de kluis van de Valkyrie niet tot
onze beschikking met bijlen, boren en hamers, die
Ross in voorraad had, moesten wij aan het werk.
Eerst moest een ontzaglijke massa schelpen en
planken van de wanden verwijderd worden, vóór
wij met openbreken konden beginnen. Zoo hard
en ingespannen als dien middag heb ik nooit van
mijn leven gewerkt. Wij gunden ons haast geen tijd
om op te zien of adem te halen.
Het waren de laatste stralen van de ondergaande
zon eindelijk, die in de geopende kluis schenen. Ik
weet niet wat ik verwacht had misschien een hoop
glinsterende diamanten, maar zeker niet de kleur-
looze, grillige voorwerpen die ik daar zag liggen.
Maar Ross, de geoefende duiker, wist beter. Hij
bewees het, door eerst met de handen een soort
natte pap uit de kluis te scheppen, onder de opmer
king „dat is vergaan bankpapier," en daarna de
voorwerpen er uit te halen.
„Asjeblieft," zei hij, „nu komt het. Wanneer we
hier den aanslag afvegen, zal je wat zien. Hier,
armbanden, gouden kettingen, parelsnoeren, gouden
munten, ringen, broches." Hij had gelijk. In een
uur hadden we de safe leeg gehaald en alles ge
reinigd. Schatten lagen voor ons, schatten van
edelsteenen, halssnoeren, munten en gouden voor
werpen. Toen pas keken we elkander aan. Toen
pas gunden we ons tijd er aan te denken dat we rijk
waren geworden. Maar ook toen pas voelden we
hoe doodelijk vermoeid we warén. Elk lid van mijn
lichaam woog mij als lood. We zagen nog kans alle
schatten in een zeildoek te pakken en dien in de
tent te dragen. We lieten ons, of het afgesproken
was, er naast vallen en sliepen meteen.
Nu gebeurde het zonderlinge. Midden in den
nacht werd ik wakker. Naast mij lag de schat,
daarnaast de zwaar slapende Ross. Goeie, beste
kerel. „We deelen gelijk op," had hij gezegd. Opeens
dwaalden mijn gedachten af naar het meisje in
Sydney, dat ik zooveel verdriet had berokkend door
plotseling te verdwijnen. Het was of ik haar opeens
vóór mij zag. Ik vertelde haar dat alles nu weer
goed kon worden. Ik was immers rijk, schatrijk.
In mijn visioen antwoordde het heerlijke, blonde
meisje mij.
„Maar die schatten zijn niet van jou," zei ze
duidelijk, „die zijn van de familie der schipbreuke
lingen en van de verzekeringsmaatschappij. Daarop
mogen wij ons geluk niet bouwen."
Het visioen was verdwenen. Onrustig sprong ik op,
liep de tent uit onder den tropischen sterrennacht.
Wat had zij gezegd De schatten ons eigendom
niet Moest ik weer terugkeeren tot de armoede
Maar dan was zij toch ook voor mij verloren
Wat had ik te maken met nabestaanden of verze
keringsmaatschappij Maar het meisje had het
gezegd. Misschien zou zij toch, als ik terug ging naar
Sydney
's Morgens toen wij opstonden was mijn besluit
genomen. Ik vertelde het Ross. Nooit heb ik iemand
zoo verbaasd zien kijken.
„Nee," zei hij, „veertig jaar is het geleden
familie of verzekeringsmaatschappij zeggen mij
niets meer. Is je besluit onherroepelijk
„Absoluut," antwoordde ik.
„Je bent overspannen," zei Ross „wanneer je
later bij me komt om je deel op te eischen zal ik
het je geven."
„Ik zal er om denken," zei ik. „Voorloopig zal
ik een souvenir meenemen." Ik raapte een der
schelpen op, die ik den vorigen dag van de kluis
verwijderd had. „Het is de grootste die ik ooit
gezien heb," vertelde ik hem. „Die wil ik als aan
denken bewaren."
„Maak ze dan open," waarschuwde Ross
„anders gaat ze stinken. Hier, laat mij het doen.
Jij hebt daar geen slag van."
Hij spleet de schelp met zijn mes open, gaf de
twee helften in mijn handen, en toen uitten we
beiden een schreeuw en vielen op de knieën. We
hadden iets uit de geopende schelp zien vallen
groot en schitterend geen parel zeker geen
parel maar
„Hier, hou vast," hijgde Ross, „kom in het
licht! Laat zien! Burly, dat is het kostbaarste
sedert de vondst van het Zuiderkruis
We hielden onze handen bij elkaar, bevend van
opgewondenheid, want tusschen ons in hielden wij
het kleinood dat sinds dien dag een beroemdheid
is geworden in de wereld, dat verkocht is en weer
verkocht, tot het nu behoort bij de collectie vah den
bekendsten Amerikaanschen millionnair. Acht won-
derschoone parels, aan elkaar verbonden, zooals
geen parelvisscher ze ooit vond en waarschijnlijk
ook nooit meer vinden zal. Er is geen tweede Zui
derkruis er zal waarschijnlijk ook geen tweede
Ster van Torres meer komen.
„Je hebt een schat versmaad," zei Ross, die de
lange stilte het eerst verbrak „maar je hebt een
grooteren terug. Ik ben blij voor je."
Het slot van mijn verhaal Ik ben terug gegaan
naar Sydney, en ik bén getrouwd met het heerlijke
blonde meisje. Ik heb het geluk gevonden. Maar
het is een feit, dat Ross, die ais schatrijk man in
Melbourne ging wonen, thans doodziek in een
ziekenhuis ligt. Hij zal het niet lang meer maken.
Wij gaan hem bezoeken zoo dikwijls de dokter het
ons toestaat.
„De schat heeft mij geen geluk gebracht,"
vertelde hij me den laatsten keer. „Ja, ik weet wel
dat de dokter zegt, dat het de drank is en uitspat
tingen, maar hij weet niet alles."
Wanneer ge ooit door Straat Torres zeilt en op
een klein, eenzaam, maar wonderschoon eiland de
overblijfselen vindt van 'n verbrijzelde scheepskluis,
dan zult ge weten, dat ik de waarheid heb verteld.