moet ik toch met zoo'n fabriek beginnen Ik heb hier mijn villa en den tuin. Grond- en huizenspeculaties vallen geheel en al buiten mijn arbeidsterrein." Basilius maakte een beweging van teleurstelling. „Mijnheer de consul," sprak hij met aandrang, „het. is een gelegenheid, een kans, die nooit meer terugkomt. Die fabriek is meer waard. Ik bied u haar aan voor zestigduizend Mark. Het is een geweldig voordeelig aanbod. De fabriek produceert dagelijks eenige duizenden dakpannen." Zerny kon er zich niet van weerhouden om op te merken „Een zeer onbeduidend bedrijf dus, mijnheer Basilius. Een dagelijksche productie van eenige duizenden dakpannen is een bagatel. Ik begrijp niet, waarom die fabriek zestigduizend Mark moet kosten." Basilius lachte kalm. „Ik heb het zelf ook niet willen gelooven," merkte hij op en omzeilde daardoor een antwoord. „Maar let u eens op. Mijnheer de consul koopt de fabriek beslist het aanbod is te aanlokkelijk. Tenslotte kan de productie gemakkelijk worden verhoogd." Lena Bassenberg was tot dicht in de nabijheid van de tafel genaderd. Het gesprek van de heeren, waarvan zij in een anderen hoek van het vertrek niets kon vernemen, beangstigde haar. Basilius was toch niet bezig onheil te stichten Hij had haar beloofd haar zooveel mogelijk te zullen sparen, wanneer zij zich maar meegaande toonde. Zij was bereid zich los te koopen, wanneer de prijs niet al te hoog werd gesteld. Wat in haar macht lag, wilde zij doen om voor haar man, haar gezin, de rust en het vreedzame geluk ongestoord te kunnen behouden. Zij luisterde, totdat op een gegeven oogenblik Basilius haar brutaalweg aansprak. „Mevrouw, helpt u mij eens. Uw echtgenoot laat een prachtige kans voorbijgaan. Ik bied hem een pannenfabriek te koop aan, hier in den omtrek, een prachtige onderneming. En zij moet maar zestigduizend Mark opbrengen. Het is bijna niet te begrijpen, waarom mijnheer Bassenberg een dergelijk koopje niet met beide handen aangrijpt." In komische vertwijfeling strekte hij smeekend de handen naar haar uit. „Helpt u mij toch; mijnheer de consul vergooit zijn geluk." Basilius' toon was valsch. Dit geschiedde natuurlijk met opzet. De heeren lachten, maar Lena Bassenberg sneden deze woorden door de ziel. Zij voelde de bedreiging. Zij begreep onmiddellijk, waar het op aankwam. De pannen- fabriek was vermoedelijk waardeloos, of kwam in aanmerking voor een koop prijs, die verre lag beneden de door Basilius vermelde som. De consul moest dus zestigduizend Mark losgeld betalen. Zij schrok. Naar hulp zoekend zag zij Basilius aan, maar van hem viel niets te verwachten. Hij lachte. Ook de consul lachte en de bankier eveneens. Die Basilius was werkelijk een komische kerel. Alleen de secretaris lachte niet. Hij zag eerst Basilius aan en toen de vrouw des huizes. „Ik vind dat eeuwige gepraat en voortdurend opdringen van uw pannen- fabriek heelemaal niet meer komisch, mijnheer Basilius," sprak hij eenigszins naar hém toegebogen. Hij had de woorden vrij zacht gesproken, zoodat de consul ze niet had kunnen hooren. Basilius echter had met een ruk het hoofd omgedraaid. „U ziet den toestand verkeerd in, mijnheer Zerny," antwoordde hij koeltjes. „Ik ben er van overtuigd, dat mevrouw mij in elk opzicht zal steunen. Men moet zich aan de zakelijke waarde houden. Huizen en grond zijn dingen, die in elk geval blijven...." Zerny schudde energiek het hoofd. Die man werd vervelend. Hadden de andere heeren dan niet reeds bemerkt, dat er geen sprake meer was van een grap Die Basilius wilde in ernst zaken doen Zerny was zoo opgewonden over het toonen van een dergelijk gebrek aan tact, dat hij verstoord opmerkte „Als ik u was, zou ik mevrouw in een dergelijke zaak maar niet mengen Hij betreurde het in deze minuten heel erg, dat hij slechts de secretaris was. Als heer des huizes zou hij de gevolgen van een schandaal zonder meer op zich hebben durven nemen en had hij den gast zonder meer aan de kaak gesteld. Basilius bleef schijnbaar onbewogen. Ook de laatste woorden had Zerny niet luid gesproken, zoodat zij aan de overigen waren ontgaan. Lachende hief Basilius het hoofd op en keek Lena Bassenberg aan. „Nu vroeg hij zonder veel plichtplegingen. De consul sloeg zich op de knie. „Ja 1" riep hij opgewekt. „Mijn vrouw mag beslissen, of ik uw fameuze pannenfabriek moet koopen of niet. Ze kost zestig duizend Mark, Lena, wat zeg jij ervan Hij knipoogde haar toe. Natuurlijk verwachtte hij, dat zij zich met een schertsend woord van de zaak zou afmaken. Maar toen geschiedde het eigenaardige. Mevrouw Bassenberg zag Basilius aan en zonder den blik van hem af te wenden, merkte zij op „Wanneer die pannenfabriek de helft zou kosten, zou ik een dergelijk aanbod niet zoo zonder meer van de hand wijzen. Tot op zekere hoogte heeft m.i. mijnheer gelijk. Huizen en grond vormen een werke lijk bezit." „Maar, Lena.. De consul wist niet, hoe hij het had. Basilius snelde hem echter te hulp en begon weer te spreken. „Ik vertrouwde onmiddellijk op uw zakelijk inzicht, mevrouw. Ik wist, dat u mij zoudt helpen. Alleen wat betreft den prijs, daaraan kan niets worden veranderd. Mijnheer de consul zal zestigduizend Mark moeten betalen, wanneer de transactie tot een gunstig resultaat wordt gevoerd." Na deze beteekenisvolle woorden werif hij wederom de makelaar, die zijn artikel aanprijst. „De fabriek is het waard," vervolgde hij, „en mijnheer de consul zal er dat bedrag beslist voor over hebben." Lena Bassenberg haalde de schouders op. Haar lippen beefden. „Zulke bedragen," antwoordde zij, „kan ik niet overzien. Daarin mag en kan ik niet raden." Zij wilde zich verwijderen, maar Basilius hield haar terug met de op merking „Dat spijt mij buitengewoon, mevrouw." Hij zei dat op zoo'n eigenaardige manier, dat het zelfs den consul opviel. „Laten wij pu maar met die gekheid ophouden," mengde hij zich in het gesprek, „u kunt ons later wel eens vertellen, wat u er tenslotte voor hebt gekregen." Hij wenkte een bediende, die in zijn nabijheid stond te wachten. Basilius maakte een lichte buiging. „Dat zult u zonder eenigen twijfel vernemen, mijnheer de consul," antwoordde hij. Hij keek de vrouw na, die zich eenigszins onzeker verwijderde. Hij wist, dat hier nog lang niet het laatste woord was gesproken. Toen men opstond, nam Zerny hem even terzijde. „Pardon, mijnheer Basilius, misschien kan ik de zaak nog eens met mijn heer den consul nader bespreken. Waar ligt die fabriek en wie is de eigenaar fWnrdt vervolgd) (Luchtfoto K.L.M.) üfi tm dooi Jledeüand. De textielstad Enschede.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 15