No. 43 VRIJDAG 23 MAART 1934 1389 „Och," stelde de consul zijn secretaris gerust. „Die paar uren zijn spoedig genoeg voorbij. Die mijnheer is ongetwijfeld slechts voor een paar dagen in Hamburg en het zal wel bij dit eene bezoek blijven." „Wat voor zaken doet mijnheer Basilius eigenlijk. Hebt u daar eenig idee van Bassenberg schudde het hoofd, maar het was zoo'n onbestemde beweging, dat men het ook voor een bevestiging had kunnen aanzien. „Als ik Pagel goed heb begrepen, is mijnheer Basilius makelaar. Hij heeft mij overigens in den loop van een gesprek reeds een pannenfabriek te koop aangeboden." Beide heeren lachten en scheidden. De consul bleef in de beste stemming, hetgeen niet van zijn secretaris kon worden gezegd. Zerny voelde een onver klaarbaar wantrouwen tegen den „makelaar", die zich zoo openlijk had opgedrongen. Bovendien had de jongeman nog eenige malen blikken van mevrouw Bassenberg opgevangen, die hem onverklaarbaar waren. Was zij bang voor dien Basilius? Hij stelde vast, dat zij zorgvuldig ver meed hem te ontmoeten en er nog minder aan scheen te denken het woord tot hem te richten. De nieuwe kennis kon zich eigenlijk slechts met den consul en den bankier Bilsa onderhouden. Het was bijna, als hadden er zich twee partijen gevormd. De vrouw des huizes, Pagel en Farrenkorn aan de eene zijde, Basilius met den consul en Bilsa aan de andere zijde. Zerny aarzelde niet lang. Hij was een man, die van halfheden een grooten afkeer had. Die Basilius had bij hem groot wantrouwen opgewekt en hij meende het tot zijn plicht te moeten rekenen hierin zoo spoedig mogelijk klaarheid te krijgen. Misschien was het mogelijk zijn ware bedoelingen te onthullen en hem uit huis te laten zetten. Langzaam liep hij naar de ronde tafel onder de groote electrische kroon. Arme Zerny, niemand waarschuwde hem zich niet te wagen in het hol van den leeuw. Was het niet belachelijk Die Basilius sprak waarachtig weer van die pannenfabriek. Zelfs de anders altijd ernstige Bilsa lachte nu. Vermoedde Basilius, die idioot, dan werkelijk niet, dat de consul zich wel ergens anders mee bezig hield dan met grondspeculaties Basilius zat gemakkelijk in een clubfauteuil, had een brandende sigaar in de hand en praatte. Zijn gezicht wekte een verrassend jongen indruk. Dat kwam door het licht. Zijn haar werd onder de kroon blonder dan het in werkelijkheid was en zijn grijze oogen schenen blauw. Bovendien toonde hij wederom zijn goedmoedige houding, of liever gezegd ontplooide hij een zekere aantrekkelijkheid. Eenigszins gerustgesteld nam Zerny plaats en luisterde toe. „Maar mijn beste mijnheer Basilius," merkte Bassenberg juist op, „wat Waar het monster zou wonen het meer van Loch Ness in jSchotland, overal bekend geworden door de verhalen over een ontzaglijk monster, dat er zou huizen. is het heelemaal niet zoo erg met je vader, Rydegger. Zulke telegrammen worden meestal in een eerste opwelling afgezonden. Wie telegrafeerde er, je moeder Ilia zag den vriend aan. Ook haar moest het antwoord op die vraag interesseeren. Rydegger schudde het hoofd. „Zijn begeleider telegrafeerde. Hij verwacht mij morgenmiddag aan het hoofdstation in Hamburg." Ilia wendde het hoofd af. „Wat was hier waarheid?" dacht zij. „Kende ook de vader van Rydegger dezen Basilius? Werd het geval steeds ingewikkel der Maar dat geloofde zij niet. Overigens zou zij zich van een en ander wel spoedig genoeg op de hoogte kunnen stellen. Haar besluit was al genomen. Zoodra zij den naam Basilius had gelezen, stond het haar helder voor den geest, dat ook zij naar Hamburg moest reizen, zonder dat Rydegger hiervan iets vermoedde. Tenslotte wist zij op het oogenblik dus niet, wat voor een persoon hij eigenlijk was. Er zou nog moeten worden bewezen of zij in de toekomst aan zijn zijde kon staan, of dat hij haar tegenstander was. Zij reisden beiden in denzelfden nachttrein naar Hamburg. Rydegger verliet geen enkele maal zijn coupé, zoodat het Ilia Filimon gemakkelijk viel om door hem onopgemerkt te blijven. In Hamburg werd de student den volgenden morgen afgehaald door een man, dien zij niet kende. Hij was lang en mager, terwijl hij een opvallend langen en smallen hals had. Van nu af aan zou zij Alwin Jabusch steeds terug- herkennen, ook al wist zij zijn naam niet. De beide mannen keken niet om zij hadden er niet het minste vermoeden van, dat zij werden gevolgd. VIJFDE HOOFDSTUK Consul Bassenberg had eenige gasten aan het diner. Doctor Franz Farren korn was er, de kleine bankier Bilsa en Justus Pagel met zijn vriend Basilius. De vriendschap der beide laatsten scheen echter nog niet van langen datum te zijn. Pagel liep Basilius zooveel mogelijk uit den weg. De secretaris Zerny fluisterde den consul toe „Waarom brengt mijnheer Pagel eigenlijk dien man mee, mijnheer Bassenberg nam een dergelijke vertrouwelijke opmerking van den onder geschikte, die zijn grootste achting genoot, in het geheel niet kwalijk. Hij haalde de schouders op. „Een zakenvriend, geloof ik. Pagel was blij, toen.ik hem zeide, dat hij hem kon meebrengen. Bevalt hij je niet Ik mag dien Basilius heel graag. Hij is een zeer interessant prater." „Mevrouw is ook niet erg op hem gesteld."

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 13