Door Henry Denvers 13% VRIJDAG 23 MAART 1934 No. 43 (tan fiiet. Het 60 M. hooge gedenkteeken van den wereldoorlog in Indianapolis, met museum (in den voet) en zalen voor nationale patriottische bijeenkomsten. MOED Dappere vrouwen zei Dixon, die ongeioofe- lijk veel gereisd had. „Ja, die heb ik vaak ontmoet. Om zoo te zeggen in alle soorten, formaten en rassen. En onder die, vrouwen was ook de beroemde Bertha Hawkins. Daar hebben jullie natuurlijk wel eens van gehoord. Wat heeft die vrouw niet allemaal gedaan 1 Alle mogelijke soorten grof wild gejaagd is door Tibet getrokken, heeft de Sahara doorkruist, Groenland en nog veel meer. Men heeft wel eens beweerd, dat zij de dapperste vrouw ter wereld was, maar.... eerlijk gezegd, weet ik dat nu nog niet zoo heel zeker, want In ieder geval zal ik jullie vertellen, wat er op de „Zolara" gebeurde, dan kan jullie er zetf over oordeelen. De Zolara is een van die kleinere booten, zooals er op West-Afrika varen op de reis, die ik in het bijzonder op het oog heb, had zij ongeveer een dozijn eerste-klas passagiers aan boord, van wie slechts twee vrouwen waren mevrouw Hawkins en een klein, stil vrouwtje, mevrouw Christie. Haar echtgenoot was zendeling en zij ging met hem mee naar zijn standplaats, ergens dicht aan de kust. Ik kon het niet helpen, maar ik had eigenlijk diep medelijden met het kleine vrouwtje. Het bekeeren van wilden is werkelijk een heel mooi werk, maar ook heel zwaar, één en al opoffering. Ik ken Afrika, en als ik bedacht wat het kleine vrouwtje te wachten stond.... Maar er zijn nu eenmaal heldinnen. Het was nogal grappig, dat twee zulke totaal verschillende vrouwen op een klein schip bij elkaar gebracht werden. Een grooter contrast zou je je niet kunnen denken. Je hebt wel eens afbeeldingen van mevrouw Hawkins gezien, welnu, haar uiterlijk is volkomen in overeenstemming mét haar moed en durf. Een echte Amazone. En mevrouw Christie mat hoogstens iets meer dan 1.50 M. en had de zachtste stem en manier van optreden, die je je kunt voorstellen. Zooals zij daar tegenover elkaar aan tafel zaten, ieder aan een kant van den kapitein, was het werke lijk interessant de tegenstelling op te merken. Maar wat nog het merkwaardigste was, was de manier, waarop de kapitein ze aan tafel geplaatst had. Een ieder had natuurlijk verwacht, dat Bertha Hawkins aan zijn rechterhand zou zitten. Maar neen, het kleine mevrouwtje Christie had die eere plaats. Nu weet jullie wel, dat er aan boord van passagiersschepen gewoonlijk nog al eenige piquan- terie bestaat over de plaatsing aan tafel, en om het zacht uit te drukken, leek deze manier van plaatsen van de beide dames ons een beetje gebrek aan tact. Een mijn-ingenieur Robinson, die al meer met dit schip gereisd had, dacht dat hij er ons de ver klaring voor zou kunnen geven. „De schipper is een beetje aan den religieuzen kant," zei hij op zekeren avond in den rooksalon tegen ons. „Je moest eens zien, wat voor plaatjes hij allemaal in zijn hut heeft hangen. De vrouw van een zendeling is dus iemand, die een grooten voorname plaats in zijn achting inneemt." Iemand trachtte er een grapje over te maken, dat de kleine mevrouw Christie ergens een groote en voorname plaats zou innemen, maar hij had slechts een zeer matig succes, want wij waren alle maal zeer op het kleine vrouwtje gesteld. Je moest nu eenmaal van haar houden, of je wou of niet. Ze gaf je den indruk, dat zij er in zou slagen zich onder een troep bloeddorstige kannibalen te begeven en ze binnen eenige oogenblikken te ver anderen in een troep kirrende duiven, alleen maar door tegen ze te glimlachen. Zij was werkelijk de volmaakte vrouw voor een zendeling. En wat ook merkwaardig was, was de manier, waarop de beide vrouwen zich blijkbaar tot elkaar aangetrokken gevoelden. Men zou zoo zeggen, dat zij nu toch wel geen enkel onderwerp van ge sprek zouden hebben, waarin zij beiden geïnteres seerd waren, en toch waren zij bijna onafscheidelijk vanaf het oogenblik, dat zij beiden aan boord kwamen. Ik denk, dat zij beiden van nature goede toe hoorders waren en goed konden luisteren naar iets wat hen niet interesseerde. Toen ik op zekeren dag toevallig dicht bij haar in de buurt zat, was ik wel gedwongen een deel van hun gesprek aan te hooren. Mevrouw Christie praatte vriendelijk over de eigenaardige brabbeltaal van haar kleine baby neefje en Bertha Hawkins vertelde een avontuur met den een of anderen stam in het donkerste deel van Afrika met een onuitspreekbaren naam. Het scheen, dat zij er nog juist aan ontsnapt was, om opgegeten te worden, en dus was zij nu van plan haar donkeren vrienden eeri tweede bezoek te bren gen, om ze eens wat betere manieren bij te brengen. Zij had de gewone mailboot gemist en daarom was zij op de Zolara terecht gekomen. Wij stoomden geregeld zuidelijker weldra werd het te heet voor de gewone dekspelletjes of welken anderen vorm van lichaamsoefening ook. Ik was al eens eerder langs die kust gegaan, maar zoo heet had ik het nog nooit gehad. De minste beweging kostte ons een geweldige inspanning. En om het nog erger te maken, stopte die schuit aan ieder mogelijk havenplaatsje om een handjevol lading in te nemen, of af te zetten, tot wij dachten, dat wij nooit van dien oven af zouden komen. Bertha Hawkins verdroeg de warmte beter dan wie ook aan boord. Zij was, zooals zij zei, wel eens op heetere plaatsen geweest. In smetteloos wit ge kleed deed zij voor het ontbijt haar gewone morgen wandeling over 't dek en gedroeg zich in het alge meen, of temperaturen van honderd graden pre cies waren, wat de dokter haar voorgeschreven had. Maar die arme mevrouw Christie leed ontzag lijk. Zij was nog nooit eerder Engeland uit geweest, haar bloed was aan die hitte nog niet gewend. Ik dacht werkelijk, dat zij op een gegeven oogenblik het bijltje er bij neer zou leggen. Maar al was het vleesch dan ook zwak, de geest was sterk genoeg en zij slaagde er in haar opgewekten glimlach tegen een ieder steeds ten beste te geven. Toen gebeurde er echter iets, dat de glimlach wel van ieders gezicht zou weg halen. Wij hadden juist Accra verlaten en het was de heetste dag, dien wij nog beleefd hadden. Het was zoo'n stoomende, ademlooze hitte, die je hersens schijnt leeg te zuigen. Wij zaten in de kajuit te lunchen, feitelijk een beetje te spelen met een stukje koud vleesch en salade, want voor het werkelijk gebruiken van een goeden maaltijd was het ons veel te heet. Plotseling ging er op de brug een fluitje. De kapitein en de chef-machinist keken elkaar eens verwonderd aanzij herkenden het fluitje als dat van de spreek buis van de machinekamer.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1934 | | pagina 20