in
door Frank F. Braun
No. 44
1420
Dergelijke vragen waren Basilius verre van
aangenaam. Het had er veel van weg,
alsof de secretaris van plan was, nadere
inlichtingen in te winnen. Zou hij tè hard
van stapel zijn geloopen 1 Had hij bij dezen jonge
man wantrouwen opgewekt
Hij knikte bereidwillig.
„Ik zal u de verschillende gegevens toesturen. Morgenvroeg zal ik mij er
direct mee bezighouden, mijnheer Zerny."
Toen scheidden zij weder.
Lena Bassenberg bemerkte, dat Basilius den tuin inging. De deur van
de serre bleef open. Zij volgde hem tot op de veranda.
Om 's hemelswil," fluisterde zij. „Met wat voor sommen reken jij Het
is absoluut uitgesloten, dat Bernhard bereid is 'n dergelijk bedrag te betahen!
Dat kruideniersgedoe 1" siste Basilius. „Het blijft bi] dat bedrag. Het
is ioüw zaak om er voor te zorgen, dat je hem overhaalt."
„Maar dat kan ik niet, heb toch medelijden, Basil. Wat moet ik mijn man
dan zeggen?"
De waarheid, als je daar de voorkeur aan geeft.
Zijn meedoogenlooze spot greep haar aan en zij moest zich aan de deur
VaSth<Bash hijgde zij, „je drijft mij nog tot het uiterste!"
"Ach wat!" antwoordde hij. Hij maakte een ongeduldig gebaar.
"Heb toch medelijdensmeekte zij.
Toen klonk er plotseling een vreemde stem.
Ik mag u misschien wel naar binnen brengen, ^mevrouw de avonden
ziin nog te koel, vooral na de warmte in den salon."
Het was Zerny - rustig en bedaard bood hij haar een arm aan. Van den
man die in het duister van de veranda stond, nam hij geen notitie, maar-het
was duidelijk, dat hij een gedeelte van het gesprek, misschien wel alles, had
g0h°Eén oogenblik bleef Basilius besluiteloos staan. Zijn gezicht stond somber.
Die idioot," gromde hij. „Die stomme idioot..
Toen wendde hij zich bliksemsnel om en stapte den tuin in. „Zoo gaat t
niet mompelde hij en liep in de richting van de straat. Bij het traliewerk
floot hij even. Onmiddellijk maakte zich uit de schaduw van een portiek
een gestalte los. Jean Jolly stak den straatweg over. Zij spraken twee minuten
met elkaar en toen verdween Jolly wederom in de schaduw aan de andere zijde
vamde straat. Basilius keerde snel naar het huis terug. De deuren stonden nog
ooen Toen hij op een gelegenheid wachtte om ongemerkt weer binnen
treden, riep Lena hem aan. Zij was weer van den secretaris weggeloopen en
had op Basilius gewacht. Zij pakte hem bij den arm, als was zij een bondge-
n00t!,ZVernyhvTrmoedt iets," sprak zij halfluid. „Wat moet ik doen, wanneer
hij mij iets vraagt
Basilius trok zijn arm terug.
„Houd hem aan den praat tot morgen, ant
woordde hij.
Maar Zerny kan nog vanavond naar mijn man gaan
en vertellen, wat hij heeft vernomen, toen hij luisterde.
En dan is alles verloren
Neen," sprak Basilius weer, „wanneer Zerny werke
lijk iets heeft gehoord,zal hij het niet tegen je man zeggen."
„Wat zal hij dan doen
In angstige spanning wachtte zij het antwoord af.
Zijn zekerheid verblufte haar. Hij kende den secretaris
toch nauwelijks.
Basilius wendde zich reeds om naar het aangren
zende vertrek-.
„Zerny zal hetgeen hij heeft vernomen bij zich
houden en het mee in het graf nemen," klonk zijn ant
woord op haar laatste vraag.
Zij volgde hem. Basilius had óf het gevaar niet be
grepen, óf hij onderschatte het. Zij was radeloos en had
bijna alle hoop opgegeven. Haar allereerste besluit kwam
weer bij haar op Farrenkorn in vertrouwen te nemen.
Farrenkorn was de eenige man, die hier raad kon geven.
Hij was ook de eenige man, die onvoorwaardelijk zou
zwijgen, wanneer zij dit van hem eischte. Farrenkorn
had een groote achting voor Lena Bassenberg. In niet
geringe mate deelde Lena in de vriendschap van den
advocaat voor den consul en zij wist onder alle omstandig
heden te kunnen rekenen op de hulp en den bijstand van
dien man. Farrenkorn was een mensch, die desnoods zijn
eigen persoon achter zou stellen bij de hare.
Dit inzicht gaf haar eenigen troost. In den eigenlijken
KORTE INHOUD VAN HET
VOORAFGAANDE.
Basilius, Alwin Jabusch en Jean Jolly
vormen een trio, dat besloten heeft misbruik
te maken van het feit, dat Lena, nicht van
eerstgenoemde en gehuwd met den consul
Bernhard Bassenberg, dochter is van een
man. die (inmiddels overleden) wegens
moord in de gevangenis heeft gezeten.
Zij willen haar compromitteeren tegenover
haar kennissen en haar dreigen het ver
leden bij haar man te onthullen. Het drietal
vertrekt naar Hamburg, waar Bassenberg
met zijn vrouw en kinderen, en een secre
taris, Zerny, woont. Basilius slaagt er in
bij Lena Bassenberg door te dringen. Hij
deelt haar mede. dat hij haar geregeld
geld zal afpersen. In haar angst neemt
Lena haar toevlucht tot Dr. Farrenkorn,
maar Jabusch belet haar dit. Tijdens dé
uitwerking van hun plannen ontmoet Jolly,
die met de beide anderen een verdieping
in een buitenwijk bewoont, den politie -
inspecteur Reussing. Om zich van dezen
lastigen indringer te ontdoen, wordt zeke
re Rydegger, die vroeger in de handen
van Basilius viel, naar Hamburg ontboden.
Hij moet met de eenige dochter van
Reussing kennis maken en zoo de gangen
van den inspecteur nagaan Rydegger
studeert in München, waar hij vriendschap
sloot met Ilia, een medestudente.
zin van het woord had zij, als echt- 5"
genoote van zijn vriend, nog nooit een
beroep op hem gedaan en wanneer zij thans tot
hem ging, zou het voor de eerste maal zijn, dat
zij buiten haar man om iets met hem ging be
spreken Zij meende hier echter volkomen toe gerechtigd te zijn, omdat zij
slechts dit ééne doel wilde bereiken haar man en haar gezin te bewaren voor
een ontnuchtering, misschien vóór een schande, waaraan zij persoonlijk
tenslotte geen schuld had.
Maar zou het haar iets baten betrof het hier een geval, waarin een mensch
kon helpen Zij overlegde met zichzelf. Farrenkorn was niet meer zoo heel
jong ongeveer van denzelfden leeftijd als haar man. Bovendien was hij met
gezond - zijn hart wilde niet zoo goed meer mee. Dit was het wat haar nog
deed aarzelen. Moest zij hem nu ook nog bezwaren met haar last Gedeelde
smart is geen halve smart, maar dubbele smart onder menschen, die elkaar
nó staan. Desondanks besloot ze het er toch maar op te wagen.
Toen ze Farrenkorn even later alleen in den salon trof, fluisterde ze hem
t0C Ik moet je zoo spoedig mogelijk alleen spreken, Franz. Zeg tegen niemand
iets Ga maar vast in de serre."
Hij zag haar ontsteld gezicht en knikte onmiddellijk. Eenige minuten
later wilde hij zich op onopvallende wijze verwijderen, maar juist op dat
moment stonden de andere gasten op om te vertrekken, zoodat hij zijn plan
niet ten uitvoer kon brengen.
De consul en Zerny begeleidden Pagel, Basilius en den kleinen bankier
door den tuin naar den uitgang. De straat lag donker en verlaten Deauto
van Bilsa stond voor. Pagel had zichzelf als het ware uitgenoodigd om met
hem mee naar huis te rijden, waarschijnlijk om te voorkomen dat hij gedwongen
zou worden met Basilius te voet terug te moeten gaan. Hij nam naast Bilsa
in den wagen plaats. De consul stond bij het portier en wisselde nog een paar
woorden met zijn vertrekkende gasten.
Basilius was met den secretaris eenigszins achteraf gebleven. Zij stonden
geheel in de schaduw. Basilius nam zijn hoed af en zei „0„„,ene
„Tot ziens, mijnheer Zerny. Ik zal u dus morgen de verschillende gegevens
in verband met die pannenfabriek laten toesturen."
Zerny nam geen notitie van de hand, die Basilius hem toestak Hij boog
zich eenigszins naar hem toe en sprak op zachten, doch duidelijken toon^
„U is een afperser. Ik heb uw onderhoud met mevrouw Bassenberg
gehoord."
„Zoo, zoo, hebt u meegeluisterd
Basilius moest tijd winnen. Wat de secretaris hem daar meedeelde had
hij reeds lang geweten. De tegenmaatregelen waren reeds genomen. Hij keek
om zich heen niemand sloeg acht op hen.
Gedempt vervolgde de secretaris
„Ik weet nog niet waarom het gaat, maar ik zal het
te weten komen en dan
„Zoo.zei Basilius nog. Hij had geen teeken ge
geven hij had eenvoudig, zooals afgesproken, den secre
taris mee ter zijde genomen. Hij was dan ook niet verrast,
toen plotseling achter den jongen man een donkere,
spookachtige gedaante opdoemde, een vuist werd op
geheven en deze met groote kracht op het achterhoofd
van den secretaris neerkwam. Het gaf 'n doffen slag, ge
volgd door een val. Zerny was op den grond neergestort.
De donkere gestalte verdween hierop onmiddellijk
opgeslokt door den donkeren nacht.
Twee, drie seconden wachtte Basilius om zijn vriend
een voorsprong te geven. Toen begon hij te schreeuwen
en te gillen, zóó doordringend, dat de consul zich ont
steld omdraaide.
Basilius stond tegen het hek geleund. Hij had de
handen voor zijn gezicht geslagen. Aan zijn voeten lag
de onbeweeglijke figuur van den secretaris.
Ze tilden hem op en ondertusschen vertelde Basilius
hakkelend en stootend wat er was gebeurd. Daardoor
verging er kostbare tijd. De moordenaar kreeg gelegen
heid om te ontkomen. Toen ze den secretaris in den auto
legden om hem naar het dichtnabijzijnde ziekenhuis te
brengen, bemerkten zij reeds, dat hij dood was. Ze zagen
elkaar aan doodsbleek.
De dokter stelde den dood definitief vast. Veroor
zaakt door een harden slag met een zwaar voorwerp
vermoedelijk een steen op het achterhoofd. De schedel
was verbrijzeld.
De onmiddellijk gewaarschuwde politie vond noch