door Frank F. Braun No. 43 U ET vwgïïwUG Hij had met twee vrienden, in de woning van één van hen, zitten drinken. Twee mannen hebben zijn alibi bewezen. Hij had zich geen enkel oogenblik uit de ka mer, waarin zij met zijn drieën zaten, verwijderd." „Geloofwaardige getuigen „Oplichters, net als hij. Zijn vrienden Zij waren kort tevoren uit Weenen gekomen en reisden, nadat zij den eed hadden afgelegd, weer met hem af. „Dat is vreesëlijk, Ilia I" „De politie kon niet ingrijpen er waren geen bewijzen. Niemand had hem gezien, toen hij de woning van mijn moeder binnensloop en de gaskraan opendraaide." „Heb je den man nadien weer ontmoet?" j'Neen. En tot zijn geluk. Hij is als van den aardbodem verdwenen I" „Zou je dan iets tegen hem beginnen „Ja zeker „Wat, Ilia, je hebt toch geen bewijzen? Daar moet je altijd aan denken. Ondoordacht handelen kan jezelf slechts schade berokkenen." „Er is geen sprake van ondoordacht handelen, Robert. Met de grootste kalmte denk ik aan de mogelijkheid, dat ik hem weer eens treffen zal. Ik zal geen politie halen, geheel alleen zal ik hem tegemoet gaan en wees er van overtuigd, dat hij tegenover mij een bekentenis zal moeten afleggen. Ik dwing hem er toe „Hoe denk je dat dan te doen?" Hij schrok van den vastberaden en onheilspeilenden blik, die zich in haar oogen vertoonde. Zóó .had hij Ilia nog niet leeren kennen. r „Dat weet ik niet," bekende zij. „Alleen dit voel iker zal een gerechtig heid zijn en zij moet aan mijn zijde staan." Hij zweeg, maar zijn hand drukte nog steeds de hare. Ilia was hem er dankbaar voor, dat hij geen verdere vragen stelde. Het zou haar ook onmogelijk zijn geweest om verder nog iets te zeggen. Zij had iets van zichzelf, van haar leven verteld en deze ontboezeming was voor haar een verlichting geweest, maar nu moest het ook voorbij zijn. Rydegger voerde een zwaren strijd met zichzelf. Hij vroeg niets. Hij dacht zij heeft mij alles gezegd. Ja, het is ontzettend, het is vreeselijk maar het betreft niet haar persoon. Het is haar aangedaan, zij moest het onder gaan, maar haar zelf treft geen schuld. Ik echterhij dacht niet verder. Hij was zich er van bewust thans niet in staat te zijn gven openhartig te spreken als zij had gedaan. Wanneer zijn broeder of zijn vader den wissel hadden ver- valscht, dan zou hij Ilia onmiddellijk alles hebben veVeld, maar dat hij zelf iets dergelijks had gedaan, dat kón en durfde hij haarlet te zeggen. Hij steunde met het hoofd op de handen en staarde naar den grond. Op dat moment was hij meer met zichzelf bezig dan met de geschiedenis, die zij hem zoo pas had verteld. Schuld hij was negentien jaar en Basilius tien jaren ouder. Hij ver trouwde hem en de vriend raadde hem het slechte aan. Het bleef zijn schuld, ja zeker. Maar had hij al niet voldoende voor zijn daad geboet Hoe had hij geleden onder dien Basilius, die van alles afwist en dan verder het steeds weer sprekende geweten. Hoe had die man onder allerlei dreigementen geen misbruik van hem gemaakt 1 Waarschijnlijk had hij hem thans voor een poosje vergeten, omdat hij hem thans niet noodig had. Werkelijke vreugde zou hij in zijn leven eerst weer leeren kennen, wanneer die man dood was. Nimmer zou hij de hand aan 'n mensch staan, ook niet aan Basilius, maar toch de dood van dien man zou een ware verlos sing zijn. Of misschien was hij tóch 'n slecht mensch. Neen, dat kon niet, dat mocht niet het was slechts 'n oogen blik geweest, waarin hij door de booze influisteringen het juiste inzicht had vergeten. Ilia zag hem aan. „Waaraan denk je toch zoo?" „Dat er zooveel haat op de wereld bestaat,' ant woordde hij, „grondige en diepe haat." Hij voelde wel, dat het niet verstandig was op deze manier verder te spreken, daar dit voor Ilia 'n aanleiding kon zijn om een nadere verklaring te eischen. Hij maakte zich ree Us gereed om een uitvlucht te bedenken, toen er langs het kiezelpad voetstappen weerklonken. Het stille namid daguur op de bank in 't park werd plotseling onderbroken. Het was net als op een film. De scène toonde een dramatische stijging door het verschijnen van een derde. De jongeman, die naderbij kwam, was hun beiden goed bekend. Paul Scherbeck studeerde staatswetenschap pen. Hij was een nette, blonde Berlijner, met wien zij veel omgingen. Toen hij nog meer naderbij kwam, zwaaide hij met een KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE. Basilius. Alwin Jabusch en Jean Jolly vormen een trio, dat besloten heeft misbruik te maken van het feit, dat Lena, nicht van eerstge noemde en gehuwd met den consul Bernhard Bassenberg. dochter is van een man, die inmiddels over leden) wegens moord in de gevan genis heeft gezeten. Zij willen haar compromitteeren tegenover haar kennissen en haar dreigen het ver leden bij haar man te onthullen. Het drietal vertrekt naar Hamburg, waar Bassenberg met zijn vrouw en kinderen, en een secretaris, Zerny, woont. Basilius slaagt er in bij Lena Bassenberg door te drin gen. Hij deelt haar mede, dat hij haar geregeld geld zal afpersen. In haar angst neemt Lena haar toevlucht tot Dr. Farrenkorn. maar Jabusch belet haar dit. papier. „Ik kwam je afhalen, Rydeg- "Mq A ger. En toen vertelde me je hospita, dat je met juffrouw Filimon naar den Engelschen tuin was gegaan. Zij vroeg mij, of ik je wist te vinden en toen ik haar een bevestigend antwoord gaf, verzocht zij, of ik dit telegram voor je mee wilde nemen." Robert Rydegger nam verschrikt het dichtgevouwen papier aan. „Een telegram...." stamelde hij. „Ik zou het eerst maar eens open maken," raadde Scherbeck hem aan, „misschien heb je wel een hoofdprijs uit de loterij gewonnen. Die lui berichten het altijd met een telegram." Rydegger scheurde het papier open. Hij las de weinige woorden zijn lippen bewogen zich, als sprak hij halfluid; geen klank kwam er echter over zijn lippen. Scherbeck maakte zich bezorgd. Het gezicht van zijn studiegenoot zeide dan ook reeds genoeg. „Is het iets onaangenaams?" vroeg hij ongerust. Ook Ilia zag hem onderzoekend aan. Hij voelde den blik, hij vernam Scherbeck's vraag. Zij kenden elkaar goed en het was duidelijk, dat hij een antwoord moest geven. „Mijn vader is ziek geworden," loog hij. „Ik moet nog vanavond afreizen. „Oh," merkte Scherbeck verlegen op. „Dat is minder aangenaam." Hij had spijt van de onnoozele opmerking, die hij zoo juist had gemaakt. Ilia ging staan. „Kom," sprak zij. „Laten wij geen tijd verliezen. Als ik mij goed herinner, gaat de trein naar Zurich om zeven uur." Rydegger stond eveneens op. Hij verkreukelde het telegram en perste het in elkaar in zijn gebalde vuist. Toen liet hij het vallen. Het lleef op de bank liggen. Zwijgend liepen zij naast elkaar voort. De stilte werd drukkend. Toen besloot hij een verdere verklaring te geven. „Ik reis niet naar huis, ik moet naar Hamburg, Ilia. Vader was juist onderweg en hij is in Hamburg ziek geworden." Zij zag hem aan. Hij sloeg de oogen neer en zij begreep het hier was iets niet in orde. Hij had haar verteld, dat zijn vader Zwitsersch officier was en wat moest een Zwitsersch officier in Hamburg doen? Een oogenblik bleef zij besluiteloos en toen zei ze „Gaan jullie maar vooruit, ik heb mijn handschoenen laten liggen; neen, gaan jullie maar gerust vooruit." Zij liep reeds weg, voordat Scherbeck of Rydegger zich hadden omge draaid om de achtergelaten handschoenen voor haar te halen. Op de bank vond zij het verkreukelde papier. Zij streek het glad en las: „Kom onvoorwaardelijk met den nachttrein van morgen hoofdstation Hamburg. Basil." De schrik greep haar zoo aan, dat zij zich aan de leuning van de bank moest vasthouden. Basil! Dat was die naam! Basil Basilius heette de moorde naar van haar ouders Zij beheerschte zich met alle inspanning. Hier kon zij onmogelijk langer blijven. Zij stopte het telegram bij zich en ging de beide jongemannen weer achterna. Vele angstige vragen vlogen haar door het hoofd. Basilius stond met Rydegger in verbinding. Gold dat haar Bewaakte Rydeg ger haar in opdracht van Basilius? En juist enkele oogenblikken geleden had zij dezen Rydegger volkomen in vertrouwen genomen Zij beet zich op de lippen. Bestond er dan niets dan verraad op deze wereld Robert had haar van liefde gesproken kon een mensch zóó liegen Zij geloofde het niet, wilde het niet gelooven. Maar wat was het dan, waardoor Basilius en hij met elkaar in verbinding stonden Tenslotte kreeg zij toch nog een gevoel van bevrediging ik heb een spoor. Basilius is dus niet onvindbaar. Hij moest zich thans in acht nemen Toen zij de beide mannen had bereikt, slaagde zij er in om te glimlachen. „Waren de handschoenen er nog?" „Ja, dank je." Zij knikte Scherbeck toe, die de vraag tot haar had gericht, en keek toen Rydegger aan. Zij bemerkte zijn blik. Hij zag naar haar handen. Zij had in 't geheel geen hand schoenen bij zich. Zijn gezicht werd doodsbleek. Zenuw achtig zocht hij in zijn zakken. „Het telegram heb ik - verloren," stotterde hij. Ilia haalde het formulier uit haar mantelzak en over handigde het hem. „Het lag daar nog op de bank," sprak zij. „Ik dacht wel, dat je het spoedig missen zou en waar schijnlijk is de inhoud wel niet voor iedereen bestemd." „Ja," antwoordde hij toonloos. „Dank je." Zijn stem was bijna onverstaanbaar. „Och," merkte de argelooze Scherbeck op. „Misschien

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 12